Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 15 (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 15
Afbeelding van Yang. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 15

(1979)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

XIII

- Doof de schijnwerper, roept Maes.

Het is tekenend dat zijn bevel opgevolgd wordt.

- Pas op voor glasschilfers, roept hij naar beneden, en remt daarmee de stormloop af - heel kort maar, de druk van de achterban is te sterk.

- Ja, zegt Maes, en hij slaat de ruit in.

Hij constateert met genoegen dat de kinderen door de scherven niet kunnen getroffen worden.

Hij zoekt steun op het raamkozijn, voelt de glasresten onder zijn schoenen kraken, bukt zich en springt naar binnen.

Brekend glas doet de moordenaar omkijken. Hij ziet de uitstulpingen in het gordijn en een silhouet afgetekend tegen de zwak verlichte avondhemel.

Ra komt me halen - de sneeuw heeft de hemel verwittigd - één offer volstond - ik zal onder de Groten opgenomen worden.

Hij blijft in overgave staan met het pistool losjes in de hand. Voor de meisjes is het glasgerinkel nog een schok bij. Louise start een nieuw gilkoor. De wakkerste jongens beleven het als het startsein om tot actieve weerstand over te gaan.

- We moete die banke deraf krijge, fluistert Frank Doelman. Maes en Assebroek knikken. Beetje bij beetje verschuiven ze de zware schoolbank.

Het is nog vader Briel die in de gang komt aanzeulen met een metalen zitbank uit de eetzaal.

Duym heeft net voldoende ruimte gekregen om zijn schouder tegen de deur te zetten. Hij herkent Briel - ‘Smerige sluikwerker’, bromt hij en grijpt naar de bank... Briel wil ze niet loslaten, maar hij staat te wankel op zijn benen om ernstig weerstand te bieden... Duym rukt ze uit zijn handen... mept

[pagina 154]
[p. 154]

hem daarbij onvrijwillig tegen het hoofd.

Zatte Briel zijgt ineen en wordt als overbodige rommel opzij geschoven.

Bij de tweede slag al begeeft het slot. De deur wordt opengerukt, de kast is er nog. Met de zitbank wordt het zware gevaarte nu centimeter na centimeter opzijgewrikt.

Vanuit zijn auto overschouwt de rijkswachtcommandant het terrein met de typische mentaliteit van de verlichte despoot. Elke massa heeft het intellectueel peil van het domste van zijn elementen, meent hij; en er zit altijd wel iemand in met het verstandelijke vermogen van een kind van zes jaar, dus... Vermits hij zelf over een vrij goede synthetiserende intelligentie en een hoge emotionaliteitsdrempel beschikt blijft hij bij elk publiek optreden ijzig kalm en slaagt hij er bijna altijd in voor delicate situaties een oplossing te vinden, waarbij zowel voor zijn mannen als voor de massa een minimum aan agressive krachten wordt vrijgemaakt.

- Eén man blijft in elke wagen, beveelt hij rustig. De anderen maken eerst de stoep vrij, sluiten dan achter de laatste wagen de straat af, verspreiden zich langs de voorzijde van de school, zo dat niemand langs daar meer binnen kan en drijven dan de mensen van voor het gebouw weg. Ik verwacht hoogstens wat mondelinge tegenkanting. Het zijn de kijkers, die zich daar bevinden.

En de potentiële sadisten, denkt hij er in stilte bij.

Hij is zo zeker van zijn zaak, dat hij niet blijft zitten om het verloop van de actie te controleren, maar zich rustig naar de school begeeft om zijn volgende zet voor te bereiden. Geen ogenblik dreigt hij uit te glijden...

De taxichauffeur heeft het op het einde van de lange steenweg weer moeilijk.

- We zoe'n Lucky toch nie alliene meuge late, zegt moeder Den Hul. Het is lang geleden dat ze nog het troetelnaampje voor haar zoon gebruikt heeft. Hij wil het niet.

- Stop ne kier, zegt haar man. Ik zal were kiere, ga gij bij u zuster Solange.

- Ik wil meegaan, schreit het mensje.

- Ge zoedt gij daar nie gerake, jong, zegt de man. Ik ben geweune van in da were buite te zijn.

Moeder Den Hul dringt niet meer aan.

De vader stapt uit en begint de lange weg terug... ontzettend eenzamer dan de directeur, die achter zijn bureau in het halfduister zichzelf zit te beklagen.

Hij heeft het licht uitgedaan om minder scherp de roerloze gedaante op de grond te zien, het lijk van Binkels, bedekt met

[pagina 155]
[p. 155]

een grote lap stof uit de voorraad handwerkmaterieel.

- Ik zet hier nooit meer een voet binnen, zegt hij tegen het portret van de stichter van de school, dat plechtig boven de schoorsteenmantel prijkt. Nooit meer...

Maes heeft nooit de onderrichtingen van zijn sergeant vergeten: als je van een hoogte moet springen, laat je min of meer voorover vallen... Hij komt veilig op de grond terecht.

Hij versterkt zijn naar voren neigende impetus, grijpt de onderkant van de gordijnen en wipt ze over zijn hoofd heen.

Het is donkerder in de klas dan buiten en een moment is hij blind. Instinctief duikt hij achter de bank weg.

Nauwelijks bewust ervaart hij dat zijn maat links onder de bescherming van het gordijn ook goed geland is, terwijl de kraanman rechts onder de druk van een sterk gevoel van onveiligheid - onbeschermd in de lucht hangen - zijn sprong verkeerd berekend heeft en nu vloekend achterover tegen de zware radiator valt.

Maes weet dat hij het zelf moet doen, hij is het sterkst gemotiveerd. Hij kijkt boven de bank uit. Hij onderkent vaag de gestalte van de moordenaar, merkt dat het pistool in zijn richting wijst, maar de ontspannen houding van de moordenaar geeft hem hoop. Toch voelt hij zijn maag dichtnijpen. Met twee sprongen is hij op en over de bank, met één zwaai slaat hij het pistool uit de hand van de moordenaar.

Het wapen valt kletterend op de grond en glijdt onder de banken van de meisjes.

De moordenaar reageert niet, en ook Maes blijft besluiteloos staan.

Nu het beslissende moment voorbij is, blijkt, dat hij de hele tijd zijn beslissingen genomen heeft onder een intellectuele overdruk, zo'n beetje als de dronkaard, die al zijn krachten inzet om zijn huis te bereiken en eens over de stoep bewusteloos ineenstort.

Zijn knieën knikken. Hij kan alleen nog uitbrengen, met bibberende stem.

- Jan, steek het licht aan.

Het is niet Jan Maes maar Frank Doelman die als een slang onder de bank doorglipt en zijn arm ver genoeg achter de kast krijgt om de schakelaar te bereiken.

De inslag van het licht tezamen met de klap van de vallende bank na het laatste zetje van Assebroek werken op de klas in als een plotselinge donderslag na een dag van zware bewolking. Geen enkele prikkel dringt echter nog significant door tot de geest van de moordenaar, het licht doet hem alleen maar onaangenaam aan. Zonder er echt belang aan te hechten neemt

[pagina 156]
[p. 156]

hij het beeld van de opgewonden meisjes in zich op.

Rosette heft hoopvol het hoofd. Louise staat al recht met haar arm in het bloederig verband voor zich uitgestrekt, een uitdrukking van ekstatische verwachting op haar gezicht. Anita klemt in wilde vreugde de twee kleintjes tegen zich aan.

- Ge gaat een stuk chokla krijge, zegt ze. Ge zij vrie brave geweest.

Simonneke droogt haar traantjes. Ze is er nog niet helemaal gerust in, maar ze laat zich meeslepen door de algemene golf van verlichting. Ze heeft niet zoveel hinder ondervonden van de tragedie. Van bij 't begin heeft ze zich aan een miezerige platte wanhoopsstemming overgeleverd, die alles grijs en evenwaardig maakte. Nu aanvaardt ze even gemakkelijk de mogelijke redding en is ze klaar om weer haar gewone egale gemoedsrust zonder hoog- noch laagtepunten op te nemen.

Voor Norma is de strijd voorbij: niets of niemand kan de groep nog beletten door te breken. Misschien is híj er ook bij. In elk geval kan ze op het rendez-vous zijn om zeven uur.

Norma is de enige die nog niet helemaal gerust is. Ze houdt de moordenaar voortdurend in het oog. Ze constateert zijn onverschilligheid tegenover de aanval, begrijpt zijn passiviteit niet.

Heeft hij nog een troef in handen?

Voor alle zekerheid maakt ze zich zo klein mogelijk.

Nora is zich het duidelijkst van de toestand in de klas bewust. De moordenaar heeft ze volledig afgeschreven, ze voelt aan dat hij al niet meer van deze wereld is, maar ze ziet ook de gevaren van de stormloop. Ze stelt zich voor wat er allemaal kan gebeuren als zo'n massa volk in een minimum van tijd de klas binnendringt.

Haar vader is zeeman, haar moeder is weinig thuis, doet hier en daar schoonmaakwerk. Nora is gewoon haar plan te trekken.

- Marie-Rose, zegt ze, we zullen moeten proberen hier zo vlug mogelijk weg te geraken, anders riskeren we nog vertrappeld te worden.

Maar ze vindt geen gehoor. Marie-Rose is zodanig door de massageest meegesleept, dat ze enkel eens knikt zonder echt te beseffen waarover haar vriendin het heeft.

Een wriemelende mensenhoop verdringt zich voor de deur.

De achterban, vervuld van de agressieve massageest, maar ongehinderd door de angst voor het pistool, drukt de mannen in de vuurlijn steeds dichter op mekaar. Die worden verplicht alle veiligheidsgevoelens opzij te stellen en door geestdriftig werken hun angsten te vergeten. Aangezien het bijna allemaal naaste of

[pagina 157]
[p. 157]

verre familieleden van de kinderen zijn blijkt dit niet zo moeilijk.

Het is Duym die de kast ver genoeg opzij wrikt om een man door te laten, maar hij geraakt niet als eerste in de klas, Lampens glipt nog net onder zijn arm door.

Duym volgt onmiddellijk.

Beide mannen worden in de eerste plaats gedreven door hun haat voor de moordenaar, maar wanneer ze die in het felle licht zien staan - stil en onschadelijk - met lichtjes openhangende mond, wijdgesperde ogen, een totaaluitdrukking van krankzinnige verdwazing op het gezicht, valt hun woede.

Chris - weinig genoemd - een kleurloos en bangerig figuurtje valt bijna als laatste slachtoffer in het drama. Van bij de eerste dreiging heeft hij zich onder de verste bank verstopt en is daar verlamd van angst de hele tijd blijven liggen. Nu alle gevaar geweken schijnt, kruipt hij uit zijn schuilplaats te voorschijn, net op het moment dat de tweede bank, die al een tijdje labiel stond te wiebelen, naar beneden dondert.

Zijn kreet van pijn als hij het gevaarte nog net tegen zijn schouder krijgt doet alle aandacht weer naar de kinderen ombuigen. Maes herwint zijn krachten; hij negeert de moordenaar als hij met lange passen naar zijn zoon toeloopt, die onbeweeglijk, met half geheven armen vergeefs een wilde vreugdekreet probeert te slaken. Uiterlijk vertoon van genegenheid is geen gewoonte in de familie Maes. De vader drukt alleen de jongen eens tegen zich aan, die nu, door de aanraking volledig bevrijd, op een bijna dierlijke wijze zijn vreugde uitschreeuwt.

Bij Duym is 't een echte kusjesfamilie: kusje bij 't opstaan, bij 't weggaan, bij 't terugkeren en bij 't slapengaan. Louise rukt zich ook resoluut van de groep weg en duikt zonder rekening te houden met haar verwonde arm vanop een meter afstand in de armen van haar vader. Ze klampt zich aan hem vast en herhaalt alsmaar: ik wil ier weg, ik wil ier weg, ik wil ier weg... Tussen vader en zoon Lampens bestaat er een liefde-haat-verhouding, die zelfs hier tot uiting komt in een vrij bezadigde begroeting: een korte omhelzing, een paar droge snikken van de jongen. Ook zij willen zo vlug mogelijk buiten, vrij zijn. Zo wordt de stroom naar binnen zeer vlug afgeremd. Wat gemakkelijk gaat vermits de toegangsweg nog niet verbreed is. Duym sluit nu de weg volledig af.

- W'ên em, jongens, roept hij. Hij es zijne revolver kwijt. We gaan de kinders buite brenge. Laat ons deure.

Het duurt enige tijd voor de druk voldoende afneemt, maar Duym geeft geen duimbreed toe en slaagt er tenslotte in zijn dochter buiten te krijgen.

Nadat de antenneman zijn gekneusde maat recht geholpen

[pagina 158]
[p. 158]

heeft, buigt hij zich uit het raam en schreeuwt de verlossende mededeling uit:

- De kinders zijn gered! W'en em!

Men remt geen stormloop met woorden. Tien, twintig man bestijgt de ladders. Er staan er al vijf naast elkaar, maar dan wordt de middelste door de drummende mensenvloed onderuit geschoven en sleept in haar glijval de vier andere mee.

De stormlopers tuimelen over en door mekaar heen als de verdoemden bij de zondeval.

Een wat oudere man met een gebroken arm tracht zich met van pijn verwrongen gezicht vanuit het mensenkluwen los te maken.

Het enthousiasme voor de aanval is gebroken. De mensen op de speelplaats beseffen dat ze toch niet allemaal in de klas kunnen en ze herinneren zich dat ze soms ook nog deel uitmaken van de spionkop van hun favoriete voetbalploeg.

Een lied past hier niet, maar een slogan wel.

- Geef d'em ons, we lynchen em! Geef d'em ons, we lynchen em!

De rijkswachtcommandant luistert onverstoord naar het gescandeerd geroep. In de grond heeft hij er niets tegen dat de moordenaar gelyncht wordt. Pakt men hem op dan pleit zijn advokaat krankzinnigheid en loopt hij over tien jaar weer vrij. Vermits de commandant zich verheugt in het bezit van twee dochtertjes onder de tien vindt hij dat niet zo'n aangenaam perspectief. En het mooie is dat hij niet verantwoordelijk kan gesteld worden voor het uit de hand lopen van de situatie. Zijn werk, het ontruimen van straten en school zal vlot verlopen, daarvan is hij nu al zeker.

Hij benijdt de man niet die hier de leiding van de politie-aktie in handen had...

De commissaris staat op zijn oude plaats tegen de muur van de speelplaats. Na de dood van Binkels is hij compleet ineengestort. Hij is verplicht geweest de man met het geweer te laten terugtrekken. Hij heeft de schande ondergaan hulpeloos toe te kijken terwijl zijn mannen zich door de massa lieten opslorpen. Hij heeft een troost, de andere kinderen zijn gered heeft hij begrepen.

Maes regelt de evacuatie.

- De meisjes eerst, zegt hij.

Zo'n vijftien mannen en vrouwen zijn in de klas binnengeraakt. Ze weten niet goed wat ze nu dienen aan te vangen. Ze staan rondom de klas opgesteld, klaar om in te grijpen van zodra de moordenaar zich roert. Maar die staat duidelijk bewustloos ritmisch op zijn hielen te wiebelen.

Geen van de redders beschikt over voldoende agressieve

[pagina 159]
[p. 159]

krachten om aan de oproep van de massa te voldoen en de moordenaar door het raam af te voeren. Je koelt je wraak niet op een levenloze mannequin. Ze maken ook geen deel meer uit van de groep, ze hebben hun individualiteit herwonnen, doordat ze hun doel bereikt zien.

Ze zijn dan ook blij dat ze nu een taak hebben. De een na de ander ontfermt zich over een van de kinderen en leidt ze naar buiten.

Het wegvallen van Louise heeft de eenheid van de groep verbroken. Hun uitgelaten vreugde is voornamelijk door de afwezige, ongevaarlijke houding van de moordenaar al fel afgezwakt.

Ook in de gang is de spanning al zodanig gedaald dat er geredelijk plaats gemaakt wordt voor de ouders van de kinderen. Frank en Norma snikken het samen met hun moeder uit in een heerlijk janktrio begeleid door het koor van de aanwezige vrouwen.

Anita's vader heeft de handen vol om snotneusjes schoon te maken.

Rosette houdt zich groot. Ze domineert gemakkelijk haar zwakke moeder - vader is er vandoor.

Magda omhelst alle mannen in de buurt.

Simonneke stapt als een robotje met een buurvrouw mee. Labien en Assebroek voeren samen met hun respectievelijke vaders een wilde rondedans uit.

Chris verdwijnt ongemerkt.

Voor Nora is er niemand. Ze lijdt er niet onder, een kennis drukt haar vlug eens tegen zich aan. Ze is veruit de kalmste van de kinders.

Louis is de enige die een laatste blik op de onderwijzer werpt, vooraleer hij zich tussen de indringers doorwringt. Hij heeft het meest geleerd uit het drama. Niemand kijkt naar hem om, hij is de ‘schele’, hij is vuil en heeft een vies karakter. Nora gaat naar hem toe. Ze vindt hem ook ver van sympatiek, maar dat telt nu niet. Ze tikt lichtjes op zijn schouder. Woorden worden niet gewisseld. Is ook niet nodig. Zijn hart gaat open, maar alleen voor haar. Het spijt hem dat de moordenaar het zo vlug opgegeven heeft.

En dan herkent hij boven het geroezemoes uit een geluid dat hem te goed bekend is, het gegrol van zijn vader die zijn roes uitslaapt.

Samen met Nora zoekt hij de slapende dronkelap op.

Hij kijkt met gemengde gevoelens neer op de liggende man, ziet een buil als een duivenei boven het linkeroog. Hij laat zich vermoeid naast zijn vader neerzakken.

- Hij es toch uuk gekome, zegt hij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken