| |
| |
| |
Robert van Ruyssevelt
Les Sports de Défense
(selectie)
Over Helderheid, over de bluf - de eerste de beste pentekening van krachten? Afgronden openen niet zomaar, als in de Zonnetempel. Omdat je zelf aanlokkelijk zou zijn, mag diepte niet minder dan aantrekkelijk lijken, en zelfs voor je eigen lichaam brug slaat - beurtelings krampachtig en heldhaftig of moedig en sterk - zal je neerstorten, niet als op-gegeven brug - hals over kop - maar als een schoonspringer, de armen gespreid; tijdens de laatste seconde begrijp-end dat dàt een reden tot bestaan kon zijn: sierlijkheid zo dicht mogelijk bij schoonheid brengen.
De waarheid is veel verschrikkelijker!
Iedereen heeft reeds een brug.
en er is een mond ergens, mat als de gleuf van spaarpot,
van geschutstoren, waaruit nu al jonge distels groeien.
| |
| |
en Valentijnsspek droogt onder de zolderingen van onmetelijke ruimtes,
waar we lazen, vloekten; zout oplikten'
Open de deurtjes van het hangkastje, ja, het geboende hout stinkt
ja, uit het grappige slot steekt een doffe sleutel, en op de plank
staan drie figuren van snoepgoed, een beetje plomp misschien, maar
Wie je kiest wordt als vermist opgegeven.
‘Grootvader was Amerika niet, zelfs geen bewaarder van nieuwigheden maar stempelsnijder, hij droeg pakken
van revolutionair rubber, die licht opslorpten, daarom schrok de bestuurder niet; aan de halte drong al een kluit
‘Als een springende, lachende tijger.’
| |
| |
‘De lachers zijn op mijn hand’
‘Ik heb de lachers op mijn hand’
het ventje dat over de lippen rent?
udebudebudebudebudebudebudebudebudebudebu
Ons wacht nu de conciërgemond,
Slap is het lichaam dat de brug op moet
... aan de lachvaten hangen...
het is niet goed kleven met koude vingers
je mag groene bruggenbodems schoonmaken
en roos is zo groen als haar blad, als stengel
als potgrond, als vroeger, en het ijs ertegen
| |
| |
en haar ogen en hun eilanden van groene dromen
en groen is de meeuw die roept
De vuisten gaan omhoog, vriend
| |
| |
in felle trainingspakken staan ze, de goeden
in de open ramen, schuiven op, van links
naar rechts, en beneden naar boven,
uit het dakraam zullen ze roepen:
‘De goeden gaan eerst, vriend’
‘Maar we zijn erop voorbereid.’
... en dan komt iemand vooruit, iemand met recht van spreken
uit de groep toeschouwers en zegt beslist: ‘nu is het genoeg!’
Hij wordt vergezeld van het onderstrepend gebaar, iets wat
Het beschrijft ons als dood gewicht, willoze wezens
Weer staan we als overgangers.
een opsnijder spreekt en je hoort het openen en sluiten van ontelbare deuren
hij heeft het over niets anders dan goed gesmeerde sloten, de bruggenfilmer
‘Iedereen heeft maar één brug’
‘En één brug alleen; stelt niets voor’
‘De dubbelgangers namen 't waar, zoals gewoonlijk’
‘Hun toekomst is ons leven’
| |
| |
‘En dat vereist bijna-liefde van ons’
de kok kauwt op kauwgum, koksmuts scheef
op een kale kop, vult koelvakken en kookt
niet voor ons, hij praat als een figurant
toevallig hier, een sympathiek man
‘Wacht, ik geef wat meer’
| |
| |
Onder de letterbak droogkuis
staan vier kinderen met een hoorapparaat
en een vriendelijke kelner, de fooienman
het went, het went, ook de strijkster
en in haar warme wolken weet zij,
elke aanvang, ieder begin is begonnen
even was zij, als midden van witte wolken
betekenis, maar de fotograaf heeft haar niet genomen
een driepoot in de mooie tuin geplant,
rent de opgestelde vrouwen af, zij moeten
de rechterhand als oogklep houden,
aan de linkerkant, als wilden ze de fotograaf
behouden voor de blik, als wilden ze de
foto sparen, van een kracht die nooit
de blik van radeloosheid, men kan nooit
zijn zoals de dingen, prachtig en weerloos
hij drukt af, de kok lacht
slap is het lichaam dat de brug op moet
|
|