Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De goede herder

 
Twee pootjes uit de bek van een leeuw
 
AM. 3:12

Het volk van Israël was gedurende een groot deel van zijn bestaan een zuiver herdersvolk. Zijn grote leiders waren kleine herdersvorsten. David, zijn schoonste koningsfiguur, was eens een herdersknaap. Ja, Jehova zelf in zijn vaderlijke zorg werd gezien als de Herder van zijn uitverkoren volk. En dit alles vindt zijn schone bekroning, wanneer Jezus als de vervulling van het Oude Testament in zijn onmetelijke liefde ons verschijnt als de Goede Herder. Deze vergelijking met de herder was als vanzelf ontstaan en opgedrongen door de levende werkelijkheid waarin het volk van Israël verkeerde.

De Goede Herder uit de Evangeliën, die ons zo vertrouwd is, heeft echter meer aspecten dan die waaronder wij Hem plegen te zien en wij zullen deze aspecten trachten te belichten door dit hoofdstuk uitsluitend aan de herder in Israël te wijden. Laten wij eerst eens zien wat wij zelf onder een herder verstaan. Dan blijkt dat onze opvatting van deze eigenlijk uit onze beschaving nagenoeg verdwenen figuur een overdreven romantische is. Zij valt zo ongeveer samen met de idyllische schilderstukjes uit de vorige eeuw, waarop een goedaardige oude man vredig achter zijn witte kudde schapen aanloopt. De hemel is vol avondrood, heel het landschap ademt vrede. De witgewolde kudde keert in wonderbaarlijke saamhorigheid huiswaarts.

[pagina 32]
[p. 32]

Het leven van de herder op zulk een schilderij komt ons voor als een droom van innerlijke rust en evenwicht. De man heeft de ganse dag op de paarse heide naast zijn schaapjes gezeten en als er een te ver was heengedwaald dan was daar zijn trouwe hond om het goede dier terug te brengen, indien het niet langer binnen het bereik was van het kluitje, dat de scheper met zijn schepje vermanend op de tot verdolen geneigde richtte. Zo vredig als de dag was, zo vredig is de thuiskeer. In wederzijdse saamhorigheid en vol zoete mijmerij keren herder en kudde stalwaarts.

Klopt deze voorstelling die wij ons van een herder maken met het leven en werk van de vroegere herder in Israël? Met andere woorden: klopt onze voorstelling met die van de profeten, waar zij het beeld van de herder oproepen, of met de voorstelling die de toehoorders van Jezus hadden wanneer de Zaligmaker zich vergeleek met de goede herder?

Wanneer wij het Oude Testament op dit punt onderzoeken, dan blijkt ons al dadelijk, dat onze romantische voorstelling totaal van de werkelijkheid verschilt. De herder had een even nuchtere als zware taak. Luisteren wij maar eens naar wat Jacob over zichzelf vertelt wanneer hij in het boek Genesis spreekt over de twintig jaar, dat hij de kudde van zijn schoonvader Laban weidde. ‘Twintig jaar ben ik nu bij u geweest: uw ooien en uw geiten hebben niet verkeerd geworpen en van uw bokken heb ik er niet een gegeten. Als er een stuk vee door de wilde dieren verscheurd werd, dan heb ik het niet naar u toegebracht. Neen, ik heb het zelf moeten vervangen. Gij hebt het van mij teruggevorderd onverschillig of het bij dag of bij nacht was geroofd. Zo verging het mij: des daags leed ik onder de hitte, des nachts leed ik onder de vorst en geen slaap kwam in mijn ogen’. Kernachtig vat Jacob hier zijn twintig-jarige herderservaring samen en het blijkt allerminst een idylle geweest te zijn. In weer en wind, bij dag en nacht, tegen rovers en wilde dieren had Jacob twintig jaar lang de kudde

[pagina 33]
[p. 33]

geweid. Wanneer David tegen Goliath wil vechten en Saul het hem ontraadt omdat de eenvoudige herdersknaap geen krijgservaring heeft, dan antwoordt David: ‘Uw knecht heeft de kudde voor zijn vader geweid. Als er een leeuw kwam of een beer die een dier uit de kudde roofde, dan liep ik hem na en versloeg hem of rukte het hem uit de bek. Bood hij mij echter weerstand dan greep ik hem bij de manen en sloeg hem dood. Leeuwen zowel als beren heeft uw knecht geveld’. Dit zijn twee aanhalingen uit het Oude Testament, die met vele te vermeerderen zouden zijn, maar die genoegzaam demonstreren hoe zwaar het bedrijf van herder was. Het leiden naar grazige weiden uit de prachtige psalm, die ons zo idyllisch aandoet, was een zoeken dier weiden over vaak reusachtige afstanden, waarbij de herder dag en nacht, in weer en wind, zijn kudde moest voorgaan en vooral verdedigen. Als we dan in het Oude Testament eens onderzoeken hoe groot die kudden wel waren, dan lezen wij bij Samuel van een kudde die bestaat uit duizend geiten en drie duizend schapen. Job bezat voor zijn beproeving zeven duizend schapen, drie duizend kamelen, vijfhonderd ossen en vijfhonderd ezelinnen. En na de beproeving komt hij in het bezit van een kudde waarvan alle getallen verdubbeld zijn. De herders die deze kudden weidden, hebben dus weinig gelijkenis meer met onze voorstelling van de eenvoudige scheper. De vroegere Israëlietische herder lijkt veel meer op een figuur die ons door de film vertrouwd is geworden: de Amerikaanse cowboy. Ontdaan van die andere romantiek, de Wild West romantiek, is de cowboy inderdaad de moderne uitgave van de herder uit het Oude Testament. En dit doet ons onmiddellijk begrijpen hoe zwaar dit leven moest zijn. Vervoer van kudden over grote afstanden om weideplaatsen te vinden, strijd tegen wilde dieren, strijd tegen rovers en dieven en strijd tegen de elementen. Uit Jacobs relaas weten wij reeds, dat hij ieder geroofd stuk uit de kudde uit eigen middelen terug moest betalen. Uit Davids woorden verne-

[pagina 34]
[p. 34]

men wij, dat hij het geroofde vee tussen de tanden der leeuwen vandaan haalt. Bij een der profeten lezen wij de vergelijking: ‘Zoals een herder twee pootjes of een stukje van een oor uit de bek van de leeuw redt......’ Dit alles geschiedde met levensgevaar voor de herder. Men zal zich afvragen: was Davids liefde en die der andere herders voor hun wollige viervoeters zo groot dat zij hun beesten redden met gevaar van eigen leven? Neen, dit was de reden niet van hun heldhaftig optreden. Jacobs klacht, dat hij ieder geroofd stuk vee ten volle moest terugbetalen, is ongetwijfeld de klacht van vele herders geweest en dit leidde er ten slotte toe, dat er een wetgeving in het Oude Testament ontstond, waardoor de positie van de herder gereglementeerd werd. In Exodus lezen wij onder andere: ‘Is een stuk vee door een roofdier verscheurd, zo mag de herder het verscheurde als bewijs meebrengen; voor het verscheurde behoeft hij dan geen nieuw stuk vee te geven’. Het is nu duidelijk waarom herders met levensgevaar de resten van het vee uit de bek van een leeuw trachten te halen. Zij hebben dit nodig als bewijsstuk. Zonder dit bewijsstuk moeten zij het geroofde vergoeden. Het is uit deze citaten wel voldoende gebleken hoe zwaar en hoe weinig idyllisch het herderschap was, ook al heeft het in Jezus' tijd reeds lang zijn oorspronkelijk karakter van nomade-herderschap verloren.

Wanneer de profeten over Jehova als Herder van zijn volk spraken, dan kregen de toehoorders een veel actievere voorstelling van Hem dan de vredige en passieve voorstelling, die het woord herder in óns wakker roept. Zij voelden in dit beeld Gods vechten voor de kudde. En als Jezus uitroept: ‘De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen!’ dan verschijnt bij zijn toehoorders ogenblikkelijk het beeld van de herder die met levensgevaar de leeuw tegemoet treedt, zelfs al is het, gelijk wij bij Amos lezen, alleen maar om twee pootjes of een stukje van het oor te redden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken