Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 15 (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 15
Afbeelding van Yang. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 15

(1979)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]

XII

Die avond kreeg ik de terugslag van de voorbije gebeurtenissen. Ik zat alleen in mijn kamertje en legde de Walsfantasie van Glinka op mijn pick-up, een stukje dat mij door zijn ongekunstelde eenvoud altijd wel wat opwekt. Het klonk me nu als een banale straatwals in de oren. Ik zette de plaat af, deed het licht uit en zat verslagen naar het rode puntlicht van de stereo-installatie te staren. De nerveuze spanning was vervangen door een doffe neerslachtigheid, die mij het besef bijbracht, dat ik mij zonder weerstand voor de dood zou neerleggen, als mijn tijd - nu al - gekomen was.

Ik mocht Olio nooit gekraakt hebben. Zelfs als ze erin geslaagd zou zijn mijn carrière als onderwijzer te breken, had ik altijd nog wel iets anders kunnen proberen.

Te laat.

Een beetje afwezig dacht ik aan mijn handschoenen. Misschien zaten er kleine stukjes leer onder de nagels van het lijk.

Er volgde geen koortsachtig denkwerk nu, maar een traag moeizaam aaneenrijgen van mogelijke toekomstige activiteiten: weggooien, in een vuilnisbak stoppen, aan iemand geven. Ik geraakte zelfs niet tot een definitieve keuze...

Voor het eerst kwam ook het pistool in mijn gedachten, een Luger, die vader waarschijnlijk als oorlogssouvenir behouden had. Ik had hem nooit bekend dat ik het moordtuig als zestienjarige tijdens een van mijn speurtochten op zolder gevonden had. Ik koesterde er geen agressieve bedoelingen mee, eerder zag ik het ding als een middel om er een kom-af mee te maken als ik geen uitweg meer zag. Rond negen uur zag ik een serie korte lichtflitsen voor mijn ogen dansen en werd ik beslopen door een vrij zwakke doch kloppende koppijn, duidelijk uiterst links van mijn voorhoofd gelocaliseerd.

[pagina 146]
[p. 146]

Héél geleidelijk, alsof ze langs een minutieus geregelde potentiometer streepje voor streepje opgedreven werd, verergerde de pijn. Was dat migraine, de pijn waarvan moeder zo dikwijls zei ‘dat ze haar hoofd open en toe deed slaan’?

Ik ging moeder vervoegen in de keuken. De TV stond aan. Moeder zat doodernstig, zonder enige belangstelling, naar het zoveelste pseudo-humoristische feuilleton te kijken.

Ik volgde een tijdje haar voorbeeld, maar ik voelde me slaperig en misselijk en ging voor één keer eerder dan moeder naar bed.

Het werd een verschrikkelijke, maar ook eigenaardige nacht ik sliep bijna niet, mijn bloed pompte alsmaar pijn naar mijn arme hoofd - maar ik had ook vrijwel geen besef van tijd. En altijd weer herkauwde ik hetzelfde tema... bezoek bij een meisje waarop ik verliefd was, met haar kozijn Tom, een vriend van mij... ze bleek alleen thuis te zijn... Tom stootte haar aan en zij stootte hem aan, een intimiteit waar ik totaal buitenstond... hij es zot van u, zei Tom... laat em dan maar zot blijve, zei Arlette.

Ik zag daarbij geen beelden, het was een soort nachtelijke dagdroom, maar met een dwangmatige inslag. Op sommige momenten liepen de namen door elkaar Arlette werd Norma, weer Arlette, Nadine, weer Arlette.

En nog een tema: ik stond met Nadine in de klas met de plint... ik ontkleedde haar... ik nam haar in mijn armen... we vielen op de stekelige turnmat... ai, zei Nadine.

Ik weet niet hoeveel keer die scènes door mijn half verdoofd brein gedraaid werden.

Tegen vijf uur ging de pijn langzaam over, ook de misselijkheid verdween. Ik kon zelfs nog een uurtje slapen.

- Het begint te regenen, zei Vader. En hoe es 't mee de stakinge?

- Veur de manne die gien inkomste niemeer ên wordt het lastig.

Hij knikte.

- Den tijd da dokwerkers en mijnwerkers hiel den boel koste stille legge es voorbij. 't Er zijn te veel camions. We gaan stillekesaan naar een periode gelijk vroeger. Hêw ze dom... da zulde gulder nu moete doen - en zorg-t-er veure dan d'er veel werkluze zijn. Ne mens weet rap dat er tiene geried staan om zijn plaatske te pakke. Ik ê veel tijd om te peize, jongen.

Da zulde gulder moete doen... Ik kwam tegen die uitspraak in opstand, maar had genoeg respect voor de nuchtere levensbe-

[pagina 147]
[p. 147]

schouwing van mijn vader om het waarheidsgehalte van de uitlating te overwegen. Er was sedert mijn jeugd ontzettend veel veranderd op de lagere school: moderne wiskunde, spelen met verzamelingen in plaats van tellen en rekenen, veel te abstrakt voor die kleintjes naar mijn oordeel, de ene taalmethode na de andere met een altijd wisselende terminologie, tema's voor aardrijkskunde en geschiedenis... geen basis meer. Met wat goede wil bleek het inderdaad mogelijk de stelling te verdedigen dat ergens alle moeite gedaan werd om de basis grondig te saboteren. Als je de fundering opblaast, valt de rest vanzelf.

Ik zat op de tram, keek naar de gezichten rondom mij kauwende jongens, kwebbelende meisjes, ouderen die zwegen en er al moe uitzagen nog voor ze moesten beginnen. Ik luisterde maar niet naar de gesprekken. Het was warm in de tram, ik deed mijn handschoenen uit en legde ze naast mij op de bank. Koornmarkt. Uitstappen. Ik diende erg lang te wachten om over te stappen en werd maar gewaar dat ik mijn handschoenen op de tram had laten liggen toen ik koude handen kreeg. Ik kwam laat op school toe, een paar minuten voor het belde. Geen nieuws over Olio.

Ik vulde landerig de afwezigheidslijst in en haalde de huiswerkschriften op.

Binkels had zijn werk niet gemaakt.

- Ik ben moeten weggaan met mijn ouders, zei hij.

Gewoonlijk aanvaard ik een dergelijke uitvlucht niet. Ik rechtte mijn rug, haalde diep adem om uit te schieten, dacht aan de fiets.

Ik knikte eens.

Binkels had aandachtig de transformatie gevolgd. Een gepuzzelde maar tevreden uitdrukking glom op zijn gezicht.

Er bestaan zo van die ongeschreven wetten in het onderwijs. Een ervan is dat de aanwezigheid van een inspecteur op school onmiddellijk doorgeseind wordt.

Een leerling van Bob stak mijn deur open, overhandigde mij een stukje papier met één naam erop: Delens.

Ik had nog nooit een inspecteur in mijn klas gehad. Het schijnt dat die mensen zodanig overstelpt worden door administratief werk dat ze heel weinig tijd hebben om hun pedagogisch werk naar behoren uit te voeren.

Ook een middel tot sabotage flitste het door mijn brein: alles omkeren en geen leiding geven.

Mijn apatie werd weggezwiept door de angst voor controle van de meerdere.

Ik kreeg nauwelijks de tijd de leerlingen hun schrift van rekenen te laten nemen voor de vraagstukkenles. Binnen zonder

[pagina 148]
[p. 148]

kloppen. Verrassingseffect.

 

Delens ziet er groter uit dan hij is door zijn kaarsrechte houding en het maniertje om zijn hoofd altijd enigszins naar achteren te strekken. Eerder aan de magere kant, heel netjes en klassiek uitgedost: grijs driestukspak, sober-rode das, glimmende zwarte schoenen. Hij keek eerst langzaam de klas rond, knikte eens en kwam naar mij toe.

- Meneer De Hul, geloof ik. De klas ziet er flink uit.

Hij sprak overgeciviliseerd, vormde een aantal klanken vooraan in de mond. Het klonk alsof hij zijn woorden knabbelde. Hij telde vlug de leerlingen en liep naar de aanwezigheidslijst. Typisch, dat is wettelijk gezien het enige waarmee een inspecteur je de das kan aandoen. Laat je leerlingen met de kaarten spelen, zeg met een stalen gezicht dat ze aan het rekenen zijn en groepswerk beoefenen, hij staat betrekkelijk machteloos, maar o wee als je lijst niet juist ingevuld is.

- Uw agenda, meneer. Hum... vraagstukken, goed. Begin maar.

Ik stelde mijn eerste vraag al.

- Wie heeft er al iets over het woordje percent gehoord?

Het werd een gewone, vlotte les, wat de Ouwe, ondanks alles, plezier deed maar de inspecteur frustreerde.

Ik constateerde tot mijn eigen verbazing dat ik mij niet overmatig opwond, het bezoek van Delens was tenslotte maar een kruis meer op het kerkhof.

Hij raadpleegde opnieuw mijn agenda.

- Lichamelijke opvoeding, fluisterde hij.

- De turnleraar is ziek, meneer de inspecteur, zei de Ouwe. Het gezicht van Delens klaarde op.

- U weet, meneer Den Hul, zei hij, dat lang niet alle collega's zo fortuinlijk zijn door een gymleraar bijgestaan te worden. Kunt u nog een gymles geven?

Ik slaagde erin te knikken.

Delens ging al naar de deur.

- De sprongen over de plint, fluisterde de Ouwe mij in het oor. Ik zal hem over het feestje spreken. Dat maakt een goede indruk.

Op naar 't schavot. Het is normaal dat je er niet al te gelukkig uitziet als er een inspecteur op bezoek komt.

Onder het strenge oog van de directeur gingen mijn schaapjes gedisciplineerd de trap af.

De meisjes kleedden zich om in een lokaaltje naast de keuken, de jongens in een hoek van het gymlokaal.

De directeur volgde de jongens, bleef erbij.

[pagina 149]
[p. 149]

Ik begreep het maneuver.

Delens schraapte zijn keel, trok wenkbrauwen en kin extra hoog op.

- Meneer Den Hul, zei hij, men heeft mij verteld dat u enige moeilijkheden gehad hebt in verband met uw houding tegenover sommige vrouwelijke leerlingen.

Hij sprak altijd zo.

Die ‘men’ zal wel de directeur geweest zijn.

- Ik geloof, ging Delens verder, en meneer de directeur gelooft het met mij, dat je het slachtoffer ben van uw jeugdige onwetendheid. Men kan in ons vak niet voorzichtig genoeg zijn, jongeman.

Ik luisterde nauwelijks. Koortsachtig overwoog ik de twee mogelijkheden... de plintoefening weglaten ondanks de aanbeveling van de directeur... zou later verdacht schijnen... dus... Het zweet brak mij uit.

Delens hield zijn kin nog hoger dan gewoonlijk. Hij beschouwde mijn verwarring als een uiting van deemoed om zijn reprimande.

- Weet echter, zei hij, dat ik geen moment zou aarzelen de strengste maatregelen te nemen, als ik ook maar het kleinste bewijs zou vinden, dat u op een schandalige wijze misbruik zoudt gemaakt hebben van de mogelijkheden, die uw functie u biedt.

De meisjes sijpelden binnen, meestal getweeën. De meesten zaten in de pre- of puberteitsperiode, hun lichamen deden al het mogelijke om een massa bloot vlees buiten de spannende turnpakjes te drijven.

Ik vernauwde mijn bewustzijn, begon met de les, concentreerde mij volledig op de oefeningen; liet alleen de gedachte doorkomen dat het eigenlijk voordelig kon uitvallen als het lijk langs mij om ontdekt werd.

- De plint, Binkels, Labien, haal de plint.

Mijn stem klonk nodeloos luid. Ik had alle oefeningen meegedaan, zag rood en zweette. Even kreeg ik de indruk dat mijn bewustzijn langzaam wegzijpelde. Asjeblief, niet vóór de ontdekking van het lijk, bad ik.

Ik zag door een waas de twee jongens vrolijk op het toneel spingen en achter de coulissen verdwijnen.

Ik liet de leerlingen op de Zweedse banken plaats nemen, ankerde mij vast aan een klimraam. Een eeuwigheid ging voorbij.

Een rush! Binkels en Labien stoten mekaar in hun haast. Nu staan ze doodsbleek, bevend op het toneel. Labien wringt zijn mond in allerlei bochten, krijgt geen woord naar buiten. Asse-

[pagina 150]
[p. 150]

broek begint te lachen. Die lach bevrijdt Binkels.

- Meneer, zegt hij, er... er ligt iets in de plint... iemand. Nu kan ik handelen. Ik spring naar voren, wip op de planken, ren naar de klas. Het bovenste deel van de plint ligt op de grond, het achterste van Olio steekt uit de bak, met haar hoed er bovenop.

Ik blijf bij de deur als aan de grond genageld staan.

Delens en de Ouwe duiken naast mij op.

Ik wijs met trillende hand naar de plint.

Delens gaat er zelfbewust op af, blijft plots staan, snuift - nu riek ook ik de doodsgeur - staart met wijd open ogen naar het lijk. Een aantal tinten van rose tot rood defileren over zijn gezicht, hij deinst achteruit en klampt zich vast aan de Ouwe.

- Da's de hoed van Olio, zegt die.

- Kom, zegt de inspecteur.

Binkels en Labien stonden van achter het hoekje te loeren. Ze haastten zich vlug naar de zaal terug.

De inspecteur had zich hersteld, hij vond dat hij het roer in handen diende te nemen.

- Laat de leerlingen op de speelplaats, meneer, zei hij. Als ze aangekleed zijn, natuurlijk.

De directeur stond er bij als een beklagenswaardige oude vent; alle pose was van hem afgevallen.

- Kom, zei Delens, we moeten de politie verwittigen.

Ik ging op de speelplaats. Het regende niet meer maar de grond was nog nat. Ik stond moederziel alleen tussen een vuilgrijze hemel en een vuilgrijze tegelvlakte. Ik zocht steun bij de kale kastanjeboom die van tijd tot tijd nog een regentraan op mij losliet.

De kinderen waren stukken eerder klaar dan in normale omstandigheden. Eerst troepten ze rond mij, overstelpten mij met vragen.

- Is 't de juffrouw van 't eerste? Is ze dood, meneer? Hebben ze haar doodgeschoten?

Ik betuigde mijn onwetendheid.

Binkels antwoordde wel op de laatste vraag.

- Ik denk het niet, er is daar nergens bloed te zien.

Dan liepen ze naar de moordklas. Onderaan was het raam gewit, maar de tijd had de verf hier en daar weggevreten. De stoutste jongens gluurden door de vlekken naar binnen. Assebroek ging zelfs op de vensterbank staan. De meisjes bleven in mijn nabijheid, ze probeerden hun stemmetjes zoveel mogelijk in toom te houden. Zulma repte zich op haar dikke pilaren naar mij toe.

- Es 't waar, menier? Ochiere da schaap. Zit z'in diene bak?

[pagina 151]
[p. 151]

'k Ga rap d'andere gaan verwittige.

De directeur had zijn autoritaire houding teruggevonden.

- Meneer Den Hul, jaag die kinders van voor die klas weg, riep hij vanuit de deuropening.

Ze gingen al, begonnen spelletjes uit te denken.

Ik trok de wacht op bij het raam. Vanwaar ik stond kon ik nog net de harige grijze hoed op de blauwe rok zien liggen. De rok had de kleur van haar ogen. Ik wendde vlug mijn blik af.

Niemand dacht blijkbaar aan bellen. Het was tien over tien toen Bob met zijn klas op de speelplaats verscheen, vrijwel onmiddellijk gevolgd door de anderen.

Mijn leerlingen werden door hun kornuiten bestormd.

- Wat es t'er gebeurd?

Mijn collega's schenen ten zeerste onder de indruk. De mannen gingen toch een blik op de plint werpen, de vrouwen bleven huiverend zo ver mogelijk van de klas verwijderd.

Er werd niet veel gezegd. Alex probeerde toch een keer cynisch te doen.

- Zou ze verkracht zijn? zei hij. Maar hij kreeg geen greins op zijn gezicht en de frons op het voorhoofd van Bob snoerde hem voor de rest van de speeltijd de mond toe.

Een wijkagent arriveerde net toen de bel ging. Hij vatte post voor het raam.

Het was even over half elf toen we in de klas kwamen. Ik begreep dat er niet veel meer in huis zou komen van lesgeven. Ik gaf de leerlingen een gemakkelijke taaltaak en liet ze daarna een tekening maken ter illustratie van een boeiend fragment uit hun boek van de schoolbibliotheek.

Ze babbelden er lustig op los, maar in mineur.

Ik liet ze doen.

Ik hield de deur open.

Auto's stopten voor de school, portieren werden dichtgeslagen. Ik ging vlug eens kijken: gerechtsdienaren van alle slag begaven zich naar binnen.

Kort daarop... de directeur, hijgend, ongelukkig.

- Binkels en Labien, meekomen.

Vanuit mijn darmen voelde ik de angst opklimmen, ik besefte dat ik van dit moment af geen rust meer zou kennen.

De jongens waren na enkele minuten al terug. Ze glunderden allebei door het schijnwerpereffect.

- Ze hebben ons alleen maar gevraagd of we alles gelaten hebben zoals het was, zei Binkels.

Waren ze geïntimideerd door de aanwezigheid van al die vreemden op school, of koesterden ze toch een zeker respect voor de dood, feit is dat de kinderen geen misbruik maakten

[pagina 152]
[p. 152]

van mijn duidelijke apatie... die plots onderbroken werd.

Zwaailicht.

Overwippen tot bij het raam. Een draagberrie werd uit een ziekenwagen gehaald.

Terug in de klas. Ik bleef bij de deur staan, gespannen luisterend.

Zeker tien minuten lang verroerde ik mij praktisch niet. Een portier werd opengeslagen.

Het bericht van de moord moet in een minimum van tijd onder de buurtbewoners verspreid zijn, want er stonden zeker al meer dan twintig mensen tegenover de school samengetroept. Daar kwamen ze.

Door het intreden van de rigor mortis was het lijk van mijn slachtoffer versteend tot een verwrongen obscene wangestalte, die lichtjes wiebelde bij het overbrengen in de ziekenwagen. Ik voelde het bloed uit mijn hoofd wegtrekken, klampte mij vast aan de vensterbank. Mijn bewustzijn zakte even weg, kwam er weer door. Ik keek op, wat verdwaasd.

Binkels stond naast mij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken