Yang. Jaargang 17(1981)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Vera De Brauwer Je tooit je met een blanke sluier Tere bloesems zweven hoog boven jouw vloek; jij voelt ze niet, de harde koepel heeft geen deuren. Het zoete rozenparfum kan jou niet bereiken, dus zoek je troost om dat gemis in goedkope spuitbusgeuren. Bontgekleurde vogels slaan hun vleugels in volle vrijheid uit, buiten jouw macht. Want die in je reservaat leven hou je aan teugels, hun vlucht is beperkt, hun nest is de nacht. 's Morgens vroeg doet de zon ginds diamanten fonkelen. Jouw matglazen druppels, plensend uit lekke dakgoten, kunnen dat wonder niet evenaren. Zonnestralen monkelen om je ‘namaakdauw’ voor de heloten. De wind scheert ruw over jouw flats, zijn zachtheid voor het lover is hij hier vergeten, en terecht! Eenzame stammen kreunen om het donderend lawaai dat hen opensplijt tot levenloze planken. Jij, ademloos, hen verstikkend in een gevecht. Je verbergt massa's scherven van gebroken dromen van een kind en steelt de ode aan de liefde van een eenzame dichter. Je wiegt hen niet in slaap omdat je hen niet bemint. Hun verdriet loodzwaar... je sluier is lichter! Alléén als de lente in jou zal herboren zijn, zul je de sleutel vinden die je kwijt bent. Dan pas zul je weer licht zien, vogels horen en van je knellende boeien worden bevrijd. De blanke sluier kan je grauwheid niet verbergen, stad. Vorige Volgende