Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 44 (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 44
Afbeelding van Yang. Jaargang 44Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 44

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 44

(2008)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]


illustratie

[pagina 55]
[p. 55]

Sascha Bru, Piet Joostens, Johan Sonnenschein & Jeroen Theunissen
Essenties van recensies
Acht critici over een Nederlandse roman, een vertaalde roman, een dichtbundel en een essay.

1.
Betreft: Koetsier Herfst, roman van Charlotte Mutsaers (De Bezige Bij, 2008)

Recensent: Sofie Gielis
Titel: ‘Muze uit een biefstukbar’
Vindplaats: De Standaard van 18 januari 2008
Lengte: 1001 woorden
Samenvatting: 381 woorden

Recensente stelt vast dat dit het dikste boek is van de schrijfster tot nog toe. Zij fronst wel de wenkbrauwen omdat de uitgever het als een roman had aangekondigd. Dat lijkt haar nogal ‘een kordate uitspraak’: romans is zij van deze schrijfster niet gewoon. Wel is zij voorbereid op ‘classificatie-problemen’ wat het genre betreft, een ‘kleurrijke stijl’, ‘springerige associaties’ gecombineerd met ‘een diepzinnige maatschappijvisie en luchtige humor’ en een ‘o zo herkenbare stem’. Als het etiket ‘ander proza’ al niet was ‘ingepikt door een literaire stroming uit de jaren zestig’, had recensente graag die term gebruikt. Toch werd dit maal iets afgeleverd wat op een roman lijkt. Dit boek is immers ‘minder essayistisch van toon’ en er staat ‘één personage centraal’. Dat de schrijfster in het verleden al twee bekende romans publiceerde, laat recensente onvermeld.

Dan wordt een kort portret van de hoofdpersoon geschetst. ‘Behoud je illusies’, het levensmotto dat hij van zijn ouders heeft geërfd, wordt als een belangrijk thema aangemerkt. De roman bestaat dan ook uit twee delen, getiteld Use your Illusions I en II. Recensente vertelt kort hoe de aanvankelijk eenzame en gedesillusioneerde hoofdpersoon op een mooie dag inderdaad weer

[pagina 56]
[p. 56]

een illusie tegenkomt, die hij vol overgave behoudt en gebruikt.

Het stuk heeft nu nog zo'n 340 woorden te gaan. Daarin somt recensente nog drie ‘belangrijke aspecten’ van de roman op, telkens kort geïllustreerd met elementen uit het verhaal: ten eerste ‘de fascinatie voor het moderne communicatieverkeer en de veranderende sociale codes die dat met zich meebrengt’, ten tweede ‘een queeste naar sociale groei, over de klim van een teruggetrokken, dadeloos bestaan naar maatschappelijk contact en integratie’ en ten derde ‘de zelfbewuste vorm’ van de roman. Met dat laatste bedoelt recensente gewoon dat het een roman is over een schrijver, over andere schrijvers (er wordt een gedicht van Bin Laden in geciteerd) en over het schrijfproces (hoofdpersoon krijgt dankzij een muze en een artistieke geweten weer zin in schrijven.)

In de laatste alinea volgen waarderende adjectieven: het boek is ‘origineel’, ‘uitdagend’, ‘volstrekt eigenzinnig’ en ‘past perfect in Mutsaers' oeuvre’. Recensente gewaagt liever niet van een ‘magnum opus’ omdat deze term haar teveel aan een sluitstuk doet denken. Een ‘auteur die zijn lezers zo weet te raken’ mag ons van recensente nog lang laten wachten op het ‘orgelpunt’.

 

(De Standaard der Letteren gaf het boek op grond van deze recensie de topscore van 4 sterren. Waarom de titel van de recensie verwijst naar een nevenpersonage uit de roman, wordt nergens duidelijk. Vond de redactie de door recensente in een bijzin gecombineerde woorden ‘muze’ en ‘biefstukbar’ gewoon prettig klinken?) (pj)

-

Recensent: Max Pam
Titel: ‘Charlotte en de vrijheid van de kreeft’
Vindplaats: HP/De Tijd van 1 februari 2008
Lengte: 1025 woorden
Samenvatting: 363 woorden

Recensent herinnert zich Maarten Doorman, ‘een echte bijzondere professor in het echte vak dat Kritiek van Kunst en Cultuur heet’. Doorman zei dat een recensie vooral dient om een oordeel te geven en niet om een verhaal na te vertellen. Maar om een oordeel te kunnen vellen, vindt recensent, moet je wel eerst kunnen weergeven waar het boek in feite over gaat. In het geval van deze roman heeft recensent helaas nog steeds geen idee. Vroeger vond hij de springerigheid van de auteur nog amusant, maar nu was hij na 200 pagina's al helemaal het noorden kwijt. Hij ging te rade bij zijn collega in NRC.next (Arjen Fortuin), die iets schreef waar recensent ook niet veel wijzer van wordt. Recensent leest dan maar verder en vertelt een paar dingen over de titel en de hoofdpersonen. Urine speelt een grote rol in dit boek, waarin ‘weer geen normaal mens rondloopt’ (een verwijzing naar een uitspraak van Reve?). ‘Op de een of andere manier’, zegt recensent, hebben de personen en gebeurtenissen ‘wel degelijk een relatie met de werkelijkheid’, maar om die relatie te ontdekken, moet je ‘soms wel een beetje te veel moeite doen’.

Voorts vindt recensent dat de roman een absurdistisch schouwspel weergeeft,

[pagina 57]
[p. 57]

dat hij een ode aan de excentriciteit is en dat er erg veel in te beleven valt, als de lezer tenminste bereid is om zich door de auteur (‘half gare koetsier’) te laten meevoeren. Voor liefhebbers van de schrijfster is het een prachtboek. Maar recensent (o1946) is naar eigen zeggen bang dat hij vandaag te oud en te kleinburgerlijk is geworden om nog zoveel plezier te beleven en tolerant te zijn. Liever leest hij een knap verteld, strak gecomponeerd verhaal.

In de slotalinea ontdekt recensent alsnog wat volgens hem het hoofdthema van deze roman is: ‘menselijke eenzaamheid’. Recensent maakt een vermoeide indruk. Met een verwijzing naar Schopenhauer stelt hij dat mensen minder goed slapen dan honden. Om in slaap te vallen, heeft een mens vrijblijvende gekkigheid nodig. Volgt een laatste, vreemde zin: ‘Hij wacht op de koetsier die hem zal doen beseffen dat hij alleen is in het heelal.’ Mensen die zich ten volle van hun eenzaamheid bewust zijn slapen beter? (pj)

2.
Betreft: Exit geest, roman van Philip Roth (De Bezige Bij, vert. Ko Kooman, 2007)

Recensent: Dirk-Jan Arensman
Titel: ‘De strijd van de bejaarde dubbelganger’
Vindplaats: Het Parool van 18 oktober 2007
Lengte: 782 woorden
Samenvatting: 258 woorden

Recensent begint met een opsomming van alle plaatsen waar Nathan Zuckerman, de meest geliefde en verwarrende papieren dubbelganger van Roth, in diens oeuvre opduikt. De gelijkenissen tussen auteur en personage zijn moeilijk over het hoofd te zien. Maar de auteur heeft volgens recensent altijd ‘pas op’ geroepen, omdat er verraderlijk drijfzand tussen ‘de feiten’ en zijn fictie ligt! Het resultaat, concludeert recen-sent in een aparte alinea, is een interessante literaire coda en een deels mislukte roman.

In het middengedeelte vertelt recensent de plot na. Hij typeert Zuckerman, wiens verval fraai geschetst is, als een man die moet vechten tegen de vertroebeling van zijn geest en de vulgair biografische kijk op literatuur.

Tot slot geeft recensent zijn beoordeling. De essayistische passages in deze roman zijn indrukwekkend, net als het spel van verwijzingen naar Roths eigen werk en dat van Henry James, Joseph Conrad, Henry Roth en William Shakespeare. Recensent noemt zoiets postmodern. Wie in staat is het boek te lezen als een postmoderne (zelf)reflectie, stelt recensent, die geniet. Volgende zin wordt, ietwat ironiserend, uitgelicht als ondertitel voor de hele tekst: ‘Een boeiend staaltje postmoderne zelfreflectie, dat wel’. Want jammer genoeg kan niet iedereen het postmoderne spel volgen - en dus genieten. Voor de anderen blijft er bitter weinig genot over, omdat de jongere personages zijn opgetrokken uit bordkarton en de auteur zich volkomen verliest in zijn zijpaden. Recensent gebruikt beeldspraak: het geheel dooft uit als een rommelige nachtkaars. Hij vraagt zich ook nog af of de

[pagina 58]
[p. 58]

erectieproblemen van de hoofdpersoon een excuus zijn voor de bloedeloze toneeldialoogies met diens droomvrouw, (jt)

-

Recensent: Marnix Verplancke
Titel: ‘Het laatste lied van een borstenman’
Vindplaats: De Morgen van 24 oktober 2007
Lengte: 3012 woorden
Samenvatting: 315 woorden

Recensent vindt dat de al lang aangekondigde Nobelprijs voor deze auteur nog maar een paar jaar moet wachten omdat de auteur hier bewijst dat hij nog lang niet fin de carrière is. In deze roman is Nathan Zuckerman opnieuw zijn alter ego, ook al zijn de twee niet identiek.

Na een vrij lange samenvatting van de plot stelt recensent dat het boek in grote mate over literatuur gaat, meer bepaald over haar plaats in ons leven en in onze maatschappij. Zo maakt de auteur duidelijk dat voor sommige mensen het niet-geleefde leven, het veronderstelde, volledig uitgewerkte leven in drukletters op papier, juist het leven kan zijn dat er het meest toe doet. Recensent citeert de auteur: ‘Een romancier is iemand met een passie voor uitweiden’. Volgens recensent doet de auteur dat weer schitterend. Dit is een boek over ouderdom en menselijk verval. De auteur, die nog zeven jaar te gaan heeft voor hij de leeftijd bereikt waarop Richard Strauss zijn ‘Vier letzte Lieder’ schreef, is momenteel de enige schrijver die met woorden doet wat Strauss zestig jaar geleden deed met noten.

Eigenlijk is de beoordeling hier afgelopen, maar er volgt nog een redelijk lang stuk over de vergelijking tussen Zuckerman en Roth. Beiden lopen niet hoog op met journalisten. Roth vertelt dat hij Zuckerman kanker heeft gegeven omdat op een gegeven ogenblik drie of vier van zijn vrienden prostaatkanker hadden. Dat hij Zuckermans bezorgdheid over zijn latere reputatie deelt, kun je als lezer volgens recensent wel vermoeden. Wat er aan de hedendaagse biografen mangelt, is dat ze roddel willen.

Naast de recensie staat in een apart kader een dubbelportret van de schrijver en zijn alter ego in zes vergelijkende puntjes. Het portret van de schrijver eindigt met: ‘Is momenteel zonder enige twijfel de belangrijkste levende Amerikaanse schrijver.’ Dat van het alter ego met: ‘Is momenteel zonder enige twijfel het belangrijkste nog levende Amerikaanse romanpersonage.’ (jt)

3.
Betreft: Verzeker u, dichtbundel van Geert Buelens (Meulenhoff/Manteau, 2005)

Recensent: Piet Gerbrandy
Titel: ‘Schoonheid is een raar ding’
Vindplaats: de Volkskrant van 7 oktober 2005
Lengte: 777 woorden (incl. citaten)
Samenvatting: 599 woorden

De toch al even recenserende recensent (1958) heeft niet vaak poëzie besproken die zich zo sterk ‘tegen interpretatie verzet’ als die van deze dichter. Recensent vangt de bespreking daarom aan met de reputatie van de dichter en de titelverklaring van diens tweede bundel. De dichter heeft veel gelezen, en tevens nagedacht over het

[pagina 59]
[p. 59]

postmodernisme, hetgeen wordt aangemerkt als een ‘gevaar’: voor je het weet ‘ontaardt’ de poëzie van zo iemand in ‘exercities die vooral theoretisch interessant zijn’. Het debuut van de dichter was ‘gelukkig’ wel ‘een boek van vlees en bloed’, maar recensent vraagt zich af of dat ook hier zal gelden.

De titel wordt ‘sterk’ bevonden, omdat deze voor drieërlei uitleg vatbaar is: hij suggereert maatschappelijke betrokkenheid; hij roept op tot een uittocht uit de algehele existentiële verwarring waaraan onze wereld ten prooi is; en hij kan gelden als ‘poëticale waarschuwing’. Dit wijst opnieuw op gevaar, dat ditmaal de lezer treft. Deze moet ‘zijn verlangen naar sluitende interpretaties’ opgeven, of hij moet zich ‘ervan vergewissen dat er echt staat wat er staat’. Recensent ziet dit kennelijk als onverenigbaarheden, maar maakt geen keuze tussen beide. Ten minste de titel bleek zich alvast allerminst tegen interpretatie te verzetten.

Het is recensent, door de reputatie van de dichter en de titel van diens bundel, onmogelijk om naïef aan de te bespreken poezie te beginnen. Na een derde van de totale recensie slaat recensent de bundel dan toch open. De inhoudsopgave leert hem dat de bundel bestaat uit een proloog, drie afdelingen en een epiloog. Recensent voegt hier aan toe dat het middendeel óók een driedeling kent, en dat het bovendien het ‘meest toegankelijke’ deel is. Dit komt doordat de dichter verwijst naar andere poezie en schilderkunst en, via opdrachten, naar zijn vrienden. Hier is een mens aan het woord. Of de overige afdelingen ook nog menselijk zijn kan recensent niet zeker zeggen: de poëzie is daar ‘aanzienlijk harder, afwerender, sluit de lezer buiten, ondermijnt zijn zekerheden’. Recensent, die zich inmiddels afwisselend tot ‘de lezer’ en ‘je’ herdoopt, krijgt wel beelden bij sommige regels, maar die worden steevast door volgende regels weer uitgewist. Opgelucht stelt recensent vast dat de dichter ook zelf vindt dat een mens hier ‘niet onbeperkt mee kan doorgaan’. Poëzie kan niet ongestraft blijven doen aan ‘stelselmatige afbraak’ - een in deze bundel voorkomende woordgroep. ‘Inderdaad,’ bevestigt recensent, ‘dat kan niet, gesteld dat je nog belangstelling hebt voor communicatie’. Het is niet zeker of recensent die belangstelling in de bundel waarneemt.

De tweede helft van de recensie wordt besteed aan het kriskras citeren van fragmenten. Eerst zes regels die ‘niet ongeestig’ zijn, maar niettemin ‘troebel’ blijven. Ze leiden recensent tot de conclusie die de eerdere these bevestigt: ‘Het is de lezer die betekenis toekent, niet de dichter.’ Daardoor voelt recensent zich enerzijds bevrijd, anderzijds wordt zijn onzekerheid manifester. Na de stelligheden uit de eerste helft verwoordt recensent zijn ideeën vanaf nu uiterst terughoudend: ‘in de bundel wordt steeds duidelijker’ dat de dood op ons loert, er komt een gedicht in voor dat ‘misschien geassocieerd mag worden’ met leper, en in die aangehaalde regels zouden ‘verwijzingen kunnen worden herkend’ naar hedendaags terrorisme en een tsunami.

Ten slotte zoekt recensent toch houvast bij de dichter, en speciaal bij weer diens houvast - zijn moraal. Daartoe worden deze regels geciteerd: ‘maar er is geen alter-

[pagina 60]
[p. 60]

natief / er is er geen’. Recensent parafraseert ze, en het klinkt hoopvol, als: ‘een aansporing om alle hoop te laten varen en om nooit op te geven’. Door wie deze uitsmijter moet worden opgeëist - de dichter, de bundel, de lezer of recensent - blijft onduidelijk. (js)

-

Recensent: Jeroen Mettes
Titel: ‘De “B” van Buelens’
Vindplaats: op de blog Poëzienotities, 9 augustus 2005
Lengte: 1042 woorden
Samenvatting: 623 woorden

Bundel- en afdelingstitels doen de jonge recensent - die vanuit een alwetend ‘we’ begint - meteen voelen dat het deze poëzie ‘menens’ is. Hij citeert enkele regels en meet de dichter direct een ‘programma, ja, een ethiek zelfs’ aan. ‘Ethiek’ wordt gedefinieerd met een verwijzing naar Spinoza: ‘een gids tot leven op aarde, voorbij Goed en Kwaad - dat spreekt voor zich -, onder een lege hemel en zonder ook maar de hoop op complimenten van een transcendente Oppasser’. Ter staving van het gelijkstellen van filosofen en dichters legt recensent een fragment uit de bundel naast een zin uit de Ethica.

De ethiek van de dichter ziet recensent als een ‘ethiek van het experiment’, en doordat deze poëzie opvallend veel gebiedende wijzen kent, krijgt dat experiment veel van een ‘schrikbewind’. Recensent noemt deze poëzie niet zozeer ‘gevaarlijk’ - dat is maar een holle frase geworden sinds dichters zichzelf als zodanig bestempelen - maar ‘ronduit terroristisch’. De terreur zit in het forceren van een uitbraak uit de gewoonte, ‘de verkavelde gedachte van de vinexmens’. De dichter weet de normaliteit op subtiele wijze te breken, vindt recensent, die een strofe naar zijn gading citeert. Een uiterste poging om de inzet van de dichter te formuleren leidt tot: ‘de verlaat, de uitstromende en vallende beweging, de koerswijziging omwille van zichzelf [..] de zuivere mogelijkheid’.

In de tweede helft van zijn artikel probeert recensent de techniek van de dichter te beschrijven. De overgang is een citaat over de ‘plaatstaal van Haydn’. Recensent verklaart zich nader: taal is altijd ‘plaatstaal’, ‘woorden zijn geurvlaggen uitgezet in kranten, commercials en bekende gezichten (de Partner, de Collega, de Baas...)’. Daartegenover staat de poëzie, die ‘misplaatste taal’ is. In poëzie en muziek - zelfs die van Haydn - wordt men dikwijls ‘met een gewelddadige klap wakker geschud’ en ‘van zijn stuk gebracht’. Als dit effect in poëzie wordt bereikt, wil recensent spreken van een ‘zuivere regel’. Maar ‘zuiver wil niet zeggen: transparant, natuurlijk’. Het zit 'm vooral in het ritme, in de syntactische onderscheiding van gewone taal: ‘de regel moet iets toevoegen, iets doen’. Dat een zin je iets kan ‘doen’ ziet recensent kennelijk als een poëtisch-terroristisch middel.

De stelling dat dit poëzieterrorisme door de dichter op subtiele wijze wordt beoefend, stut recensent door hem een ‘ritmisch talent’ te noemen. ‘Ritme’ wordt tussen gedachtestreepjes gedefinieerd als ‘een zich ontwikkelend complex van klank,

[pagina 61]
[p. 61]

syntaxis en betekenis’. Veel poëzie vindt recensent prozaïscher dan proza, omdat ze niet uit is op waar deze dichter op uit is: ‘De zuiverheid van zijn regel is de zuiverheid van een kleine, autonome gebeurtenis. De regels volgen niet zozeer de adem maar leggen in hun zuiverheid, zelfs bij extreem enjambement, de adem de wet op’.

Al deze axioma's over taal, poëzie, zuiverheid en ritme, zijn opgetekend in 192 woorden. De laatste 320 vormen demonstratiemateriaal.

Daartoe citeert recensent een heel gedicht uit de middelste afdeling van de bundel. Treffende ritmische effecten worden uitgelicht. Recensent beschrijft de werking van het gedicht, en niet de betekenis, die hij als supplementair beschouwt: ‘Ik zal me niet wagen aan een interpretatie van het gedicht, maar als die er ooit zal komen, dan is het omdat dergelijke kunsten’.

Tot slot becommentarieert recensent de derde regel van het gedicht: ‘dit ze’. De omgeving van deze regel is: ‘met als hoogtepunt / dit ze / komen los van hun as en draaien’. De regel blijkt het ‘extreem enjambement’ waaraan eerder werd gerefereerd. Recensent wenst de regel echter geisoleerd te lezen en sluit vrolijk-moralistisch af in de we-vorm: ‘Dit “dit ze” daarentegen: dat is interessant, alleen op zichzelf al. Dit ze, dat ze; dansen, twisten? Nee, gewoon op zichzelf. We waarderen deze woorden niet genoeg’, (js)

 

Zie http://n30.nl/2005/08/dichtersalfa-bet-de-b-van-buelens.html

4.
Betreft: Over Kampliteratuur, essay van Jacq Vogelaar (De Bezige Bij, 2006)

Recensent: Arnold Heumakers
Titel: ‘Ziende blind’
Vindplaats: NRC Handelsblad van 2 maart 2007
Lengte: 1888 woorden
Samenvatting: 511 woorden

Recensent denkt dat deze publicatie een krachtig argument moet zijn geweest om de schrijver de Constantijn Huygensprijs 2006 voor zijn ganse oeuvre toe te kennen. Zo is het lange boek, dat een moeilijk onderwerp aankaart, tegen mogelijke verwachtingen in meeslepend te noemen. De experimentele schrijver gaat voor velen als ‘onleesbaar’ door. Daar kwam in recente decennia echter verandering in. De auteur ging essays schrijven, waardoor essayistische passages in zijn romans minder courant werden. Hij liet ook die ‘malle spelling’ varen. Bovenal: hij keerde het marxisme de rug toe, dat volgens recensent vele jaren literaire sensibiliteit heeft afgestompt. Let wel: het ging om een ‘hoogst sophisticated’ en onorthodoxe variant van marxisme, één die de schrijfwijze (Barthes) centraal stelde en literatuur presenteerde als een ontregelende, daardoor bewustmakende vorm van verzet tegen talige gemeenplaatsen. De connectie met de ‘progressieve arbeidersbeweging’ verdween, ‘evenals die arbeidersbeweging zelf’. Het talige verzet bleef de auteur evenwel trouw, ook in Over kampliteratuur dat verzet de ‘kern van het kampverhaal’ noemt.

In de kampliteratuur van Sjamalov, Antel-

[pagina 62]
[p. 62]

me, Levi, Borowski en anderen ontdekt de auteur wat hij altijd van literatuur verwacht: pogingen om een eigen taal te ontwikkelen. Moralistische duidingen als die van Wiesel, Agamben en Kott moeten het ontgelden, vooral omdat deze duidingen vaak slecht zijn geïnformeerd over de teksten waaraan hun moraal wordt gekoppeld. De auteur zelf evalueert kampliteratuur vooral op zijn literaire merites. Recensent vindt het echter erg problematisch dat hij daarbij ook weigert deze literatuur als een getuigenis te lezen, want zo lijkt de waarheid er niet meer toe te doen.

Recensent bespreekt vervolgens het hoofdstuk over Solzjenitzyn, voor wie de auteur duidelijk een afkeer heeft, al waardeert hij wel Solzjenitzyns literaire miniaturen en humor. Solzjenitzyns proza zou niettemin mensenlevens net zo gelijkschakelen en verpulveren als de kampen die het beschrijft - terwijl recensent erop wijst dat het om een omkering van oorzaak en gevolg gaat. Solzjenitzyn had zijn Goelag Archipel volgens de auteur ook beter niet alléén geschreven - alsof het, aldus recensent, zo makkelijk was om eertijds een dergelijk collectief project op te zetten in Rusland.

Wat de blindheid van de communisten voor de kampen ingaf, zullen we volgens de auteur nooit afdoende weten. Recensent is het daar niet mee eens. Volgens hem is het onder meer te wijten aan marxistisch-leninistisch idealisme. Dat precies een ‘ervaringsdeskundige’ als deze auteur dit niet geweten wil hebben, geeft aan dat hij zijn geloof in een betere wereld nog niet helemaal verloren is. Vandaar mogelijk ook zijn bezwaar tegen ‘cynici’ die beweren dat er geen verschil is tussen slachtoffers en daders, en dat iedereen in extreme omstandigheden tot alles in staat is. het cliché wil dan dat de beschaving niet meer is dan een laag ‘vernis’. De auteur vindt dat een en ander ingewikkelder in elkaar zit, maar verder dan het bestrijden van dit cliché komt hij volgens recensent toch niet. Recensent suggereert hoe dat bijvoorbeeld wel had gekund door dieper in te gaan op het perspectief van de dader, wat ook weer had kunnen wijzen op het ‘marxistisch illusionisme’. Hier had recensent wat meer distantie en reflectie verwacht, (sb)

-

Recensent: Hans van der Heijde
Titel: ‘Over Kampliteratuur’
Vindplaats: Leeuwarder Courant van 28 april 2006
Lengte: 514 woorden
Samenvatting: 186 woorden

Recensent vindt dat het niet past zich ‘liefhebber’ van kampliteratuur te noemen. Evenmin betaamt het kritiek te leveren op de stijl van dit soort literatuur. De schrijver van de omvangrijke studie Over Kampliteratuur vindt evenwel dat ook kampliteratuur als een vorm van talig (lees: literair) verzet moet worden beschouwd. En dus ook als literatuur moet worden bekritiseerd. Een tekst moet overtuigen. Of hij op feiten is gebaseerd, authentiek is, dat mag dan bijzaak zijn.

Recensent gaat vervolgens in op de drieledige structuur van het boek en stipt aan dat er veel lange citaten in voorkomen. Het heeft oog voor detail en levert niettemin ook ‘verrassende inzichten’ op. Recensent vindt het bijvoorbeeld verrassend dat ook

[pagina 63]
[p. 63]

schrijvers van kampliteratuur zich ‘wel degelijk’ laten leiden door een ‘visie’, en die ‘visie’ dan ook nog eens de voorkeur geven boven ‘feiten’.

Recensent onderstreept de belangrijkste conclusie van dit boek, dat bij zijn weten de eerste ‘poging tot’ een literaire analyse van de kampliteratuur is: schrijven over het kamp is een daad van verzet tegen de ontindividualisering van het kamp. De auteur leverde een moedig fundament voor de literatuurkritiek van kampliteratuur.

(Of recensent dit krantenstuk in fases schreef - Over kampliteratuur ís een dik boek - is niet bekend. Dit lijkt evenwel aannemelijk omdat hij hier al de inhoud van zijn eerdere paragrafen blijkt te zijn vergeten. Waren feiten geen bijzaak? In een poging deze contradictie weg te werken, schrapte de eindredactie mogelijk daarom ook recensents uiteenzetting van wat hij met ‘visie’ bedoelt.) (sb)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Sascha Bru

  • Piet Joostens

  • Jeroen Theunissen

  • Johan Sonnenschein

  • over Christ. R. Muston

  • over Geert Buelens

  • over Jacq Firmin Vogelaar

  • over Philip Roth