Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina X]
[p. X]
 
Al ben ik als laatste gekomen,
 
Als een arenlezer achter de maaiers
 
Toch snelde ook ik onder Gods zegen toe,
 
En heb als een oogster mijn wijnkuip gevuld.
 
 
 
eccl. 33:16-17
[pagina 1]
[p. 1]

Avond aan de Nijl

 
Het riet en de bies zullen verwelken
 
IS. 19:6

Iedere avond weer, wanneer men wandelt langs de Nijl, is de zonsondergang een onvergetelijk natuurgebeuren. En iedere avond gaat de zon anders onder. De ene avond daalt zij als een vaste gouden bol, de andere avond schijnt zij dodelijk getroffen ter kimme te dalen in een zee van bloed. Maar nergens ter wereld is de ondergang der zon zo romantisch en imposant als in Luxor. Daar daalt de zon langzaam en statig achter het Westelijke gebergte, dat doorzeefd is met de graven der oude Egyptenaren. Honderden graven liggen uitgehouwen in het gele gebergte, graven van pharao's, graven van koninginnen en graven van gewone stervelingen. Het is het grootste, aangrijpendste kerkhof ter wereld. Men bedenke alleen maar welk een sensatie het vinden van slechts een dezer graven, dat van Toet-anch-Amon, in het begin van deze eeuw over de gehele wereld gewekt heeft. En in de vallei, waar men heden ten dage zijn graf bezoekt, liggen de prachtige koningsgraven bij tientallen. Om nog te zwijgen van de koninginnen- en prinsengraven en de vaak even schone graven der edelen.

De oude Egyptenaren aanbaden de zon als God en om zich iedere avond wanneer zij onderging bij hun God te vervoegen, lieten zij zich begraven in het Westelijke gebergte langs de Nijl. Zij stelden het zich zo voor, dat de Zonnegod in een bark langs de hemel voer; bij het ondergaan der zon verlieten hun zielen de grafkamers en grepen een touw beet dat achter van de bark des Zonnegods neerhing. Op deze wijze zeilden zij mee naar het andere rijk. Wanneer men dit alles weet en ziet hoe de zon des avonds in Luxor achter het Westelijke gebergte daalt, dan wordt dit schone natuurgebeuren nog des te aangrijpender. In de verbeelding ziet men uit de graven, die in de purper

[pagina 2]
[p. 2]

wordende rotsen en spelonken verborgen liggen, de zielen der doden zich naar buiten haasten om het touw van de zonneboot te grijpen en in kolken van karmijn en vermiljoen golven zij bij duizenden achter het schip van de godheid aan.

Doch zetten wij ons voor een ogenblik aan de oever van de Nijl. Al is het winter, de scheidende zon ontwikkelt toch nog zulk een hitte, dat wij de koude niet behoeven te duchten voor zij achter de bergrand verdwenen is. Het laatste zonlicht werpt een goudgloed over de ganse wereld. Het is of de zon een goudpoeder afgeeft, waarmee zij de hele Westerhemel bestuift. Langzaam zakt deze goudstof neer over de velden, het gaat als een lage mist van goud hangen over het tintelende groen der graanvelden, het hecht zich als een aureool rond de kruinen der palmen, die plotseling phoenixvogels gelijken, brandende in hun eigen vuur.

Op dit ogenblik, een half uur voor het definitieve scheiden der zon, beginnen alle vogels zich in de boomkruinen te verzamelen en als in paniek te zingen. De kruinen der sinaasappelbomen tieren luide, de rijpe oranje-appelen glanzen in het zonlicht, maar niet een der vogels is zichtbaar.

In gedachten verzonken turen wij neer op de Nijl en zien verstrooid hoe de man in de roeiboot met zijn roeispanen vloeibaar goud uit de stroom oplepelt, dat terstond weer van de riemen afdruipt en kleurloos in de stroom terugvloeit. De witte zeilen der zeilschepen worden in het scheidende licht van een vreemd blauw, een blauw gelijk men dat aantreft in het wit van een negeroog.

Maar dan wordt onze aandacht getrokken door iets merkwaardigs. Er groeit geen enkele rietpluim langs de oevers van de Nijl. Eens was dat toch anders. In de tijd van de pharao's waren de oevers van deze stroom dicht begroeid met papyrusriet. Ieder van ons weet van welk een onschatbare waarde dit papyrusriet was. De oude Egypte-

[pagina 3]
[p. 3]

naren maakten er papier van en ons woord papier komt dan ook van de naam van dat riet. Maar niet alleen werd er van dit papyrusriet papier gemaakt, men vervaardigde er ook touw van, matten, kleren, zeilen, ja men bouwde er zelfs schepen van. De profeet Isaias wist dat. Hij spreekt van ‘boten van biezen op de Nijl’. Onder de biezen verstaat hij papyrusriet. Tegenwoordig vindt men nergens in Egypte langs de Nijl meer papyrusriet. Het is volkomen uitgestorven. Slechts een zeldzame keer ontmoet men dit prachtige riet nog wel eens in een botanische tuin. Langs de Nijl groeit het eerst weer in de Soedan. Bij dezelfde profeet Isaias, die ons over schepen van papyrusriet sprak, vinden wij een vervloeking van Egypte in de vorm van een voorspelling, die zeer bewaarheid is als men de tegenwoordige rietloze oevers van de Nijl beschouwt. De profeet zegt namelijk letterlijk: ‘Het riet en de bies zullen verwelken. Het papyrusgewas aan de Nijl, aan de oever van de Nijl en alle zaaivelden aan de Nijl zullen verdorren, verstuiven en verdwijnen’. Hoe letterlijk dit ook, wat het papyrusriet betreft, in vervulling gegaan is, toch moet men dit weer niet als een direct gevolg van Isaias' profetie zien. Immers nog in het begin van onze jaartelling omzoomde dit riet de boorden van de Nijl. Isaias kleedde al zijn profetieën in een dichterlijke taal, hij sprak in beeldspraak. Het ging om de kern van de voorspelling. Evenmin als men de stenen moet gaan natellen als een historicus ons vertelt dat er geen steen op de andere bleef staan, evenmin moet men bij een voorspelling het dichterlijke beeld, waarin het gebeuren gehuld wordt, tot in ieder onderdeel in vervulling willen zien gaan.

Intussen zitten wij nog altijd aan de Nijl en zien toe hoe gesluierde vrouwen tot aan de knieën in het water, op een plek waar eens papyrusriet groeide, de kruiken vullen en zich daarbij de handen en het gelaat met Nijlwater wassen. Eens op een morgen was er ook zulk een toneel aan de Nijl. Het was Pharao's dochter die met haar

[pagina 4]
[p. 4]

maagden een morgenbad in de Nijl nam, te midden van het papyrusriet. Tijdens dat bad vond zij het biezen kistje, waarin de kleine Mozes dreef. Dat biezen kistje was een mandje van hetzelfde papyrusriet. Maar al pratende hebben wij de zon uit het oog verloren en kunnen haar nu niet meer terugvinden, want zij is achter het Westelijke gebergte verdwenen. En nu wordt het plotseling zo kil, lezer, dat wij als bij afspraak tegen elkander zeggen: ik stap op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken