Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 15 (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 15
Afbeelding van Yang. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 15

(1979)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 166]
[p. 166]

XV

De rijkswachtcommandant taxeert de massa in de zaal en op de trap. De mensen zijn nog zeer opgewonden, maar hij maakt zich sterk dat hij mits wat geluk gemakkelijk tot in de klas geraakt. Het zou mooi zijn als hij zonder slag of stoot de moordenaar kon inrekenen.

Hij wandelt langzaam maar zeker door de vlottende massa naar boven. De slogan rolt nog altijd over de speelplaats.

- Geef d'em ons. We lynchen em!

De stijgende opwinding van de laatste minuten moet culmineren in een volledig succes. De kinderen zijn gered, maar de moordenaar leeft nog. De autoriteiten hebben gefaald om hem in zijn moordlust te fnuiken. De menigte kan hen niet vertrouwen voor het toedienen van de straf die hem moet treffen. In geen van de samenstellende individuen wordt die gedachte bewust uitgedrukt, ze woelt in de duisternis van het onderbewuste, tezamen met andere soms zeer primitieve gevoelsstromen: de jachtdrang, anders door sport gesublimeerd, kan zich hier in al zijn naaktheid uitleven... naijver tegenover de onderwijzer, de man die tijdens de vakantie met de werkende mensen lacht... die hen in hun jeugd soms wreed gedomineerd heeft... naijver voor de geilaard die een kindvrouwtje bezeten heeft, menen ze tenminste... instinctieve drift om hun kroost te beschermen... opgekropte woede voor de mislukking van de staking.

Het is tenslotte een reus van een vent, die met geen van de kinderen in betrekking staat, die de beslissende aktie uitvoert.

Hij heeft ruzie gemaakt met zijn vrouw, hij is razend op de rijkswacht, hij is in zijn schooltijd door een sadistische onderwijzer voortdurend uitgelachen en gepest om zijn hardleersheid.

[pagina 167]
[p. 167]

Eerst roept hij een paar keren.

- Wa gaat er daar van kome!

dan laat hij zijn agressieve

krachten vrij. Hij wringt zich tussen het mensenvlees door tot bij een ladder, roept - laat me deure - beklimt met drie stappen tegelijk de ladder, en duikt de klas in.

Hij kent de moordenaar niet, maar merkt onmiddellijk waar die staat, in het midden van de klas, beloerd door de weinige mensen die er zich nog bevinden.

Van de kinderen is alleen Jan Maes nog in de klas, hij blijft bij zijn pa. Louis is pas weg.

De bevrijders worden net weer geconfronteerd met het probleem van hun verdere actie als de reus opduikt. De moordenaar kijkt in zijn richting.

De redding zal uit de hemel komen.

Hij voelt hoe hij door een goddelijke kracht opgetild wordt en de ruimte invliegt.

Hij wordt niet gewaar dat zijn hele onderarm door een stuk glas opengereten wordt als de reus hem met een krachtige zwaaibeweging door het venster keilt.

Hij suist naar een verre oranje zon toe, langs een menigvuldigheid van zachte witte sterren, maar nadert te dicht een zware planeet en wordt door vreselijke onaardse wezens in zijn vlucht gestuit en onweerstaanbaar naar beneden getrokken.

De mensen onder het raam zien het silhouet van de reus met zijn projectiel tegen het licht afgetekend, horen zijn kreet - ier es 't ij - en proberen in paniek van de plaats weg te komen waar het lichaam zal neerkomen.

Er wordt gegild, gestampt, gevallen, en in extremis net genoeg ruimte gemaakt om de landing zo hard mogelijk te maken. Hij heeft noch de wil, noch de kracht gehad om tijdens de vlucht zijn gestrekte houding te veranderen, alleen wordt instinctief het hoofd beschermd. Zijn rechterschouder vangt de eerste klap op... schouderblad en sleutelbeen knakken af... het hoofd kwakt tegen de grond en het bewustzijn slaat uit. Een wat trage dikkerd krijgt nog een natrap van de inslaande voet.

Woedend springt hij op het roerloze lichaam, hij schrikt van zijn reactie en werpt het magere wrak zo ver mogelijk van zich af. Uit de gapende wonde in de arm spatten druppels slagaderlijk bloed naar alle kanten uiteen.

Het oorverdovend triomfgehuil, opgestegen bij het verwezenlijken van de massa wens houdt nog altijd aan, maar het verstomt in het gebied waar het lichaam terecht komt.

[pagina 168]
[p. 168]

Je hebt gemakkelijk met de wolven mee te huilen - we lynchen hem - maar wanneer je direct met het slachtoffer geconfronteerd wordt verandert er wel iets. Het groepje stapt terstond uit de massa-ban, geen van de individuen wil de verantwoordelijkheid van de laatste slag dragen. Het is daarbij niet bepaald aangenaam met bloed besprenkeld te worden, al is het dan nog moordenaarsbloed. Ze reageren op dezelfde manier als de dikkerd: twee-drie mannen rapen het slappe lichaam op en werpen het zo ver mogelijk van zich af.

Er zijn een paar lichten in de klassen aangestoken en de achterban heeft vlug de techniek in de mot. Reeds bij de tweede opzwaai wordt het verstillend triomfgeschreeuw omgezet in een traag crescendo-decrescendo verlopend-hooôop-evenwichtig verlopend met de boog die het lichaam in de lucht beschrijft. Voor Bob Adino is dit te veel. Alex is ergens in de massa verdwenen, maar hij heeft zich de hele tijd in de buurt van de keukendeur opgehouden. Op geen moment heeft hij echt van de massa deel uitgemaakt. Het doet hem wel wat, hij heeft zich altijd sterk sociaal geëngageerd, en hij aanvaardt hier ook de actie van het volk, maar hij voelt toch ook nog een soort binding - hoe zwak ook - met Den Hul, en die drijft hem op dat ogenblik naar binnen.

- Ze hebben hem uit het raam gekegeld en nu maken ze er een spelletje van, zegt hij.

De inspecteur hoeft geen vraag te stellen, de uiting impliceert dat de kinderen vrij zijn.

Nadine valt terug in de realiteit, toch slaagt ze erin haar pas herwonnen evenwicht vrij goed in stand te houden.

Ook Zulma komt binnen.

- En toch was da in de grond ne brave mens, zegt ze.

Gevieren luisteren ze naar het verzwakkende hop-koor.

- Een kind dat een platte kei over het water laat scheren, zegt de inspecteur. Het zal niet lang meer duren.

Inderdaad, intensiteit en toonhoogte van de roep verzwakken geleidelijk. Waar het moordenaar-slachtoffer neerploft vormt er zich een massa-ontbindende kring die zich steeds verder uitbreidt.

De herrezen individuen worden zich plots bewust van honger, koude voeten, van bloedvlekken op hun nette kleren...

Ze hebben de neiging zich te verwijderen van de plaats waar ze de moordenaar aangeraakt of ontweken hebben. Ze willen nog niet echt weg, maar ze drijven langzaam uit het centrum naar de rand toe. Er komen vrije sneeuwplekken in het centrum, elk rond een kern van bloed.

De eenheid van massa verdwijnt.

[pagina 169]
[p. 169]

Er was al een begin van splitsing toen min of meer actieven hun passende plaats zochten; de eerste echte breuk kwam er bij de bevrijding van de kinderen: de vreugde om het weerzien verdrong voor een grote menigte passieven de haat tegenover de moordenaar.

De volgende afsplitsing kwam van buitenuit, als rijkswachters vrijwel zonder weerstand de menigte van voor de school opzijdreven.

En nu wordt ook de meest agressieve kern aangetast. Agenten en brandweerlui maken zich het eerst vrij. De commissaris ziet de ene politieman na de andere in zijn omgeving opduiken.

Hij voelt zich nog te murw om enige geïrriteerdheid te laten blijken.

Een laatste hop...

Er wordt geen agressieve kracht genoeg meer opgebracht om het spelletje verder te zetten.

De kei zakt... de laatste kring ebt weg.

De losse luitjes wijken een beetje angstig uit, maar zoeken nog elkaars nabijheid om niet te vlug in hun gewone eenzaamheid te moeten onderduiken. Ze blijven op een redelijke afstand van het gekneusde bloederige lichaam staan.

Is hij dood?

Nee, hij krijgt zelfs nog even het bewustzijn terug.

Alles is wit... alles is wit.

Het begint weer harder te sneeuwen.

De kring om de gestrafte wordt langzaam groter, langzaam groter.

Ik heb het gehaald... het is koud, maar alles is wit.

Nog wat stil, maar duidelijk toch, klinkt de stem van een vrouw op.

- Zouden we geen brancard moeten doorlaten?

Als de rijkswachtcommandant in de klas komt, nadat hij met genoegen de vreugde van de bevrijde kinderen in zich heeft opgenomen, staat daar een reus van een vent door het raam te braken.

De reus keert zich om en stapt zonder iemand aan te kijken naar buiten. Hij ziet er ellendig uit.

De politieman laat zijn blik in de klas rondcirkelen: geforceerde deur, vernielde kast, verhakkelde banken, een tijdfries aan de muur met vlotte tekeningen in felle kleuren, een grote kaart van Europa-natuurkundig, twee rijen banken, halfopen gordijnen, gebroken ruiten, glasscherven, een trede, lessenaar, een tekst ‘De dieren in de winter’ op het bord.

Drie mannen en een jongen verdringen zich voor het raam. - Ik veronderstel dat het niet veel zin heeft te vragen wie hem

[pagina 170]
[p. 170]

naar beneden geworpen heeft? vraagt hij rustig terwijl hij de kijkers vervoegt.

Glas knerpt onder zijn schoenen. Onaangenaam geluid.

Niemand antwoordt. Vader en zoon Maes kijken op, de jongen heeft tranen in de ogen.

- Dat moesten ze nu toch ook niet doen, zegt hij.

- Misschien zou er iemand van jullie kunnen vragen om een paar verplegers de speelplaats op te sturen, suggereert de rijkswachter... er zal wel iemand in het bureau van de directeur zijn.

De twee helpers van Maes haasten zich de klas uit.

- Als ik er onmiddellijk mijn mannen op afgestuurd had, was hij gered, zegt de politieman.

- Ten koste waarvan... replikeert Maes.

Het klinkt nogal bitter.

- Ze kunnen zo stom zijn...

- U manne uuk, Maes gaat plots op dialect over, wacht even, vervolgt dan gewoon...

Het zijn mensen. Het schijnt stil na de laatste -hop.

Van boven uit gezien lijkt de zich langzaam terugtrekkende massa een scène uit een film van Eisenstein te spelen. Zelfs de kleuren kloppen, onder invloed van de sterke oranje lampen in het havengebied schijnen de mensen irreëel, onaards verwreed.

Twee verplegers met een draagberrie betreden de lege cirkel met de wit-gestippelde donkere gedaante in het midden.

- Ik vraag me af of hij het anders zou gewild hebben? zegt de politieman.

- Ik vrees dat het te laat is om hem die vraag te stellen, antwoordt Maes.

Hij rilt, de koude valt plots op hem neer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken