Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

De Oosterse baby

 
Zij wond Hem in doeken
 
LUC. 2:7

De Oosterse baby is iets geheel anders dan het Westerse zorgenkind van de twintigste eeuw. In zijn windselen gewonden ligt hij in het veld, terwijl zijn moeder bezig is aan de oogst. En daar het Oosten wemelt van ongedierte, ziet de arme kleine er in minder dan geen tijd uit als een suikerbrood, waarop de vliegen zich bij duizenden verzamelen. De oogholten zijn twee zwarte, krioelende kluwens van vliegen. Ook de lipjes zijn bedekt met vliegen. Wanneer men zulk een Egyptische zuigeling ziet, denkt men onwillekeurig aan de woorden van de profeet Isaias: ‘In die dagen zal het gebeuren, dat de Heer de vliegen, die aan het eind van de stromen van Egypte zijn, naderbij zal sissen’. Egypte is het land van de vliegenplaag. En vanzelfsprekend heeft de weerloze zuigeling er het meest van te lijden. Maar het is of het kind er zich snel aan went en, eenmaal opgegroeid, slaat het zelfs de vliegen niet meer van zich af. Bij jong en oud krioelen de dieren ongehinderd in de oogholte. Het aantal blinden in het Oosten is dan ook fabelachtig en het grootste deel van de plattelandsbevolking lijdt aan oogziekten. De Oosterse zuigeling bekleedt niet terstond een zo bevoorrechte plaats in de wereld als het Westerse wiegekind. Op de eerste plaats heeft de Oosterse zuigeling geen wieg. Hij wordt ergens neergelegd op de grond, in de nabijheid van zijn moeder. Vervolgens heeft de Oosterse kleine niet de uitzet van zijn Westerse broertje of zusje. Hij wordt nog altijd, gelijk het Evangelie van het Kerstkind vertelt: ‘in doeken gewonden’. Men denkt bij deze doeken onwillekeurig aan onze luiers, maar als men de evangelietekst nauwkeuriger vertaalt, staat er, dat Maria ‘Hem wikkelde in windselen’. Een Oosterse baby wordt in een lange reep goed gewonden.

[pagina 125]
[p. 125]

De strook wordt eerst rond de beentjes en armpjes gewikkeld, daarna worden de armpjes tegen het lichaam gedrukt en wordt het kind van hoofd tot voeten in de strook gewindseld. De kleine is verpakt als het been van een vooroorlogse Nederlandse soldaat. Alleen het hoofdje van de baby blijft vrij, maar het ene uiteinde van de strook wordt in een lus om het hoofdje gelegd, zodat de kaakjes van de kleine klemvast komen te zitten. Deze maatregel neemt de moeder om het de honderden vliegen onmogelijk te maken in het mondje van de kleine te kruipen. Op deze zelfde wijze werd Jezus na de geboorte door Maria in doeken gewonden. De vele voorstellingen in kerstkribbetjes en op schilderijen, waar men de Zaligmaker met uitgebreide armpjes ziet liggen, zijn dus foutief. Het is een vrome voorstelling, die aanschouwelijk wil maken, hoe het Goddelijk Kind de gehele wereld omarmen wil, maar in feite lag Jezus met stijf ingewikkelde armpjes in het kribbetje. Een andere eigenaardigheid in het Oosten is, dat de moeder de zuigeling veel langer voedt dan in het Westen. Zelfs een kind van drie of vier jaar gaat nog rustig aan de borst en kinderen op leeftijd delen met hun pasgeboren broertje of zusje van deze bron des levens. Als men dan ook bij Mattheus leest: ‘Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij Uzelf lof bereid’, dan behoeft men bij zuigelingen niet noodzakelijk aan wiegekinderen te denken. Het is veel waarschijnlijker, dat zulke zuigelingen kinderen waren, die de Zaligmaker reeds juichende en stoeiende tegemoet konden lopen. De kinderen in het Oosten zijn veel eerder ontwikkeld en zelfstandig dan de kinderen in het Westen. Heel jong kruipen zij al de grote wereld in, onder de bescherming van een ouder zusje. Een meisje van nauwelijks zes neemt in het Oosten reeds de rol van moeder over en waakt over het welzijn van de familie der kleinen. Dit verschijnsel bewerkstelligt, dat de kinderen en zuigelingen reeds terstond een levend deel van de gemeenschap uitmaken. Zij bevinden zich op straat

[pagina 126]
[p. 126]

en plein te midden van het gewoel der groten. Zij vormen in die grote mensengemeenschap een geheimzinnige gemeenschap van kleine mensen. Eens gebruikte Jezus dit kleine volk voor een beeldspraak in een zijner predikingen, waarin Hij de mens diens gebrek aan ernst verwijt: ‘Waarmee zal Ik het tegenwoordige geslacht vergelijken? Kinderen zijn het, die op de markt zitten en die hun speelgenootjes toeroepen: Wij hebben jullie gefloten, doch jullie hebt niet gedanst. Wij hebben klaagliederen aangeheven, doch jullie hebt je niet op de borst geslagen’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken