Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Bruidsprijs

 
Zo lief had hij Rachel
 
GEN. 29:20

De Oosterse verloving is een geheel andere aangelegenheid dan de Westerse. In het Westen gaan het meisje en de jongeman allereerst bij hun hart te rade. Men verlooft zich omdat men liefheeft. In het Oosten echter zijn de verloving en het huwelijk veel meer zuivere voorbereidingen om een nieuw familieleven te stichten. Niet de liefde tussen twee mensen is de drijfveer tot een huwelijk, maar de plicht een nieuw huisgezin op te zetten. De kans voor een Oosterse jongeman om verliefd te worden op een Oosters jong meisje is op zichzelf al erg gering. Het doen en laten van een meisje staat onder de strengste contrôle, zij gaat nagenoeg niet uit, tenzij naar de waterbron om haar kruik te vullen. Ontmoetingen met vrouwen in het Oude en Nieuwe Testament vinden dan ook zeer dikwijls plaats aan de put. Het was nagenoeg de enige plaats waar men een meisje of vrouw voor een ogenblik kon aanspreken, tenzij men een groot vriend van de echtgenoot was. In het laatste geval gebeurde het wel dat men ook zijn vrouw of zijn zuster in zijn huis te spreken kreeg, wanneer deze het maal opdienden. Jezus houdt het gesprek met de Samaritaanse vrouw aan de bron. En dan leest men bij Johannes dat de leerlingen zich er over verwonderen dat Hij met een vrouw sprak.

In het tegenwoordige Oosten is het nog net zo als in Jezus' tijd. De omgang tussen man en vrouw is, buiten het eigen familieleven, aan zulke strenge vormen gebonden, dat de natuurlijke verliefdheid zich nauwelijks ontwikkelen kan. En waar zij zich toch ontwikkelt is zij doorgaans gedoemd een droevige dood te sterven. Want niet de verliefde jongeman en nog veel minder het verliefde jonge meisje heeft het voor het zeggen met wie hij of zij trouwen wil. Die

[pagina 21]
[p. 21]

decisie behoort aan de familie. Meestal besluit de vader met wie zijn zoon trouwen zal. In het boek Genesis kan men uitvoerig lezen hoe Abraham een vrouw voor zijn zoon Isaäk zoekt. Isaäk op zijn beurt maakt uit welke vrouw zijn zoon Jacob nemen moet. Men gaf er de voorkeur aan dat het huwelijk in de familie bleef. Isaäk kiest voor Jacob een nichtje. En zijn oom Laban staat haar af met de woorden: ‘Het is beter dat ik haar jou geef dan aan een vreemde man’. Soms ook in het Oude Testament deed de moeder de keuze. Hagar doet de keuze voor haar zoon Ismael. ‘En zijn moeder koos voor hem een Egyptische tot vrouw.’ Tegenwoordig is het nog net eender. De familie beslist met wie de zoon of de dochter des huizes trouwen zal. Daarbij gaat men niet op de allereerste plaats te rade bij het hart van de jongelieden maar bij het verstand. Liefst probeert men door een huwelijk verwant te raken met een machtige familie, een familie die wat in de melk te brokkelen heeft en die door het grote getal harer leden een macht vormt waarmee andere families rekening dienen te houden. Vanzelfsprekend trouwt men binnen de klasse waarin men thuis hoort. De nieuwe echtgenoot moet een bruidsprijs voor zijn bruid betalen en een arme boerenjongen zal nooit in staat zijn de prijs op te brengen die de burgemeester voor zijn dochter vraagt.

In het tegenwoordige Oosten vindt de verloving op het platteland ongeveer als volgt plaats. Laten wij het gunstigste geval nemen. De jongeman is verliefd en het meisje is ongeveer van zijn stand. Dan gaat hij naar zijn moeder en vertelt het haar. De moeder spreekt met de vader. Zijn zij het er over eens dat de keuze van hun zoon een juiste keuze is, dan zendt de vader een vriend naar de vader van het meisje om deze te vragen of hij instemt met een huwelijk. De vader van het meisje stemt dan daarmee in of niet. Hij zal echter nooit een direct ja of neen geven. In aangelegenheden als deze geeft een Oosterling slechts zijdelings zijn beslissing te kennen. In plaats van neen zegt de vader van het meisje bij voorbeeld: ‘Nu nog niet, zij moet nog

[pagina 22]
[p. 22]

in het huishouden helpen,’ of ‘Laten wij dit een andere keer bepraten, ik ben nu bezig’. Dergelijke antwoorden zijn onverbiddelijke afwijzingen. Maar laten wij aannemen, dat de vriend een gunstig antwoord naar huis brengt. Dan heeft er enkele dagen later een in onze ogen nogal vreemde plechtigheid plaats. De vader van de jongen gaat, vergezeld van een aantal vrienden, naar de vader van het meisje om daar over de bruidsprijs van de toekomstige bruid te onderhandelen. Op Oosterse wijze hurken allen neer in de hof van het huis, koffie, thee en gebak worden kwistig rondgereikt. Dan vraagt de vader van de jongen aan de vader van het meisje: ‘Wat moet zij kosten?’ Hij zegt dat in wat sierlijker bewoordingen, en de vader van het meisje ontwijkt hem even sierlijk met te zeggen: ‘Hebt gij zelf nog geen dochter uitgehuwelijkt?’ Waarmede hij zeggen wil: ‘Gij weet toch zelf de prijs wel’. Waarop de vader van de jongeman nogal slim antwoordt: ‘Misschien heb ik mijn dochter wel voor niets uitgehuwelijkt’. Dit laatste is natuurlijk allerminst het geval, het is alleen maar een van de typische Oosterse zinswendingen, die men beleefdheidshalve uit.

Op een gegeven moment noemt de vader van het meisje dan ten slotte de prijs: ‘Ik wil vijfhonderd gulden.’ zegt hij. Waarop de andere vader prompt antwoordt: ‘Het zij op mij’. Met andere woorden: ‘Aangenomen’. Dat zegt hij in ieder geval, ook al had de man twee duizend gulden gevraagd. Na dit ‘aangenomen!’ begint hij duidelijk voor zich uit te murmelen: ‘Het is zwaar! Het is zwaar!’ Nu komen ineens alle koffiedrinkende en gebak-etende vrienden van de sombere vader van de jongeling in actie. Zij beginnen luide te mompelen: ‘Dat is zwaar! Dat is zwaar! Dan ware het nog beter geweest hem te zeggen: ik heb geen dochter!’ Wat nu volgt is zeer amusant. De vrienden gaan gezamenlijk de prijs naar beneden werken. Op de uitnodiging van de vader van het meisje om vrijuit te spreken, vraagt de vriend hem: ‘Met hoeveel eert gij mij?’ Hij be-

[pagina 23]
[p. 23]

doelt: ‘Hoeveel van de prijs laat gij ter wille van mij vallen?’ ‘Ik eer u met twintig gulden,’ antwoordt de vader van de bruid. ‘En mij, met hoeveel eert gij mij?’, valt dan onmiddellijk een tweede vriend in. Op deze wijze brengen de vrienden de prijs van vijfhonderd gulden terug op driehonderd gulden. Dan is het ogenblik gekomen waarop de vader van de jongen zegt: ‘En mij, met hoeveel eert gij mij dan wel, de vader van de jongen?’ ‘Met honderd gulden!’ antwoordt de vader van het meisje. ‘Moge zij mijn jongen toebehoren,’ zegt dan de vader van de toekomstige bruidegom en daarmede is de koop definitief gesloten voor tweehonderd gulden.

Wij gaven hier zo'n uitvoerig verslag van de uithuwelijking in het moderne Oosten, omdat deze in niets verschilt van de uithuwelijking in het Oude Testament. Het lijkt ons echter niet overbodig er twee opmerkingen aan toe te voegen, waarmee wij misschien vragen beantwoorden, die bij de lezer zijn opgekomen. Deze verhandeling van de bruid kan de moderne lezer ietwat bruut in de oren klinken, in feite is zij dat niet. De koopsom is een bruidsschat en het meisje moet ongeveer ter waarde van deze prijs aan meubelen, bedden, doeken en vaatwerk mee in het huisgezin brengen. In wezen is deze eis dus niet vreemder dan onze eis, dat een jongeman, wanneer hij trouwen wil, het brood voor het nieuwe gezin kan winnen. De tweede opmerking geldt meer de innerlijke zijde van het huwelijk. De lezer zal zich misschien afgevraagd hebben wat er in deze zakelijke huwelijken dan wel van de liefde terecht komt. Dat zou menigeen verbazen. Heel vaak groeit een zakelijk huwelijk tot een diepe liefde uit. Zeker zo vaak als een huwelijk op het eerste gezicht in het Westen in een echtscheiding strandt. Men ziet talloze gelukkige huwelijken in het Oosten. De weg tot de werkelijke liefde is alleen een geheel andere, meestal in het huwelijk zelf ontstaan door gedeelde vreugde, gedeelde smart. Het boek Genesis geeft ons een voorbeeld hoe zulk een liefde al vroeg beginnen kan.

[pagina 24]
[p. 24]

Als Isaäk Jacob bevolen heeft een dochter van zijn oom tot vrouw te nemen, dan gehoorzaamt Jacob. Maar wijl hij geen geld heeft om de bruidsprijs te betalen, eist zijn oom van hem, dat hij eerst zeven jaar werk voor hem verricht in plaats van de bruidsprijs. Het boek Genesis vervolgt dan: ‘Zo diende Jacob dan zeven jaar voor Rachel, en deze kwamen hem voor slechts weinige dagen te zijn: zó lief had hij Rachel’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken