| |
| |
| |
| |
| |
| |
Arjen Duinker & Kees 't Hart
Dialoog in gedichten in dialoog
Ambitie
Na mijn ontmoeting met de wapenhandelaar
Liep ik, om erover te vertellen, een bierzaak in.
Ik zei dat ik de aarde onmiskenbaar vond,
Tot op de dag van vandaag een ruiterlijke waarheid.
Ik zei ook dat de papegaai van de handelaar zweeg.
Met meer waarheid had ik niet kunnen spreken.
En ik zei dat zijn ambitie hem deed zweten,
Een waarheid die herinnerde aan het toevallige.
En ik zei nog iets over de prijzen van de wapens,
Waarheid die alle ontmoetingen met pijn overgiet.
| |
| |
| |
De dingen
De dingen maken het liefst met dingen kennis
Ze kennen voorkeuren en douanebeambten
De echte dingen zijn altijd de gelukkige dingen
De dingen zijn het liefst geen woorden maar dingen
Die door de dingen aan de dingen toekomen
Het liefste zijn ze takel stofbril en borstel
De dingen zijn het liefst toegankelijke dingen
Die zo gevoelig mogelijk voor poeder zijn
Het liefste nemen de dingen geen afscheid
Het liefst nemen de dingen geen afscheid
Van de dingen omdat ze dingen willen zijn
En zich de andere dingen willen voorstellen
De dingen zijn het liefst hoedenspelden
Zonder dat ze aan hoedenspelden denken
| |
| |
| |
Abstracties zijn dingen
De wil is minder concreet dan een lege fles
Maar abstract en ding ook al is hij geen lege fles.
Kijk dan toch, abstracties zijn dingen!
Waarom wordt dat niet vaker gezegd?
De kenmerken van de onvindbaarheden
Komen via de rug van de kat
Bij de augurk in het gras.
Het gras is abstracter dan de vraag
Wat de lenige augurk daar te zoeken heeft.
Abstracter dan de hoogmoed van de dop,
Dan de betoverende geur die uit redenaties komt,
Uit het temperament van de weg
En uit dingen die in hun idioom
| |
| |
| |
Teil
De teil is een ongeloofwaardig voorwerp
Ze heeft een open kant waarin water gaat
Een afgesloten zijde waarop een leger
Aan schoenen en melkbekers kunnen vallen
Soms loopt de teil leeg en is dan te vergelijken
Met wat we denken te zien als we beter kijken
De teil ziet de dingen in de contouren van de dingen
De gewoonte het papier en het licht van de wekker
Niets is kunstmatig aan de teil
Ze verdeelt de ruimte in ruimte
Neemt een plaats in precies daar
Waar we haar mochten verwachten
| |
| |
| |
De noodzakelijkheid van een vogelboek
voor Euf Lindeboom
Vogels horen de dingen die over hen worden gezegd.
Ze vliegen heen en weer en vangen transparante woorden.
Vogels houden van woorden die ze niet kunnen verstaan.
Over zulke woorden spreken ze met andere vogels.
De veren van vogels zijn gemaakt van die gesprekken.
Vogels houden van de dingen die over hen worden gezegd.
Ze willen niet weten wat transparante woorden betekenen.
Over hun veren weigeren ze een gesprek te voeren.
Ze houden van transparante dingen die ze niet kunnen zien.
Vogels vliegen heen en weer en vangen zichzelf.
| |
| |
| |
De dichter
Ik wilde later geen dichter worden
Omdat het me niet goed uitkwam
Ik beschikte niet over kennis
En ik vond niet dat ik erbij paste
Ik was vastbesloten te maken
Wat paste wat precies paste
In mijn hoofd zetten zich
De verschillende zinnen niet vast
Ik had mijn hoofd er niet bij
Ik was in die tijd blindelings
Nergens voor in de wieg gelegd
Ik was niet aan zinnen begonnen
Ik vertelde over Althusser
En de ideologie van verlangen
Ik was absoluut geen dichter
Ik was blind als een vogel
| |
| |
| |
Greep
Wie woont er in de kamer naast het veld?
Daar woont een man die dingen rubriceert,
Dingen die pret en plezier en lachbuien geven
En naar boenwas en spiegels ruiken.
Wie woont er in de kamer aan het water?
Daar woont een man die dingen opvouwt,
Omdat hij morgen op het vliegtuig moet
En vanavond een voetbalwedstrijd wil zien.
Wie woont er in de kamer aan de straat?
Daar woont een man die dingen koestert,
Dingen die ontstaan uit andere dingen,
Dingen die hun naam aan de natuur danken.
Wie woont er in de kamer bij de keuken?
Daar woont een man die dingen bekijkt
Zonder er een gedachte aan te ontlenen,
Van belang voor lamp en tafel en stoel.
| |
| |
| |
De wekker
De wekker weet niets van de droom
Ze kent de straat niet en de stenen niet
Voor een grijpstuiver beeft ze van woede
De wekker staat naast de karaf op het dienblad
Moeder en dochter dienblad en biscuitblik
De wekker weet niets van de droom
Voor een grijpstuiver beeft ze van woede
| |
| |
| |
Begin van de dag
‘Wat denk je, hoeveel soorten ruimte telt onze wereld?’
‘Acht,’ antwoordde de man die blij was met die vraag.
En de vrouw vroeg dromerig:
‘Hoeveel wensen heb je eigenlijk?’
‘Eentje,’ antwoordde de man.
En de vrouw vroeg dromerig:
‘Hoeveel onbewoonde eilanden zou je dan willen bezoeken?’
‘Nul,’ antwoordde de man die haar schouders begon te strelen.
En de vrouw vroeg dromerig:
‘Hoeveel mensen praten net als jij?’
‘Zes,’ antwoordde de man.
En de vrouw vroeg dromerig:
‘Met hoeveel monden zal ik je kussen?’
‘Acht, dat zou het mooiste zijn’ antwoordde de man.
| |
| |
| |
De gedichten
Altijd vreemd gaan en erover zwijgen
Boos worden als wij erachter komen
Zeggen dat wij niet zo raar moeten doen
Wij zijn alleen maar gedichten toch
Altijd weglopen als wij ze nodig hebben
Niet thuis geven als wij naar ze verlangen
Wel zelf verongelijkt om hulp vragen
Als wij net iets anders aan ons hoofd hebben
Altijd voor oprechtheid pleiten maar wel
Zelf ongelooflijke onzin uitkramen
En boos worden als wij ze niet begrijpen
Nooit zichzelf de schuld daarvan geven
Altijd roepen ons te zullen troosten
En bij begrafenissen staan ze vooraan
Met een mond vol verheven woorden
Ons op te zadelen met een schuldgevoel
Altijd beweren wij zijn zo zwak zo zwak
De verworpenen der aarde dat zijn wij
Om vervolgens in de krant of op de televisie
Met grote gebaren over liefde te oreren
| |
| |
Altijd zeggen stil te zijn heel stil en eenzaam
En verlegen en altijd moe te zijn en verdriet
Te hebben over zoveel leed hun aangedaan
Verder interesseert het ze geen ene fuck
|
|