| |
| |
| |
| |
| |
| |
Gabriel Bergounioux
vertaling Kris Lauwerys
Ily a un
1.
Zo onzichtbaar als ze denken is hij niet, de oorlog waar ik mee opgegroeid ben (waarom spreken ze niet meer zo zachtjes als ze het er in mijn bijzijn over hebben?). De tijd waarin hij niet bestond, is de onvoltooid verleden tijd. Hij is niet in één keer zo groot geworden als hij nu is. Vroeger, dat is lang geleden (ik verwar mijn herinneringen met wat ze zeggen), ik ben hun geschiedenissen uiteindelijk gaan vermengen met wat ik weet, ik verbeeld me dat ik de verhalen heb meegemaakt terwijl ze me overgeleverd zijn; zij bedenken een geheugen voor me. Idem voor henzelf. Ze veranderen onophoudelijk. Ze herhalen. Hun meest uitgesproken overtuigingen hebben ze uit de krant, uit een radio- of televisie-uitzending. Niemand praat nog over de vrede zonder de zin in de verleden tijd te zetten.
| |
2.
Niemand had ze zien aankomen, de agressie. Als het de treinen of de vliegtuigen niet zijn, is het het onderwijs dat staakt. De scholen gooiden groepjes luidruchtige jongeren de straat op, ze holden door de straten, eisten zomaar wat en het liep uit de hand omdat ze van de situatie gebruik maakten om rel te schoppen. Uiteindelijk moest de politie uitrukken, brandende auto's, met door het traangas heen het vage beeld van dezelfde kerel in T-shirt, jeans en sportschoenen, een rood sjaaltje over de neus, die zijn brandende fles wegsmijt, rich- | |
| |
ting smerissen waarschijnlijk. Ernstiger toen de boeren vanaf bruggen hun rollen stro op de autosnelwegen lieten vallen en ermee dreigden onder de hoogspanningsmasten brandstapels aan te steken als men hen bleef afknijpen. Of toen de truckers de kruispunten bezetten met hun losgekoppelde aanhangers, terwijl ze met hun trekkers bumper aan bumper, hun brandende koplampen in de dieseldampen, een konvooi vormden en eindeloze files veroorzaakten.
En de gevolgen voor de fabrieken, tijdelijke werkloosheid toen vele bedrijven geen lonen meer konden uitbetalen. De ene afdeling na de andere ging in staking, nog meer betogingen, optochten met demonstranten die over de rijweg beenden, dreigend. Ze zouden geen toegevingen doen zolang ze niet kregen wat ze wilden. De prijzen stegen, de inflatie ook. Er moesten dringend maatregelen komen: loonstop, indexontkoppeling, tijdelijk verhoogde belastingdruk. De verpleegsters, die met spandoeken de ingang van spoedgevallen versperden, en stakers, opeengepakt tussen dranghekken bij de ingang van banken en supermarkten, spraken klanten en patiënten aan om je uitleg te geven en uitzendkrachten en de stafleden uit te fluiten die bleven doorwerken. Moesten we wijken?
Schaarste zoals we ze allang niet meer hebben meegemaakt. Het bedrijf dat ons bevoorraadt wordt bezet; er gaat niks de deur uit. Of: Uw bestelling staat ergens te wachten op een overslagplaats. De dienst verzending ruziede aan de telefoon met correspondenten die de boodschap aan elkaar doorgaven, geen oplossing in zicht, nog eens proberen met onze dienst verzending, een wachtmuziekje dat maar bleef duren en iemand die van niks wist: Waar zegt u? Is mijn afdeling niet. Zover reikt mijn bevoegdheid niet, maar ik geef de boodschap door aan een collega, hij belt u terug zodra hij er weer is en hij belde niet terug, als het al geen probleem was met het reglement waardoor de transactie niet kon doorgaan, de dienst informatica van de leverancier lag al twee weken plat. Ze gaan er iets aan doen, maar eerst moeten we alles afhandelen wat is blijven liggen, het zal wel een tijdje duren eer we u verder kunnen helpen, of het waren de heftruckchauffeurs die de laadplaatsen versperden met hun machines waar ze de accu's uit haalden, pallets met ketting en slot eraan vastgemaakt. Het protest zwol aan, dat we stilaan genoeg krijgen van die types die alleen maar hun eigen zin doen, die hun wet willen stellen door de hele tijd het werk neer te leggen.
In de kamer werd de regering aan de tand gevoeld over de maatregelen die ze dacht te nemen en omvergeworpen toen ze voorstelde om in te gaan op de
| |
| |
verwachtingen van de kiezers. Het is hoog tijd dat we de wettelijke principes van de republiek in ere herstellen, het moet afgelopen zijn met die beroepsagitatoren (door wie worden ze betaald?) die uit zijn op roem, die hun zegje willen doen zodra ze een microfoon zien, de megafoonschreeuwers, de spandoekzwaaiers. Ze misbruiken de ontevredenheid die ze zelf in de hand gewerkt hebben om de economie op de knieën te krijgen. Onredelijke eisen. Een bekrompen corporatisme. De doodsteek voor de bedrijven. Afgelopen met die types die profijt trekken van de sociale wetten, de verworven rechten, de loondoorbetaling, de doorbetaalde vakantie, de vrije dagen, de brugdagen, het pensioen, de ziekteverzekering en ze drijven het land naar de afgrond. Ze zagen de tak af waar ze zelf op zitten. Onrustwekkende signalen vanuit de beurs, de munt onder vuur op de internationale markten, de balans nog meer uit evenwicht, de concurrentiekracht van de exporteurs bedreigd, onherstelbaar.
[...]
De pers, en met name de tijdschriften, telde de punten.
De kijkcijfers van televisiedebatten sloegen alle laagterecords. Filosofen gaven hun mening met citaten van klassieke auteurs en riepen op tot matiging of vastberadenheid. Een incident dat twee weken later alweer vergeten was, kreeg dankzij hen een symbolische dimensie die getuigde van een ongeziene verruwing. We moesten redelijk blijven en ons voorbereiden op de veranderingen. Niemand die er zich iets van aantrok. Wie zou er naar ze luisteren? Ze moeten hun praatjes maar aan hun studenten verkopen en hun vragen op het tussentijdse examen stellen als ze een publiek willen, maar ze zouden beter college geven dan krantenpagina's vol te leuteren. De hoge ambtenaren geloofden in de managers en de decision makers, in technische uiteenzettingen van denktanks en bewezen aan de hand van simulaties dat doelstellingen uitgetest op een model haalbaar zijn, op voorwaarde dat de blokkades opgeheven zouden worden tussen partners, die zichzelf hadden veroordeeld tot een stellingenoorlog met denkbeelden die niet langer strookten met de werkelijkheid.
[...]
De mensen keerden terug naar de gezinswaarden, naar persoonlijke ontplooiing. Engagement? Voor mij hoeft het niet meer. Laat dat maar aan anderen over. Trouwens, hun devies tegenwoordig is één voor allen, alles voor mij. En ze hebben geen ongelijk. Ten eerste: te veel vreemdelingen. Geld is er alleen
| |
| |
nog voor de bejaarden en hun geneesmiddelen. Waar zijn ze op uit eigenlijk? En dan de drugs! Alweer rellen. Het was in het nieuws, de vierde nacht dat er brand is in de voorsteden. No go areas. De brandweer waagt er zich niet meer in. Torens, slagbomen en parkeerplaatsen vol leeggeplunderde autowrakken, laadbakken die uitpuilen met grof huisvuil, stacaravans, motorfietsen zonder nummerplaten, auto's je vraagt je af waar ze het geld vandaan hebben, hè? En joyriders, jochies die voetballen op uren dat ze op school zouden moeten zitten. Alle ruiten in de hallen stuk, de liften (buiten dienst) naar de zeik stinkt het er, de brievenbussen vernield. Ze organiseren hondengevechten op de binnenplaatsen, 's nachts, om geld, stapeltjes bankbiljetten gaan van hand tot hand, verlicht met spots vanuit een venster omdat ze de straatlampen kapotgegooid hebben met stenen. Als je schreeuwt vanaf je balkon, heb je kans op een kogel uit een tweeëntwintig LR. Heling.
Enkele wijken hadden de rubriek gemengd nieuws gevuld, een commissaris zou er nooit een patrouillewagen zonder begeleiding naartoe hebben gestuurd. De moeilijkheden breidden zich uit, hele steden werden meegesleurd in een spiraal van geweld, belandden in de handen van gangs die er hun slagveld van maakten waarna ze een deal sloten om de spoorwegen te kunnen versperren met blokken gewapend beton, om kranen dwars over de grote lanen te leggen, om telefoonhuisjes in te beuken met een ramauto, om winkelstraten te isoleren door een transformator stil te leggen en werfketen op de toegangswegen in brand te steken om zo de koopwaar met gestolen vrachtwagens te kunnen verhuizen. Daarna overvielen ze de winkels in het centrum zonder dat de gealarmeerde politie iets kon doen. Het verkeer weer op gang brengen onmogelijk. Het spoorwegpersoneel klaagde over de onveiligheid en legde het werk neer toen er sprake van was dat ze zouden gevorderd worden en na hen versperden de truckers de wegen, chauffeurs met ontbloot bovenlijf lieten hun spierballen rollen wanneer een vrouw alleen met haar auto tussen de tractors probeerde door te laveren.
Deze kop: Dramatische explosie opslagplaats koolwaterstoffen, en in kleinere letters, Mogelijk honderden slachtoffers. Mensen met ernstige brandwonden, de reddingsdiensten overbelast, een af en aan rijden van ambulances, de inderhaast gemaakte opname van een brancard overdekt met wit verbandgaas die een wagen wordt in geschoven, bloedende mensen wie de kleren van het lijf gerukt zijn door de luchtverplaatsing, een vrouw zit met gespreide benen te huilen, een gehurkte man met een deken over zijn rug. Families vragen om verklaringen, wie is hier verantwoordelijk, sancties. Vraag om giften en natio- | |
| |
nale solidariteit, geen succes. Het bezoek van de president onmogelijk gemaakt door de woedende menigte: Moordenaars! Moordenaars! De auto bekogeld, een agent van het escorte gebruikt zijn wapen, hij wordt gelyncht. De brigade zoekt toevlucht in een ziekenhuis, dat onmiddellijk wordt geplunderd, de operatieafdeling, de röntgenapparaten, de scanner vanaf de zesde etage naar beneden te pletter op het asfalt. Voor miljarden schade. Sabotage. Ergens anders een enorme brand, een tank met toxische producten, duizenden mensen vergiftigd. Volgens het bedrijf is het sabotage. De verzekeringsmaatschappijen bevestigen dat, om een beroep te kunnen doen op de uitzonderingsclausule. Een onverantwoorde daad van een oproerkraaier, het gevolg van een eindeloos conflict tussen het kantoorpersoneel en de personeelsleden van een concurrerend dienstverlenend bedrijf op het terrein. Uit een inderhaast uitgevoerd onderzoek blijkt dat het onmogelijk is om de feiten te achterhalen, alle aanwijzingen vernietigd door de corrosie. Foto's van kromgetrokken buizen, vervormd plaatijzer, gesmolten metaal en twee minuscule gestalten in donker pak, nauwelijks zichtbaar door de vergroting, tegen een achtergrond van in de as gelegde gebouwen. Ze struikelen over kabels, opengereten vaten. Ze verzamelen stukjes staal, gesmolten plastic en
steken dat in steriele zakjes. Een aanslag, hoor je erg vaak, wordt onmiddellijk verworpen als oorzaak omdat men er op de duur nog geloof aan zou gaan hechten. Een groepje activisten dat de boel in de war wou sturen zou de ondernemingsraad geïnfiltreerd hebben. Een voorwendsel. Een afpersingszaak. Er wordt gewag gemaakt van afrekeningen. Een aaneenschakeling van steeds ernstigere incidenten. Van het een komt het ander, zoals ze zeggen. Vindt u niet dat het allemaal nogal erg toevallig is? Uiteindelijk verwijst de officier van justitie naar een document dat vanwege de procedure niet openbaar kan worden gemaakt en dat de hypothese niet volledig bewijst, maar ze ook niet ontkracht.
Niemand die nog gelooft dat er niet iets achter zit, achter die ontsporingen, die verijdelde bosbranden, de instorting van een torenflat in aanbouw die de huizen eromheen heeft bedolven, de bedrijven die in vlammen opgaan. Iets of iemand. Hoeveel slachtoffers? Andere beelden van witte voertuigen met flitsende zwaailichten, vastgereden in hopen stenen, een uitgebrande bouwmachine waar nog rook uit opstijgt, een vrouw is in het puin aan het zoeken, haar man ligt eronder zegt ze, en een verpleger in tenue staat zo heftig met zijn armen te zwaaien om de doorgang vrij te maken dat hij de camera een klap geeft, je ziet een vage beweging en dan niks meer. En dan die elektrolysefabriek met dat laboratorium dat de lucht in ging. De buren hadden een knal gehoord. Ze doen verslag en wijzen in de reportage naar de glasscherven die
| |
| |
zich in de muur en de meubels hebben geboord, de roetsporen op de bepleistering. Nog een wonder dat ze de brandhaard onder controle hebben gekregen. Het zou om opzettelijke brandstichting gaan. De directeur had bedreigingen ontvangen. De emotie na een ontvoering, bijna een kind nog, gefolterd en dan vermoord. Barbaarse daden. Het moet afgelopen zijn.
Zoveel schuldigen zijn er toch niet, hè? We kennen ze. Ver hoeven we zelfs niet zoeken. In V. gaat er een petitie rond waarin een gezin wordt beschuldigd, met naam en adres, handel in gestolen auto's, we hebben ze de nummerplaten zien vervangen. En drugs natuurlijk. Schoten in de trappenhal, midden op de dag (close-up van de kogelinslagen in het stucwerk). Kapotgestoken banden. En dat is nog niet alles! Je zou nog gaan geloven dat de politie ze beschermt. Dieven of bewakingsfirma's, het zijn dezelfden die het werk doen. Je moet het recht wel in eigen handen nemen. Waar of niet? 's Nachts zouden enkele kerels in gevechtskledij en met jachtgeweren en waakhonden in een ranger door de buurt patrouilleren.
Oorlog.
[In de volgende hoofdstukken: verbijsterde reacties van mensen, waaronder de moeder van de jongen uit hoofdstuk 1, de chaotische mobilisatie, gehamster, jonge dronken soldaten die verdacht uitziende types molesteren, herinneringen van de jongen aan zijn vader, de gemuilkorfde pers, verraad, stillegging van het openbare leven.]
| |
8.
Iedereen heeft het nu over de oorlog, hardop of heimelijk. Nu goed, wat ik bijvoorbeeld heb gehoord, ik was er zelf niet bij, maar iedereen weet het nu toch. Ik kwam hem laatst tegen, nooit gedacht dat het de laatste keer zou zijn dat het hem nog goed ging, en wie heeft de auto's opgekocht, ze denken zeker dat ze indruk kunnen maken door zich een coupé aan te schaffen terwijl hun koters afgeprijsde kleren uit de supermarkt moeten dragen, en waar denken jullie dat ze de benzine vandaan hebben? Sommige vrouwtjes vervelen zich niet terwijl hun man zijn leven op het spel zet en dan die andere, die met een ballon onder hun navel, je vraagt je af met wie hè? Schaarste, er wordt niets meer geleverd, blokkade, de havens vol mijnen, aanslagen op de spoorwegen, de opslagplaatsen kapotgebombardeerd, de pijpleidingen opgeblazen, goed, olie of chocolade werd er nooit gemaakt bij ons maar boter toch wel en vlees hebben we toch ook altijd massaal geëxporteerd. De boeren beweren dat ze het niet meer voor elkaar krijgen, stookolie wordt hun maar druppelsgewijs
| |
| |
toegekend, geen meststoffen en insecticiden meer, de vrachtwagens opgeëist, de landarbeiders zijn naar het front, niets wordt hun bespaard. De stemmen gedempt, een schichtige blik naar links en naar rechts, de hoofden bij elkaar: En de prijzen op de zwarte markt? Wat naar het slachthuis gaat (en geloof me: niet alles gaat daarnaartoe) komt niet alleen bij onze soldaten terecht, de stakkers, die krijgen wat anders op hun bord, het stond in een van zijn brieven, die krijgen van die je weet wel hè en ik weet nochtans hoe hij is, hij doet niet moeilijk. Restaurants? Gaan we gewoon niet meer binnen. Je blauw betalen voor een quiche met dierlijk vet en een soja-yoghurt? Mij niet gezien.
De verwarming valt zo vaak uit dat we binnen een jas dragen en twee paar kousen aantrekken, onze vingers verschrikt terugtrekken van het ijskoude metaal. Om wat zon binnen te krijgen, zetten we 's winters alles open, de kou niet minder bijtend, maar het muft tenminste wat minder. We wassen ons zo goed en zo kwaad we kunnen, als er gas is water koken op het fornuis en in een teil met koud water vermengen, mama en ik wassen ons en dan aanlengen met javelwater om de keukenvloer te schrobben. In ons bed leggen we opgewarmde stenen met een vod errond, geïmproviseerde vuurtjes, een blikken doos waarin proppen papier, sinaasappelkistjes, karton, takken branden. We hoesten. Mama heeft de hele tijd schrik dat ik de vuurpot omstoot. De rook trekt in de gordijnen. 's Nachts valt de stroom uit, soms ook overdag. Onbetaalbare facturen. Een lamp die men vergeet uit te doen veroorzaakt gezinsdrama's maar mama weet dat ik het niet ben.
Alarm? Opstaan, schoenen zoeken, deken en ransel die aan de binnenkant van de deur hangen (staat in het reglement) meegrissen, en de galmende oproep in de hal, de sirenes loeien zonder ophouden. We zijn gewaarschuwd: sommigen, en niet noodzakelijk mensen van buiten het flatgebouw, profiteren van de evacuatie. We rennen de trappen af, ik tel de treden tot aan de kelder: U ziet toch ook dat ik een kind bij me heb, laat ons door, kunt u niet wat oppassen? Er is geen respect meer. De afgevaardigde van burgerbescherming eist dat we een helm dragen, hij wil de urgentietas zien, overgaan tot inspectie. Die dove kinkels van de zesde etage zijn er nog niet, hij gaat ze halen, terwijl iedereen in het donker een plekje uitzoekt. Als hij ze binnenduwt, opgewonden door de klap die hij de ouwe heeft verkocht, heeft bovendien iemand zijn benen gestrekt: Wil je me doen vallen? Stomkop. Hij ziet me van ver aankomen en hoe gaat-ie zitten? Je denkt zeker dat je hier aan het strand ligt? Jij krijgt een rapport en wel snel! Hoe moeten we opnieuw de slaap vatten met onze rug tegen de steen tussen de gietijzeren leidingen, in de stank van de riolen en
| |
| |
roest? De dove zit te zeuren. Een baby zet zijn keel open, geen sussen aan. Het lijkt wel of we minder lucht krijgen. De afgevaardigde maakt nu weer ruzie met de muziekleraar die zijn astmatische keffer heeft meegenomen terwijl je het letterlijk kan nalezen in de orders die aan de ingang van de schuilkelder hangen, hij trekt de deur open, vraagt de andere om de passage die hij met zijn zaklamp belicht luidop voor te lezen, maar de leraar kan het geen barst schelen, dus begint de afgevaardigde te lezen, hij benadrukt de belangrijkste woorden: Het is verboden dieren binnen te brengen in de aan de burgerbevolking toegewezen schuilkelders van gebouwen met woonfunctie. Kan me niet schelen. Als we bedolven worden en er geen lucht meer is, kan je je bastaard zelf de strot dichtknijpen. Zelf een bastaard. Een paar mensen komen tussenbeide: Genoeg! Hij moet maar terug naar buiten met zijn hond. Ja, en die klote afgevaardigde meteen ook. Wie heeft dat gezegd? Ik wil dat hij bekent. Schijterds! De lichtstraal tast de hoek af vanwaar de belediging kwam. Hij beschijnt slechts bundels was, gezichten half verborgen onder dekens.
We zijn nog nooit gebombardeerd. Nachtenlang opgesloten zitten met de trut van de post met haar kleine die bovendien nog eens tandpijn heeft ook, zorgt er niet voor, heeft het te druk met zich te laten opvrijen door het diensthoofd. Op elkaar geperst, in de stank van de plee en van rottend papier, schuldig en niet weten waaraan. Als we terug kunnen naar de flats foetert iemand: Alweer voor niks.
Soms zou je zeggen dat als er een oorlog is, dat het voor de jongens aan het front is, de gesneuvelden en de ontberingen. En de regeringsmededelingen.
Gabriel Bergounioux, Il y a un, Editions Champ Vallon, 2004.
|
|