Yang. Jaargang 37
(2001)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 36]
| |
![]() | |
[pagina 37]
| |
// dossier _MIMESIS
| |
[pagina 39]
| |
Bert Bultinck
| |
[pagina 40]
| |
copywriter Jan Krikke, lijkt soms zo authentiek banaal dat je zou gaan denken dat het dat ook is. Het gaat over een man die in een slachthuis werkt en die zinnen schrijft als ‘De werkelijkheid overtrof rijkelijk onze verbeelding’, maar dan zonder aanhalingstekens. Het andere fragment komt uit Ipso facto van de Russische Fransman Iegor Gran en beschrijft hoe een man zijn leven ordent door alle documenten die zijn leven uitmaken zo secuur mogelijk te archiveren. Hij kijkt af en toe door het raam, onder meer om zijn chaotische overbuur uit te lachen. Lo, and behold: semantiek. Gwennie Debergh doet het verhaal van het woord ‘mimesis’ en toont accuraat aan hoe de originele, Platoonse betekenis (‘nabootsing’) in de westerse geschiedenis met concepten als ‘uitbeelding’ en ‘realisme’ is verstrengeld geraakt. Hoewel zij deze Babylonische verwarring betreurt, versterkt haar essay toch het gevoel dat een en ander niet toevallig is. Trouwens: KLIMOP! ER GROEIT KLIMOP! Marc Reugebrink kijkt naar wat Arjen Duinker doet en fouilleert ondertussen ‘ding’-poëzie en haar lezers. Wat vermag een lezer tegen een dichter die met een latex vinger zijn neigingen inspecteert. Wat vermag een dichter tegen een lezer die met een latex vinger zijn neigingen inspecteert. Geert Buelens vraagt zich af wat het begrip ‘mimesis’ in de poëzie zou kunnen betekenen en komt naast Ludwig Wittgenstein, Eddy Van Vliet en Dirk Van Bastelaere ook zijn eigen poëtica tegen. Ook onze recensierubriek staat in het teken van de werkelijkheid: Dirk Van Hulle bespreekt Mark Z. Danielewski's House of Leaves en Daniël Rovers heeft het over de realiteit van Koen Peeters' Acacialaan. Het is tijd om af te sluiten, gewoon een afsluitend woordje, iets om mee te eindigen. In het reeds genoemde ‘Pastoralia’ duikt regelmatig een variant van de volgende zin op: ‘Late in the night my fax makes the sound it makes when a fax is coming in’. Zinnen zoals deze zijn bijna programmatisch: ze vleien zich aan de tautologie aan, doen denken aan pleonasmen, zijn toch informatief, zelfs referentieel, en laten de lezer tegelijkertijd graag weten dat ze van taal zijn gemaakt. Ze zijn expliciet non-metaforisch. Dat doet denken aan een van de voorspellingen van Jean Baudrillard, de hitsige Fransman. Hij heeft het in zijn pulserend essay ‘After the orgy’Ga naar eind[1] onder meer over de onmogelijkheid van avant-garde, maar probeert toch te formuleren hoe het nu verder moet. De tekst is wild en vaak ook verward, af en toe zelfs ronduit contradictorisch. Tussen zoveel tegenstrijdigheid lopen toch enkele rake diagnoses verloren: ‘The possibility of metaphor's disappearing in every sphere’ is er zo eentje. ‘[B]ecause for there to be metaphor, differential fields and distinct objects must exist But they cannot exist where contamination is possible between any discipline and any other’. Baudrillard stelt dat alleen metonymieën nog mogelijk zijn, meer bepaald ‘virale metonymieën’. De teksten in dit dossier getuigen volgens mij allemaal in meer of mindere mate van die partiële verdwijning van de metafoor. Als Achilles hier nog een leeuw wordt genoemd, dan verwijst men niet langer naar de spierballen van de Homerische held, maar naar een leeuw die Achilles wordt genoemd. Baudrillards tekst is een erg mooi voorbeeld van wat Geert Buelens in zijn essay de vertolking van een ‘levensgevoel’ noemt: de filosoof zit met zijn neus op de feiten en gaat | |
[pagina 41]
| |
graag aan die feiten ten onder. AIDS, transseksualiteit, kopiemachines, TV-schermen: het is Baudrillard allemaal even explosief. De onmiskenbaar apocalyptische toon zou wel eens een gevolg kunnen zijn van een bewuste, bijna libidineuze weigering om afstand te nemen. Uiteindelijk antwoordt hij enigszins voorspelbaar dat, nu de bevrijding totaal is, de productie van simulacra van bevrijding het enige is wat ons nu nog rest. Hij is zelf zoals wel vaker eerder dubbelzinnig wat betreft de inschatting van dat soort voorspelling: mocht dat inderdaad zo zijn, is dat dan een goede of een betreurenswaardige zaak? Wij wensen met dit dossier wél afstand te nemen: de bevrijding is bijlange niet totaal en voor we aan het steriele simuleren beginnen, lijkt het reflecteren nog altijd zoveel boeiender. Ik hou wel zijn vraag over, want die blijft pertinent: ‘The orgy in question was the moment when modernity exploded upon us, the moment of liberation in every sphere Political liberation, sexual liberation, liberation of forces of production, liberation of the forces of destruction, women's liberation, children's liberation, liberation of unconscious drives, liberation of art The assumption of all models of representation, as of all models of anti-representation [] We have pursued every avenue in the production and effective overproduction of objects, signs, messages, ideologies and satisfactions Now everything has been liberated, the chips are down, and we find ourselves faced collectively with the big question WHAT DO WE DO WHEN THE ORGY IS OVER?’ Hier volgt alweer een poging. |
|