Yang. Jaargang 13
(1977)– [tijdschrift] Yang–De ‘Saodades’ van Vlerick | |
[pagina 33]
| |
Na de veldtocht van 1940 - in een vluchtelingenkamp te Limogesontmoette de zestienjarige Vlerick voor het eerst de Gentse kunstschilder Verdegem. Deze vrij toevallige kennismaking zou echter spoedig uitgroeien tot een hechte en langdurige vriendschap (die zou blijven bestaan tot het overlijden van deze oudere meester). Eens terug in de vaderstad Gent, volgde onze jonge schilder de lessen aan de Stedelijke Academic Verdegem werd zijn bezielende meester. De herinnering aan deze begaafde kunstenaar - die ten onrechte nog geen nationale faam geniet - leeft nog altijd verder in de Gentse kunstwereld.
Een belangrijk aantal van de nu aldaar werkende artiesten behoren tot zijn oudleerlingen. Door een uiterst persoonlijke manier van snijdig spreken, onburgerlijk handelen en kenmerkend zijn, behoort hij voor immer tot de legende van de Gentse bohème. (Op de tentoonstelling van het Animisme, destijds te Antwerpen gehouden, waren verscheidene werken van hem opgenomen.) Vlerick spreekt nog altijd met onverholen bewondering over zijn leermeester die hem als een tweede vader deelachtig maakte aan het leven van de kunst. Vooral na de academietijd was het contact met Verdegem artistiek bevruchtend en menselijk verrijkend. Zo onthulde de bekwame meester hem een reeks ambachtelijke geheimen verbonden met het graveren en het drukken van etsen. (Thans geeft Vlerick zelf de etsklas in de academie.)
Een goed leraar betekent echter voor een jong kunstenaar terzelfdertijd een zegen en een vloek. De boodschap die men ontvangt kan zo groot zijn dat zij de eigen persoonlijkheid belet tot leven te komen. Dan speelt zich het drama van het volwassen worden af, van op eigen benen staan, met eigen vleugels vliegen, een nieuwe taal spreken. Ook Vlerick kende deze harde lange strijd, maar met de vreugde van de overwinning. Daarom kan hij nu zo sereen spreken over zijn meester.
De abstracte kunst hielp onze kunstenaar zich te bevrijden van een schatplichtige figuratie. Gedurende een ganse tijd borstelde hij bijna monochrome schilderijen met veel wit. Aldus kwam hij gelouterd uit de strijd om nu persoonlijke kleur te geven aan de eigen persoonlijke wereld. | |
[pagina 34]
| |
‘Kontrasten’In de tentoonstelling ‘Kontrasten’ te Antwerpen zijn een tiental ‘hangende tuinen’ van Vlerick opgenomen, en vormen aldaar een exotische oase, een paradijselijk oord met een rijke overvloed aan stralend licht en schitterende kleur. Voor de dichter opent zich hier een vergezicht dat tot wandelen noodt, een landschap dat men van heel dichtbij en heel traag wil ontdekken. De kunstenaar schilderde de wintertuinen vol grote sierplanten, met bladeren en naar vanille ruikende paarse en witte bloemen. (Reeds als knaap droomde hij van de warme gesloten zwoele ruimte met wit en groen.) Er straalt in zijn werken het ragfijne licht van de Leievallei. (De blauwe luchten en in de verten het wazige, wat ook de Vlaamse impressionisten bekoorde. Onze kunstenaar woont op een verbouwde hoeve in een gaaf gedeelte van Afsnee.) Soms lijkt het alsof het doek als een trillende watervlakte de poëtische geur van Venetie weerkaatst. Of is het een diepzeelandschap, of een lustprieel van een luchtkasteel uit een gekleurde dagdroom? | |
SaodadesIn het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel stelt Vlerick nu een reeks werken tentoon onder de titel ‘Saôdades’. Aan dit moeilijk juist te vertalen woord hecht de kunstenaar de betekenis van weemoed, verlangen naar menselijk contact, spleen omwille van het alleenzijn. Hij plaatst het begrip in zijn ruimste betekenis door hieraan alle mensen die gestorven zijn en ook zij die nog moeten geboren worden, te verbinden. In de tuinen wonen nu tere wezens. Hier treft men een frele schouder, daar een fijn gezicht. Over het ganse doek zijn soms ogen en lippen verspreid af en toe gemengd met edelstenen. Veelal is het gelaat verdubbeld, gespleten. Ook treft soms pijnlijk de rode vorm van een open wonde, van een nieuwe kwetsuur. De doeken van Vlerick bezitten een treffende rijke aanwezigheid. Met een strenge zorg bouwt de kunstenaar zijn werken op. Laag na laag strijkt hij geduldig de fijne kleuren uit, als slierten mist doordrongen van zonnestralen. Opvallend in de vormgeving van Vlerick is de beeldende kracht van het licht die als het ware het ganse doek draagt. Dit wordt meteen duidelijk bij het zien van een werk in zwartwit foto; de ganse structuur blijft bestaan, men heeft de indruk voor een fijngevoelige ets te staan, gedacht in subtiele schakeringen van licht en donker. Deze kwaliteit verbaast des te meer daar men bij het aanschouwen van een werk van onze | |
[pagina 35]
| |
meester in de eerste plaats getroffen wordt door de fijne subtiele kleurschakeringen. | |
TraditieZoals vroeger Verdegem, oefent nu Vlerick een grote invloed uit op de jongeren te Gent. Er is iets wonderbaars in de kracht en de waarde van de bestaande traditie in oude kunstcentra. Niettegenstaande de sterke internationale stromingen zien wij hoe in ons land gebieden als Antwerpen, Brussel en Gent naast elkaar, echter met verschillende kenmerken, blijven bestaan. Over twee wereldoorlogen heen, sluit Vlerick enerzijds bij de Vlaamse impressionisten aan en anderzijds bij het symbolisme van Minne. Zijn werk gegroeid uit deze gedegen overlevering, staat stevig in de levende kunst van vandaag.
Jan Piet Ballegeer De Financieel-Ekonomische Tijd, 23.2.1968 |
|