Yang. Jaargang 44
(2008)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 88]
| |
![]() | |
[pagina 89]
| |
Dmitri Danilov
| |
[pagina 90]
| |
De hele kelder was schots en scheef volgestouwd met pakken boeken en kaarten. Het werkplan was als volgt. Je nam een prijslijst van het fonds en een kijkboek met voorbeelden van de kaarten mee, liet een borg van honderdduizend roebel achter (het kijkboek met de kaarten had een materiële en bijna geestelijke waarde). In opdracht van de hoofdmanager (de tweede man van het bedrijfje, eveneens een vriendelijk glimlachende meneer) een bepaalde route afleggen, bepaalde verkooppunten aandoen en de handel te koop aanbieden. Je hoefde die handel niet mee te nemen (behalve de zichtexemplaren van de kaarten), aan de hand van de bestellingen werd de handel later met een bestelbusje afgeleverd. De ontdekking van nieuwe verkooppunten werd toegejuicht. Je kreeg geen salaris, alleen commissie. Bij normale werkzaamheden zou je zo'n twee miljoen per maand moeten kunnen halen. Vooruit, proberen maar. Ze vroegen: kun je ver weg? Ja. Route: Kirzjatsj-Karabanovo-Aleksandrov-Stroenino. Met eigen vervoer, stoptreinen dus. Hier zijn de adressen van de winkels. Hier is de prijslijst. Hier is het kijkboek. Hier is de honderdduizend roebel borg voor het kijkboek. Hier is het geld voor de reis. Ergens had het vooruitzicht van zo'n trip iets spannends en betoverends. Toe maar, Kirzjatsj. En dan ook nog Karabanovo. Een nieuw elan, de frisse wind van verre zwerftochten, als voor een grote reis. Het was nog vroeg, niet meteen naar huis, maar naar Toesjinskaja, vervolgens de bus naar halteTrikotazjnaja, toen streekbus 26 via de slingerende Poetilkovweg en de grauwe Chimkistraatjes naar station Chimki, toen de stoptrein naar het Leningradstation, vervolgens de metro naar Toesjinskaja en bus 266 naar Mitino, naar huis. Een fijne rit, het plezier van het rijden zelf, van de onaanzienlijke, ietwat troosteloze landschappen die voorbijflitsten. Slapen bij moeder, in de wijk bij het Koerskstation, want vroeg op pad. Om vier uur op, naar het Jaroslavlstation. Zomer, lekker fris, heerlijk. Kaartje kopen. Stoptrein naar Aleksandrov I. Ja, je hebt immers ook nog Aleksandrov II. Daar gingen ze. Er schoten onooglijke stukken Moskou voorbij, de Severjaninbrug. Een perron met de maffe naam Los.Ga naar eind1 Het ziet er buitengewoon maf uit en klinkt ook zo, omdat daarvoor het station Losinoöstrovskaja was. Losinoöstrovskaja. Volgende station Los. Benieuwd of je ergens het station Eekhoorn of Bunzing had, of Cavia, of Ezel. Nee, helemaal niet benieuwd. Het datsjawezen kwam voorbij. Tajninskaja. Hier ergens was een standbeeld voor Nicolaas II opgeblazen. Het standbeeld stond gewoon midden op het land. En werd opgeblazen. Mytisjtsji. Er zaten nog twee passagiers in de wagon, tegen-over elkaar, en de ene voegde zijn reisgenoot aldoor agressieve woorden toe: vuile klootzak, of vuile ellendeling, klootzak of vuile ploert, teringlijder, kloot- | |
[pagina 91]
| |
zak, en dan wapperde hij zo'n beetje met zijn handen en trok een beetje angstaanjagend gezicht, terwijl het onduidelijk was hoe die ander daarop reageerde, en of hij eigenlijk wel reageerde, hij zat er volstrekt roerloos en zwijgend bij, het was niet eens duidelijk of hij wel leefde. Sofrino. Hier stond een fabriek die kerkgerei maakte, een enorm assortiment, kaarsen, iconen, beslag, bijna tot doodkisten toe zelfs. Op de fabriek stond met grote letters: Heilig Rusland, hoed uw orthodoxie. De directeur van de fabriek in Sofrino rijdt in een grote rode Jeep. Er stapten controleurs binnen. Uw kaartje. Ze knipten een gaatje. Sergiev Posad. Een onmogelijk hoge, opengewerkte klokkentoren, blauw met wit. Die twee hadden geen kaartje en werden buiten gezet, dus die tweede had toch geleefd, omdat hij eveneens uitstapte, tekenen van leven gaf. Een en al bos. Zo meteen Aleksandrov. Zo meteen Aleksandrov. Even wegdromen. Zo meteen Aleksandrov. Aleksandrov. Ze zijn er. Aleksandrov is een spoorwegknooppunt, een wirwar van openbaar vervoer en mensen. Hier stopten alle treinen richting Jaroslavl. Zelfs de beroemde trein Moskou-Vladivostok stopte hier. De omroeper roept aldoor om dat er een trein binnenkomt, dat er een trein vertrekt, op dat en dat spoor, van dat en dat spoor. Treinen komen en gaan. Iets verderop staan onafzienbare rijen goederenwagons. Op een belendend spoor staat een stoptrein. Met het opschrift Orechovo-Zoejevo. moet je net hebben. Op het station Orechovo-Zoejevo zou een bende opereren die 's nachts doorgaande treinen voor de richting Nizjni-Novgorod overvalt. Een kaartje naar station Kirzjatsj. De stoptrein zit vol arbeiders die zo te zien op weg zijn naar hun werk. Nuchtere gasten, goedgemutst, goedlachs, je zou haast denken dat de komende arbeid hun deugd doet, en waarschijnlijk is dat ook zo. De arbeiders zaten iets vol vuur te bespreken, hadden het over productiehal drie. Prima arbeiders. Daar gingen ze. Station Karabanovo. De arbeiders stapten uit en liepen naar hun werk. Beslist terugkomen hier, er was een boekwinkel die mogelijk zat te springen om kaarten en zelfs boeken. Station Belkovo, een verlaten station midden in het vrije veld, maar klein of niet, het was ook een spoorwegknooppunt, de ene lijn liep naar Orechovo-Zoejevo, de andere naar Ivanovo en Kinesjma. Gewoon een klein station, een wachthokje, een laag perron. Geen mens. En die velden. Het was duidelijk dat hier geen boekwinkel was, nooit geweest was en nooit zou komen ook. Het treurige station Belkovo. Verder. Halte 138 km. Een kale boel. Maar als hier een halte gesitueerd was, moest zich ergens in de buurt leven schuilhouden dat uit het raam van de langsrijdende trein niet te zien was. Station Kirzjatsj. De stoptrein reed door, naar Orechovo-Zoejevo, waar die bandieten opereerden. Op station Kirzjatsj was het stil. Geen stad te zien. Navraag doen, op | |
[pagina 92]
| |
onderzoek uit. Ja, er was een boekwinkel, maar dan in de stad (wat bij nader inzien wel logisch was). Je moet naar de stad lopen, meneertje. Een minuut of twintig, een klein halfuurtje misschien. Op het plein daar zie je hem wel. Dank u. Vroeg nog, tijd zat. Een stil hofje in (alles was hier stil), op een bankje zitten. Mooie dag, de lucht, zoals gewoonlijk blauw, in die lucht wolken, heel hoog, ze schijnen iets van vederwolken te heten, zouden er na de inslag van de Toengoesmeteoriet zijn geweest. Een blik op de lucht. De aanwezigheid van mensen was niet te voelen. Er piepte alleen een deur in een huisje vlakbij, er kwam een man naar buiten en die liep weg. Stilte, de lucht. Een fijn gevoel, niets deed er meer toe. Niet wat er komen ging, het was gewoon fijn, niet of ze kaarten of boeken zouden kopen of hem gewoon wegstuurden, of er nu geld te verdienen was of niet, het deed er niet toe, het was goed, kalm, rustig. Een onverschillige vreugde stortte zich uit over de stille omgeving van hout en beton. Je kon zo tot het eind van de werkdag blijven zitten, tot de laatste stoptrein, vervolgens het reisgeld afrekenen en zeggen dat je een staat van stilte had bereikt door de aanschouwing van het wolkendek. Uit een oogpunt van verkoop, van management zou dat echter niet goed zijn. De firma stuurde je eropuit, gaf je geld voor de reis, er werden bepaalde verwachtingen in je gesteld en die moest je waarmaken. Het was inmiddels bijna negen uur, naar de stad. Een brug over een riviertje, de Kirzjatsj. Stille bedrijvigheid. Een plein, een boekwinkel. De staat van blije onverschilligheid was behouden. Naar binnen. Wie kan ik spreken. Ik vertegenwoordig de firma zus en zo, we verspreiden boeken en prentbriefkaarten, ja ja, we hebben bij u besteld, ja, een maand geleden, u hebt ze bij zich, laat eens zien, zeg meiden, kom eens kijken wat een leuke kaarten, kom eens hier, meiden, ze komen uit Moskou, ja, jeetje, gewoon enig, die kaarten, ik zou die nemen, en dan die, en deze, jeetje, kijk, een verjaardagskaart, en kijk hier eens, net dat hummeltje van jou, wat een schattige dingen, enig gewoon, en deze is zelfs met muziek, jeetje, ik zou natuurlijk wel voor mezelf nemen, maar voor de winkel gaat op het moment niet, we hebben helemaal geen geld, het is zomer, dit is goed voor na de zomer, maar voor onszelf zouden we wel willen kopen, nee, jammer, het zijn maar zichtexemplaren, we verkopen alleen in het groot, jammer, komt u nog eens na de zomer, dan hebben we geld in de winkel, dan koopt iedereen schoolboeken, schriften, en juist ook kaarten, voor het nieuwe schooljaar, komt u dan, nu niet, dat lukt van geen kant, komt u nog eens na de zomer, dank u, wat een schattige kaarten, wat kunnen jullie dat daar in Moskou toch goed, geen wonder ook, ze kunnen daar alles, dank u, tot ziens, tot ziens. Fijn, stil, vreugdevol. Niets deed ertoe. Het riviertje de Kirzjatsj kabbelde | |
[pagina 93]
| |
onder de brug door. Terug naar het station. Nu Karabanavo. De stoptrein kwam zo. Langzaam reed een klein triestig treintje voorbij. En stil weer. Insecten tsjirpten. Je rook de bielzen. Terug nu. De verlaten halte 138 km. Het treurige station Belkovo. Station Karabanovo. Van het station afloopt onder een schuine hoek iets wat het midden houdt tussen een straat en gewoon een asfaltweg. Links gewoon gras en kriskras bomen, daarachter het spoor. Rechts eveneens gras en kriskras bomen, daarachter dwars op weg of straat staande grauwe flatgebouwen van driehoog. Meer niet. Kriskras dwalen mensen met verloren blik rond. Een beetje terzijde spelen vreugdeloze kinderen God mag weten wat voor spel. Op sommige gebouwen zijn nummers te zien. Ter oriëntatie. In een van de flatgebouwen een piepklein boekwinkeltje. Naar binnen. Uitgestorven. Op de planken boeken zou je denken, maar wat hier te koop was, kon je eigenlijk moeilijk boeken noemen, het waren eerder min of meer netjes afgesneden en ingenaaide stapels papier, iets over groenten inmaken, auto's repareren, allerhande kleurboeken. De verkoopster, alias bedrijfsleider, alias enige aanwezige hier. Ja, ik weet het nog goed, we hebben bij u besteld, mag ik de prijzen van de boeken zien, ze kijkt, vult een bestelformulier in, laat u die kaarten eens zien, ja, mooie kaarten hebt u, laat ik maar tien van deze van u afnemen en vijftien van die, meer gaat nu niet, het is tenslotte zomer, maar over het algemeen lopen ze wel bij ons, na de zomer nemen we nog wel wat van u af, wat meer natuurlijk, komt u dan terug, ja, natuurlijk kom ik dan, dank u, dank u, tot ziens, tot ziens. De eerste bestelling, maar met ongeveer dezelfde gevoelens als in Kirzjatsj, hoewel daar geen enkele bestelling was geplaatst. Prima. De stoptrein naar Aleksandrov zou nu wel even op zich laten wachten. Met de bus. De knorrende, half uit elkaar gevallen bus vertrok van station Karabanovo, knarste en piepte een tijdje en legde aan bij station Aleksandrov. Tegenover station Aleksandrov staan twee flatgebouwen. Op een daarvan staat bovenop hulde aan een of ander, aan de arbeid of zo. Onder in dat gebouw is een boekwinkel. In de kelder zowat. Een beetje donker daar. Een klein kereltje voerde de onderhandelingen. Eigenlijk beperkten de onderhandelingen zich tot de mededeling van het mannetje dat ze niets van ons af zouden nemen. Te duur, zogezegd, geen eer aan te behalen, kijk, als de voorwaarden nou zo en zo waren, dan wel, maar aangezien ze zo niet zijn, dus met. En als jullie dingen nu in consignatie gaven, dan wel, maar dat doen jullie niet, dus dan niet. Begrepen. Dank u, tot ziens. Tot ziens. Het organisme eiste recuperatie, liet een product van deeg en vlees voor zich kopen, iets van een pasteitje, in een stalletje op het station. Bubbeltjeswater drinken. Een opgeblazen gevoel, en de blijmoedige en onverschillige staat van | |
[pagina 94]
| |
Kirzjatsj vervloog van lieverlee. De toestand normaliseerde zich. Het brein hield zich bezig met de winstrekening. De bestelling in Karabanovo was minuscuul, Kirzjatsj en Aleksandrov waren een flop. Maar goed, Stroenino nog. Stroenino ligt heel dicht bij Aleksandrov. Met de stoptrein. Stroenino heeft wel iets pittoresks, als je er van de kant van het station Stroenino tegenaan kijkt. Een reusachtig ravijn, beneden een riviertje, langs de rand van het ravijn een kronkelweg en in de verte, in de hoogte, hing Stroenino. Op de voorgrond een groot fabrieksgebouw van rode baksteen, een typische textielfabriek uit de tweede helft van de negentiende eeuw, er was toen een kapitalistische ‘boom’ en in grote en kleine steden werden overal van zulke fabrieken neergezet. Zo te zien was deze niet meer in bedrijf. Met de bus over de weg boven de afgrond. Uitgestapt op een plein. Kunt u mij misschien zeggen waar hier de boekwinkel is. Daarginds, u moet daarheen lopen en om die hoek daar vindt u meteen de winkel. Op weg. Inderdaad, een boekwinkel. De winkel was dicht. Er hing een bordje met een inhoud waaruit moeilijk op viel te maken waarom de winkel dicht was. In onderhoud of over de kop. Het dagprogramma zat erop. De stoptrein, Sergiev Posad met de onmogelijk hoge, opengewerkte blauwwitte klokkentoren, Sofrino met het opschrift over onze orthodoxie, Tajninskaja, waar dat monument voor Nicolaas II was opgeblazen, Los, Losnoöstrovskaja, de Severjaninbrug, de troosteloze, industriële gribus van Moskou. Moskou, het Jaroslavlstation. | |
Karma-yogaGa naar eind2Het reisgeld afgerekend. Karabanovo had een bestelling geplaatst, Kirzjatsj wilde in augustus, Aleksandrov helemaal niet, Stroenino was dicht. Loftuitingen. De hoofdmanager (de glimlachende jongeheer) zei ‘ik ben tevreden met de trip’. Zag een boek over occultisme in zijn diplomatenkoffer liggen. Geeft niks, zegt hij, dat het weinig opgeleverd heeft, alle begin is moeilijk. En: ga nu Moskou maar doen. Route: van het Soecharevka via de Vredesprospekt naar het Rigastation. Ik op weg. Op het Soecharevka, hoek Sadovajaringweg-Vredesprospekt was een boekwinkel. Hebt u de bedrijfsleider voor mij, waar hebt u die voor nodig, ik heb hier boeken, prentbriefkaarten, wat voor boeken, wat voor kaarten, kijk, hier, boeken en kaarten, in het groot, firma zus en zo, goed, wacht u even, wacht u maar even. De meneer die overal kaas van had gegeten. De bedrijfsleider. Begon meteen te schelden, waar komt u me nu mee aan, hier heb ik niks aan, geeft u maar in consignatie, maar zo niet. Wat staat u nu te schreeuwen. | |
[pagina 95]
| |
Dat loopt hier maar binnen, geef ze maar geld, weet je hoeveel mensen als jij hier komen, we hebben geen cent, alleen in consignatie. Nee, wij doen niet aan consignatie. Nou, dan houdt het op. De militaire boekwinkel op de Sadovajaringweg. Nee, daar doen ze niet aan, nee, dank u, nee, nee, dank u wel. De winkel De journalist op deVredesprospekt, in de buurt van het Rigastation. O, wat een mooie kaarten hebt u, ja, die kunnen we goed gebruiken, geeft u ze in consignatie, ziet u wat een mooi wandje we hier hebben, kaarten doen het goed bij ons, kijk, we zetten ze hier neer, ze vliegen weg, geeft u ze in consignatie, dan nemen we ook nog boeken van u af, geef maar, geeft u maar, nee, wij doen niet aan consignatie, dan moet u maar eens met uw bazen praten, het is immers profijtelijk, een goeie plek, kaarten lopen goed bij ons, dank u, jammer, dank u wel, jammer natuurlijk, dank u, nou ja, jammer, graag gedaan hoor, dank u, tot ziens. Na aankomst het gebrek aan resultaat afrekenen, of liever het negatieve resultaat. Niet best, natuurlijk, dat was niet best, ja, iedereen wilde dingen in consignatie, maar je moet ze onder druk zetten, we doen uit principe niet aan consignatie, dan krijg je naderhand je geld niet meer los, je moet ze afknijpen, kort houden, geeft niks, het komt wel goed, weet je hoeveel vergeefse trips ik in het begin had, en daarna werd was de zaak niet meer te houden, laten we het nu eens zo doen, als je morgen nu eens in zuidwestelijke richting werkt, laten we het zo doen: Malojaroslavets-Obninsk-Naro-Fominsk. Om in Malojaroslavets te komen, moet je afstanden maken, door verschillende plaatsen heen. In Aprelevka werden vroeger zogenaamde grammofoonplaten gemaakt, maar God mag weten wat ze nu maken, misschien wel compactdiscs, en dan staan er ook nog troosteloos van die groene stoptreinen in de remise. Op het station Tolstopaltsevo zit de ene man te gapen en ligt de andere gewoon op het perron. Het is tamelijk ver weg, Malojaroslavets, de mensen stappen van lieverlee uit, en er zitten er al zo weinig in. Voorbij Naro-Fominsk sukkelt de inhoud van de wagon in slaap. Je zou ongemerkt, in halfslaap, het station van bestemming voorbij kunnen rijden, maar dat is onmogelijk, omdat Malojaroslavets het eindpunt is en je de wagons moet ontruimen. Malojaroslavets is een stad met militaire roem, er is gevochten. Van het station loopt onder een schuine hoek een weg of straat, ongeveer als in Karabanovo, zo is het in heel Rusland geregeld: een station, een weg loopt opzij van het station af, onaanzienlijke huisjes, bomen en struiken, en dan begint ongemerkt de stad, zonder abrupte overgang, met even onopvallende flatjes, maar dan meer, en winkeltjes, en bepaalde instellingen die opduiken, en daar is het plein, gewoon een plein, geen Rood Plein, geen Leninplein of bijvoorbeeld Joelioes- | |
[pagina 96]
| |
Foetsjikplein, maar gewoon Plein, en daar heb je dan de boekwinkel, aan dat plein, een culturele locatie, die moet dus aan het plein liggen. Goedendag, boeken en kaarten, bekijkt u de zichtexemplaren maar eens, u kunt een bestelling plaatsen, dat hebben we gedaan, een kleine bestelling, een paar kaarten, u had ze eigenlijk best meteen mee kunnen nemen en uw geld kunnen krijgen, want het is tamelijk onvoordelig om een bestelbusje met zo'n onbeduidende hoeveelheid kaarten op pad te sturen, maar boeken doen we voorlopig niet, boeken kun je beter na de zomer doen, aan het begin van het nieuwe schooljaar, na de zomer lopen boeken goed bij ons, dan bestellen we wel. Tot ziens, komt u nog eens na de zomer, natuurlijk, na de zomer, absoluut. Als het zo doorgaat, zal hij na de zomer een hele wereldexpeditie moeten uitrusten, een hele lading kaarten en boeken moeten meenemen, maar dan vragen ze vast om na de herfst te komen, met Nieuwjaar, dan vliegen de kaarten helemaal de deur uit, terwijl al het geld nu aan schoolboeken en schooluniformen opgaat, nu hebben de mensen geen geld, ze komen allemaal net van vakantie, en dan die schoolboeken en dat schooluniform, maar komt u beslist zo in december, neemt u dan nieuwjaarskaarten mee, maar nu hebben de mensen geen geld, ze komen net van vakantie, het schooluniform, de schoolboeken, u zou tegen oud en nieuw moeten komen. Komt in orde, in de herfst waarschijnlijk. Maar voorlopig moet hij naar Obninsk. Bij station Obninsk is een luidruchtige en wanordelijke markt, maar als je een stukje verder loopt en dieper de eigenlijke stad in komt, kun je het aroma van intellect en geleerdheid opsnuiven. Hier werd eens de eerste nucleaire elektriciteitscentrale ter wereld gebouwd, een NEC zoals sommige mensen het noemen, en om die te bouwen en te exploiteren zijn hier veel intelligente mensen heen gehaald. Tegenwoordig is de atoomcentrale gesloten, maar uit inertie zijn de intelligente mensen in groten getale gebleven en kun je ze over de groene straatjes van Obninsk zien wandelen, die intelligente mensen, met het stempel van liberale wetenschappelijkheid op hun intelligente gezicht. Prettig wel, zeker omdat her en der leuke flatgebouwtjes van tweehoog staan die in de jaren veertig en vijftig van de twintigste eeuw zijn gebouwd, waarschijnlijk in het kader van een speciaal project, omdat je dergelijke flatgebouwtjes verder nergens ziet. De verkoopster in de boekwinkel, alias eigenares, is zo te zien eveneens een intelligente, intellectuele jonge vrouw, een meisje met zo'n voorkomen zou bijvoorbeeld critica van de krant JeL-NG kunnen zijn, of vertaalster van Céline of Jean Genet, maar ze is dus eigenares en tegelijk verkoper in een boekwinkel in de stad Obninsk in het district Kaloega, de eerste stad van de wereld met een atoomcentrale, haar ouders zijn waarschijnlijk op hoogst geanimeerde wijze betrokken geweest bij zo al niet de bouw | |
[pagina 97]
| |
dan toch zeker de exploitatie van de centrale, en nu is hun dochter eigenares en verkoper in haar eigen boekwinkel, misschien hebben de ouders gedroomd van een ander lot voor hun dochter, dat van vertaalster van Sartre of Camus bijvoorbeeld, of critica van het Literaire Dagblad, maar misschien ook niet, mis-schien waren het ook wel verkopers in een boekwinkel, misschien wel in deze zelfde, in dat kleine keldertje dat nu in bezit is of gehuurd wordt door deze jonge vrouw die letterlijk in twee tellen uitlegt waarom ze godsonmogelijk kaarten en boeken kan verkopen, omdat zij, de jonge vrouw, en haar winkel handel alleen in consignatie nemen, ze niet ‘handje contantje’ werken, terwijl die kaarten- en boekenfirma juist louter en alleen ‘handje contantje’ werkt en dingen niet in consignatie geeft. Het was fijn om een praatje te maken met een jonge vrouw die onder gunstiger omstandigheden critica van de Nieuwe Literaire Revue had kunnen zijn, en ook al was de conversatie van korte duur (één minuut ongeveer) en bracht ze geen commercieel resultaat, het was toch prettig. Naro-Fiminsk bereidde je een slaperig welkom. De mensen in de boekwinkel waren slaperig, konden de zin van het commerciële aanbod dat hen gedaan werd maar niet begrijpen, mompelden allemaal iets over geen geld, de mensen gaven geen geld uit, en eenmaal kwam de woordcombinatie ‘na de zomer’ langs. Het programma zat erop.
Tja, een beetje mager, verdorie, wat is dat nou, vijfentwintig kaarten en acht boeken naar Karabanovo brengen en dertien kaarten naar Malojaroslavets, dat gaat zo niet, die gaan we niet brengen, dat heeft geen zin. Je moet op een of andere manier wat meer zien binnen te halen, begrijp je wel, zodat we in één keer een paar steden tegelijk kunnen doen en dat er dan in elk daarvan een flinke bestelling geplaatst is, want anders heeft het gewoon geen zin. Nou ja, geeft niks, geeft niks, komt wel goed, je bent een pientere vent, ga nu maar eens naar Birjoelevo, daar zijn drie winkels. In Birjoelevo was het precies hetzelfde, een paar kaarten en wat boeken, het was fijn om in het zonnige weer over de Biijoelevstraat te lopen en de boekwinkels af te gaan, terug werd het een route die volkomen van god los was, met twee bussen met overstap ging het om een of andere reden naar metro Kozjoechovskaja, en vandaar naar huis.
Wil je op en neer naar Smolensk? Ja. Laten we dat maar doen, je hebt daar veel winkels, je hebt wel een dag nodig om ze allemaal af te gaan, daar moet een grote bestelling geplaatst kunnen worden, vooruit, Smolensk is een prima stad, we hebben daar nog niet gewerkt, een nieuw rayon, laten we maar doen. | |
[pagina 98]
| |
Kaartje gekocht, op weg. Tussen vijf en zes wakker in de trein. Deze stond op het laatste station voor Smolensk, Jartsevo of Safonovo. Stilte, een zomerochtend, landerijen, en midden op het land een eenzame schuur. Zin om maar onafgebroken naar die schitterende eenzame schuur te blijven zitten kijken, maar de trein floot en reed naar Smolensk, en de schuur verdween langzaam in de oneindigheid. Om zes uur in Smolensk. De zakelijke bedrijvigheid was nog niet begonnen, de boekwinkels waren dicht en je kon en moest alleen maar wat door de stad Smolensk sjokken. Niet ver van het stationsgebouw stroomde het piepkleine riviertje de Dnepr en op de hoge oever van die piepkleine Dnepr, tegenover het stationsgebouw, lag het kremlin van de stad Smolensk. De vestingmuur omvatte een reusachtig plein, stukken groter dan zeg de muur van het Moskouse en het Novgorodse kremlin deden. Geen aaneengesloten muur, maar een soort stippellijn. Door het hele centrum van de stad rezen stukken muur op. Een grauwe Chroesjtsjovflat van vierhoog en daarnaast een stuk kremlinmuur, het brokstuk eindigde weer en dan kwam er een speeltuintje, een winkel, en verderop weer een stuk muur. Binnenin, op het grondgebied van het kremlin, verliep het gewone stadsleven, snelden trolleybussen heen en weer, stonden flatgebouwen, waren winkels in bedrijf. Echt verbazingwekkend. Temidden van dat alles stond een orthodoxe kathedraal van buitengewoon grote afmetingen. Een groen geval. De kathedraal was open. Voorlopig niets te doen, naar binnen maar. Een kerk is fijn als er geen mensen zijn. Als die er wel zijn is ze ook fijn, maar als die er niet zijn helemaal. Stil, reusachtig. Even blijven staan, kaarsje branden. Naar buiten. Om de kerk heen stonden episcopale huisjes, zo te zien was hier het bisdom Smolensk, huisjes, hofjes, knus en schoon. Een klinkerweg leidde omhoog. Aangesproken door een jongeman. Je mocht hier waarschijnlijk niet komen, verboden terrein, de tempel van de hemel. Een kereltje dat zijn hand ophield. Zegent u mij, vader. Deze priester droeg een donkerblauwe spijkerbroek en een oranje overhemd. En een felgroene tas met daarin kaarten op zicht en een prijslijst van boeken. De magische werking van een baard. Geen zegen. Het mannetje liep onthutst weg. De weg omhoog naar een uitkijkpunt. Vandaar uitzicht. Beneden de piepkleine Dnepr, voorbij de Dnepr de spoorlijnen en het stationsgebouw, voorbij de spoorweg de wijde verte. Een zonnige morgen, een spoorlijn, de Dnepr. Aangenaam. Op zo'n uitkijkpunt is het goed een eed te zweren, zoals op de Mussenbergen, je aan de dienst van het vaderland te wijden of aan een studie boekhouden. Lang staan kijken. Al werd het wel eens tijd om boeken en kaarten te gaan verkopen, kaarten en boeken. Op weg. | |
[pagina 99]
| |
Een grote boekwinkel in een centraal gelegen straat, op het terrein van het kremlin, en nog een winkel aan een andere centraal gelegen straat, en een winkel binnen in een groot warenhuis, en een heel klein winkeltje ergens aan de rand van de stad, en dan nog een winkel in een fabriekswijk, een heel tijdje met de trolleybus, en nog een winkel. Men bestelde een paar kaarten. Men bestelde wat boeken. Wees in bedekte termen op het begin van het nieuwe schoolseizoen, op de herfst, op na de zomer. Moe op een bankje neergestreken, een flesje kefir gedronken, een flink broodje gegeten. De hele dag door Smolensk gesjouwd en moe nu. Naar het stationsgebouw, omdat het inmiddels avond was, geen puf meer om ergens heen te rijden of te lopen. Het perron, toekijken hoe de treinen zich verplaatsen. Er stopte er een, een doodgewone passagierstrein, en daar werd een wagon met tralies voor de ramen van losgekoppeld, waarin gedetineerden zouden worden vervoerd, hij werd afgekoppeld en in volledig stilzwijgen ergens naar een zijspoor gesleept, er stapte een officier uit de wagon, hij stond op het perron te roken en te kijken hoe de wagon met de tralies op een zijspoor werd gezet, je werd er een beetje akelig van. Toen reed de trein Smolensk-Moskou voor en legde deze het traject Smolensk-Moskou af. Afrekenen. Jeetje, mager, zeg, mager. Mager, natuurlijk, mager. Wel heel magertjes, wat is dat nou, in die hele, grote stad hebben ze maar voor zo'n luttel bedrag besteld, ja, alles af geweest, iedereen geïnteresseerd, maar geen geld zeiden ze, iedereen zei kom na de zomer maar terug, wat wil je, natuurlijk, het is nu niet het seizoen. De eerste uitbetaling kon er nog net af, echt een grijpstuiver, een paar briefjes van tienduizend, nee, ouwe jongen, dat wordt niks, nee, wat zijn dat nu voor statistieken, nee, allemaal prima, maar dat wordt niks. Natuurlijk, het is niet het seizoen, maar ga zelf maar na, als je zo weinig gaat verdienen, wat moet het dan worden, kom op, het beste, je wordt bedankt, vergeet nietje albumpje terug te geven, tot ziens, kom nog eens langs als er iets is, tot ziens, tot kijk, succes. |