de grote leermeester van D'Havé.
Ik kan niet verhinderen beide figuren even in gedachten te confronteren, want ze behoren tot dezelfde kunstenaarsfamilie: een vader-zoon relatie zou men kunnen zeggen, maar dan met het privilege van de wederzijdse keuze, een band die het genetische kan overtreffen. Beiden liggen ze nu op de Campo Sancto. Verdegem werd pas vele jaren na zijn dood, door de inspanningen van culturele nekrofielen, op dit eerbiedwaardige kerkhof gedeponeerd. Alsof het belang heeft waar je botten liggen. Verdegem zou waarschijnlijk voor de bewerkstelligers van deze posthume reis maar één aanspreektitel geuit hebben: ‘kluutzake’.
Eveneens een geliefkoosd epithethon ornans uit de mond van Camille, maar hem hebben ze onmiddellijk op de honorabele plaats gedeponeerd. Ik schreef bijna ‘tijdig’ in de plaats van ‘onmiddellijk’.
Gelukkig kon ik deze verspreking redigeren, want beiden stierven ze veel te vlug, in ongeveer gelijkaardige omstandigheden, Camille (54) nog jonger dan Verdegem (60), beiden in de volle rijpheid van hun artistieke expressie. Geen van hen was uitverteld. Misschien is het gek om beide namen zo te verbinden. D'Havé mag onder zijn generatie als de meest trouwe leerling van Verdegem beschouwd worden en dit niet zozeer wat de artistieke stijl betreft, maar eerder wat de ganse levensstijl betreft: een anti-conformist, een anarchistisch Seigneur, een volks aristocraat (d.i. het tegendeel van een bourgeois socialist), een marginaal zonderling die als vrijdenker handelde volgens een innerlijke noodzakelijkheid en die zich onder geen beding zou neerleggen bij de uiterlijke waarden van de geestelijk platte burgers. U begrijpt wat ik bedoel: zij waren echter, zij hadden zichzelf uit één stuk gemaakt, per generatie heeft men geen computer nodig om ze te tellen. Hun verknochtheid aan de zelf ervaarde werkelijkheid maakte hen immuun voor elke schijnwaarde. Er was voor hen trouwens maar één waarde: hun oeuvre, de enige manier om aan het fundamenteel zinloze van deze wereld te ontsnappen.
Het gelijktijdig commemoreren van D'Havé en Verdegem, heeft niet enkel tot doel om een onbetwistbare parallel te schetsen, maar ook om aan te tonen hoe geestelijk verbonden een kunstenaarsmilieu wel is.
Het grote aantal op de begrafenis aanwezige kunstenaars wijst in die zin. Verdegem is de geestelijke vader van tal van vijftigers, zelfs in die mate dat hij de geestelijke grootvader is voor een aantal dertigers. Tot deze laatste groep kan Roobjee als lichtend voorbeeld dienen, die ook qua levensstijl verwant is aan het hierboven beschreven profiel.
In zeker opzicht voel ik mezelf ook verbonden met die geestelijke stamboom. Niet toevallig spreken Roobjee en ik elkaar aan met ‘neef’. Een figuur als D'Havé beschouw ik dan ook als een geestelijke oom, waarvan ik nu pas besef wat er voor mij aan verloren is gegaan.
Het is een soort verbondenheid die moeilijk objectief te beschrijven valt, omdat er een evolutie mee gepaard is gegaan in mijn verhouding tot hem. Als kind keek ik naar hem op, zoals kinderen wel meer doen ten opzichte van bevriende generatiegenoten van hun ouders. Langzamerhand werd hij een oudere vriend met wie ik levenswijze gesprekken kon voeren, en een borrel te veel drinken. Ik heb te weinig borrels te veel gedronken met Camille.
Willem Elias