dat het hier waarschijnlijk om onvermogen gaat. Zelfs op school worden betere opstellen geschreven. Elke uitgever van stand had zich tegen het opnemen van dit verhaal verzet.
Ten slotte is er nog het taalgebruik. Tulkens schrijft een stroef en lelijk Nederlands dat in Nederland bekend staat als zijnde het Vlaams. Registerverschil is de man onbekend. Iedereen in zijn verhalen praat als de dokter in het gezondheidsmagazine van de BRT. Hij kent het onderscheid niet tussen een paspoort en een identiteitskaart en om niet te moeten zeggen dat een vrouw kletst als een viswijf schrijft Tulkens dan maar: ‘Als een visverkoopster begon ze plotseling aan één stuk door te ratelen.’ Het boek staat vol schitterende zinnen als ‘Een roestbruine mantel bedekte haar schoot en daarbovenop lagen haar werkhanden, als in gebed bij elkaar gevouwen’ en ‘Aanvankelijk contesteerde ik zijn vrijgevigheid nog welgemeend, later beleefdheidshalve, ten slotte alleen nog pro forma’.
Ik begrijp best wel dat Tulkens verhalen wou vertellen, maar hij had ze moeten schrijven ook. In een ambtelijk taaltje een idee uitwerken en dat opschrijven is niet voldoende.
Bovendien lijden alle verhalen onder het effectbejag dat niet alleen uit de onderwerpskeuze blijkt (schizofrenie, moord, jaloezie, genialiteit en gekte,...) maar ook uit het krikkemikkige taalgebruik. Een scheldkanonnade bijvoorbeeld ‘Stenen des aanstoots, dat zijn jullie. Onbekwame druktemakers, doordrenkt van praalzieke verwatenheid’.
Er is ook nogal wat ‘razernij’ en ‘waanzinnige uitleg’ en natuurlijk mogen ook een ‘afschuwelijke grijns’ en ‘duivelse hardnekkigheid’ niet ontbreken. Bovendien plooit een geleerde, om in de stijl van Fu-Manchu te blijven ‘zijn mond weer in de gewone, wat gepijnigde, enigszins verachtende uitdrukking van het onbegrepen genie.’
Joris Tulkens schrijft ouderwetse plot-verhalen en dat kan men hem niet kwalijk nemen, dat is zijn persoonlijke keuze. Maar hij wil science-fiction en flauwe anekdotes (De voyeur, Streepjes zonlicht) voor literatuur doen doorgaan en dat is een vergissing.
Tulkens is uit op effect en hij probeert filosofische stellingen te verwerken in verhalen die qua onderwerp verwant zijn aan pulp, fantastiek en SF. Hij beschikt duidelijk niet over een stilistisch vermogen dat aan zijn verhalen een literaire brille zou meegeven.
Precies omdat Tulkens in een gebrekkige stijl belangwekkende uitspraken wil doen over de aard van de werkelijkheid, zet hij een proces in gang dat als Verkitschung bekend staat. Zijn verhalen behoren voor mij dan ook tot de categorie van de literaire kitsch.
Joris Tulkens, De macht van het getal. Manteau, Antwerpen, 1988.