Yang. Jaargang 17
(1981)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 100]
| |
De letter ‘R’steven er naar toe
dat ligt aan de andere zijde van deze blauwheid
een magneet steekt onder de waterspiegel
waarin het eiland van de lucht erboven wordt weerkaatst
mijn tong trilt tegen haar gehemelte voor het onderscheid
en houdt mij met het leven bijeen
| |
Vanzelfsprekendin een dekor van straten gaat een mens
achter de koelissen van deze huizenrij
ligt de wereld van waar hij is
de mens gaat en gaat als moest hij ergens heen
ondertussen vult hij zijn hoofd met vragen zoals
‘van welke klok is de zon de slinger?’
of nog ‘waar vind ik de lift die mij voert door de tijd?’
vragen waarop het antwoord vanzelfsprekend is
| |
Een ongevalbloed dat ten tonele verschijnt nog voor het besef
en een gordijn wordt voor de aan het oog onttrokken wonde
sprakeloos daar niet meer voortgestuwd
geen arm of been meer hier voor mij
slechts opgevulde pop
en geen gevoel aan de overzij van deze huid
zelfs niet het lichte prikken
van de reeds voltrokken ankylose
| |
boobom aan hun lot te ontkomen maken
de twee nullen van de dood
soms gekke sprongen:
dodo slaap zacht en niet meer wakker
leidt de leidtoonspanning niet naar de do?
dood, ook in een waterplas blijf je herkenbaar
het landschap te vergeefs van de bomen en het bedriegelijk
licht in hun blaren
dat dit bos van spiegel tot spiegel voor mij verzint
en waarin ik wil geloven tot de
| |
[pagina 101]
| |
![]() | |
Een tekeninglangs de weg van deze lijnen
ontstaan de zovele beelden
lauweren en veren
waarmee het leven zich tot op dit punt heeft getooid
wanneer het besef ontstaat dat iedere lijn enkel naar haar dood voert
wordt aan deze tekening dan ook prompt een einde gesteld
een waarnemer zou hierop achteloos te kennen geven
dat de tekening ‘af’ is
| |
Cirkusjij sterft aan mij
ik gaat aan zichzelf dood
heen en weer boven deze piste
voel ik mij nog het best
in evenwicht over de gedachte draad
die ik lees in de ogen van jan publiek
het kwade is kwaad het goede eveneens
elk ik is ooit zijn eigen lenig akrobaat
bouwend aan zijn val
| |
[pagina 102]
| |
![]() | |
Een raadselonlangs zag ik midden in een weide
een enorme cypres
zijn aanwezigheid daar leek mij totaal onverklaarbaar
tenzij eeuwen voordien
ufo-wezens de boom op deze plek hadden geplant
nieuwsgierig naar de boodschap kwam ik naderbij
en merkte dat de boom hol was
toen ik in zijn holte keek
zag ik dat zij leeg was
| |
Misschien wel mijn levenswerker dient nog veel aan deze mijn bast gedokterd alvorens
de levenssappen er ongehinderd hun doortocht van kunnen maken
en ik (‘ik’)
hun wijdvertakte, groenbebladerde
spreekbuis
boek-huis in het nog te lezen landschap
huis-boek voor jou vreemdeling
assimilcursus van de steeds niet genoemde taal
hiervoor echter moet nog volstrekter gezuiverd
de niet te stillen honger
van deze mijn wortels
de nijpende vraagtekens die mij met deze planeet verbinden
en die zich slechts - weet ik het niet reeds? -
met de komende winter verzoenen kunnen
| |
[pagina 103]
| |
![]() Gedichten: Francis Cromphout - Tekeningen: Jean-Pierre Wenseleers.
het tijdstip waarop het gordijn
de doorzichtigheid van een web verkrijgt
het kantwerk van de nerven
is wat van dit blad nog rest in deze lente
waar alles weer het groene segment is opgerend van de bol
deze bol is wat blijft als alle beelden vervagen
om van te houden om mee te wentelen
tot ik opnieuw
opnieuw ik
|
|