Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Met balsem en masker

 
Daarop balsemden de dokters Jacob. Dit duurde veertig dagen
 
GEN. 50:3

Wij treffen in het Oude Testament twee figuren aan, die op Egyptische wijze gemummificeerd werden. Het zijn de aartsvaders Jacob en Josef. Na de dood van zijn vader Jacob liet Josef, die onderkoning van Egypte was, dokters bij het stoffelijk overschot komen. ‘Toen beval Josef’, zo lezen wij in het boek Genesis, ‘de dokters, die in zijn dienst stonden, zijn vader te balsemen’. De dokters, over wie het Oude Testament spreekt, zijn wel een heel eigenaardig soort dokters. Zij zijn er niet om zieken te genezen maar treden eerst in functie als de mens gestorven is. Op de schouders van deze ‘dokters’ rust de taak het lichaam van de dode, door het te balsemen, zo goed te conserveren, dat het in der eeuwigheid niet ten prooi zal vallen aan het bederf. Zij moeten hun patiënt dus voorgoed cureren van de na de dood ingetreden ontbinding. Men begrijpt licht, dat een dergelijke balseming veel tijd en zorg vereiste. Het boek Genesis zegt dan ook: ‘Dit balsemen duurde veertig dagen’. Een ware chirurgische behandeling ging er aan vooraf. Eerst verwijderde men de hersenen van de dode met behulp van een ijzeren haak, die men door de neusgaten stak. Vervolgens verwijderde men alle inwendige organen, welke op hun beurt gemummificeerd werden en in vier vazen

[pagina 46]
[p. 46]

bijgezet. Daarmee had men wat onmiddellijk aan bederf onderhevig was verwijderd. Op de lege plaatsen, die de weggenomen organen hadden achtergelaten, werden welriekende kruiden aangebracht. Daarna onderging het lichaam een langdurige behandeling van zoutbaden, waarna het gewassen werd, in windsels gewikkeld en met gom bestreken. Niet minder dan vijftien ingrediënten waren vereist om het werk te voltooien. Met bijenwas stopte men de oren, ogen, neus en mond toe van de mummie en de snede, die de chirurg in het lichaam had aangebracht. Verder gebruikte men myrrhe, cederolie, gom, jeneverbessen, uien, palmwijn, hars, zaagsel, pek en teer. Na deze behandeling zag de dode er uit als een bijna tot op het skelet vermagerd mens. De over de beenderen gespannen huid was donkerbruin geworden. Maar de gelaatstrekken bleven tot op zekere hoogte te herkennen, ondanks de ingevallen wangen en de dunne lippen. Sommige pharao-koppen geven ons nog geheel en al het karakter van de heerser.

Na afloop van deze behandeling van zeventig dagen (het Oude Testament geeft een behandeling van veertig dagen in Jacobs geval) werd de mummie gekleed en opgesierd. Hoe fraai dit optuigen van een mummie kon zijn, blijkt wel uit de onschatbare sieraden, die op de mummie van Toet-anch-Amon gevonden zijn. Tegenwoordig bevinden zij zich in het museum te Caïro en zij alleen al vullen hele vitrines. Men vond de jonge pharao in zijn graf, omhangen met prachtige colliers, borstversieringen en amuletten, die fonkelden van goud en edelstenen. Over zijn vingers waren gouden vingers heen geschoven en aan deze goudvingers prijkten op hun beurt de schitterendste ringen. De polsen waren overladen met armbanden van goud. Aan de voeten staken gouden sandalen.

Bij minder gewichtige personen was veel van dat alles ook wel aanwezig, alhoewel natuurlijk in minder kostbare vorm. Naast de sieraden gaf men de afgestorvenen een exemplaar van het dodenboek mee, dat men tussen zijn

[pagina 47]
[p. 47]

benen legde. Het moest hem helpen en wegwijs maken in het hiernamaals. Ter plaatse, waar eerst het hart van de dode geweest was, legde men op de borst een scarabee, die hem als een soort scapulier moest beschermen. Vervolgens werd hij met al zijn sieraden en het dodenboek in linnen stroken gewikkeld. Men legde een masker op het gezicht, dat het afbeeldsel van de dode toonde. Bij pharao's was dit masker meestal van goud. Bij gewone mensen van linnen en gips. Men ziet welk een uitgebreid ritueel dit mummificeren met zich meebracht. Jacob en Josef hebben deze bewerking beiden ondergaan, al zijn er zeker enige verrichtingen achterwege gelaten, omdat zij geloofden in de ene, ware God. Het zal gebleven zijn bij een mummificatie zonder meer, al zullen ook zij ongetwijfeld met hun sieraden behangen zijn. Zeker Josef, die onderkoning van Egypte was en dus alle kentekenen van die waardigheid aan zich droeg. Over Josef lezen wij dan nog uitdrukkelijk, dat hij in een kist gelegd werd. Het laatste vers van het boek Genesis immers luidt: ‘En Josef stierf toen hij honderd en tien jaar oud was. Men balsemde hem in en legde hem in Egypte in een kist’. De vertaling zou nauwkeuriger zijn indien wij in plaats van kist sarcophaag vertaald hadden. Want de Egyptische doodkist is iets geheel anders dan wat wij ons onder een doodkist voorstellen. De sarcophaag was namelijk een doodkist in de vorm van de dode. Het deksel wordt gemaakt in de gestalte van een liggende dode. Soms is het van hout en beschilderd, soms van steen en gebeiteld. Deze doodkisten zijn vaak ware meesterwerken. De doden zijn er op gebeeldhouwd zoals middeleeuwse ridders zich met hun vrouw op een zerk lieten uitkappen. Op de zijwanden van de sarcophaag zijn religieuze voorstellingen en hiëroglyphen aangebracht. Deze doodkist ging dan op haar beurt weer in een doodkist van dezelfde vorm, maar groter en dat vaak tot drie keer toe. Toet-anch-Amon werd gevonden in een stenen sarcophaag, die drie gouden sarcophagen omsloot. De jonge pharao lag als in het hart van een

[pagina 48]
[p. 48]

bloembol. Tegenwoordig zijn de drie gouden sarcophagen voor een ieder toegankelijk. Een staat er nog in zijn rotsgraf in het koningsdal te Luxor met de mummie van de pharao er in. Hij is de enige Egyptische pharao, die in zijn graf heeft mogen blijven rusten, ook al zijn zijn schatten naar veiliger oorden overgebracht. De beide andere goudsarcophagen bevinden zich te zamen met al de andere schatten in een grote zaal in het museum te Caïro. Men mag de zaal met niet meer dan vijf en twintig personen tegelijk betreden, een maatregel om diefstal te voorkomen. Zeer begrijpelijk als men ziet wat er aan goud en edelstenen ligt. Maar nog groter dan de waarde aan goud is ongetwijfeld de kunstwaarde dezer sarcophagen. Deze doodkisten, die levensgrote portretten in goud zijn van de jonge pharao, behoren ongetwijfeld tot de grootste kunstwerken, die de menselijke verbeelding vermocht voort te brengen. Het is natuurlijk onmogelijk te zeggen, hoe Josefs sarcophaag er heeft uitgezien. Ongetwijfeld is zij van grote pracht geweest, want het was de sarcophaag van een onderkoning.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken