Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Arenlezer achter de maaiers (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Arenlezer achter de maaiers
Afbeelding van Arenlezer achter de maaiersToon afbeelding van titelpagina van Arenlezer achter de maaiers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.26 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Arenlezer achter de maaiers

(1951)–Bertus Aafjes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 151]
[p. 151]

De arme weduwe

 
Zij gaf alles wat zij bezat
 
MARC. 12:44

Wij kennen allen Jezus' lofrede op het penningske der arme weduwe. Maar om de lezer een indruk te geven van de beklagenswaardige toestand van de weduwen in het Oude en ook nog in het Nieuwe Testament, zullen wij het gebeuren, zoals wij het vinden bij Marcus, in zijn geheel citeren: ‘Toen Jezus zich dan tegenover de offerbus had neergezet, keek Hij toe hoe het volk geld in de bus wierp. En vele rijken deden er veel in. Er kwam ook een arme weduwe aan en zij wierp twee halve penningen in de bus, te zamen één penning. Toen riep Hij zijn leerlingen naderbij en zei tot hen: Waarlijk, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft meer gestort dan allen, die iets in de offerbus gedaan hebben. Want de anderen hebben allen van hun overvloed gegeven. Maar zij heeft van haar nooddruft alles wat zij bezat geschonken, haar gehele levensonderhoud!’ Wanneer men nu bedenkt, dat Jezus elders in de Evangeliën aan zijn leerlingen de vraag stelt: ‘Worden niet twee musjes verkocht voor één penning?’ dan begrijpt men terstond, dat dit ‘gehele levensonderhoud’ der weduwe bedroevend schraal was. Haar schone daad maakt ons terzelfder tijd attent op haar verschrikkelijke toestand in de oude Oosterse samenleving. De vrouw, die in het oude Oosten haar man verloor, verloor daarmee haar kostwinner en werd een prooi van de armoede. Wij behoeven daarvoor slechts te kijken naar het lot van de weduwen in het Oude Testament. Isaias verheft meermalen met grote klem zijn stem om haar te verdedigen. Hij roept zijn volk toe: ‘Houdt op kwaad te doen. Leert het goede doen. Schaft de wezen recht en laat de weduwen haar recht vinden’. En elders roept de profeet uit: ‘Wee degenen, die nietswaardige verordeningen uitvaardigen opdat de weduwen hun buit

[pagina 152]
[p. 152]

worden en zij de wezen kunnen uitplunderen!’ God laat reeds in het boek Exodus bij monde van Mozes zeggen: ‘Gij zult geen weduwen onderdrukken. Indien gij haar, hoe dan ook, onderdrukken zult en zij tot Mij weeklagen, dan zal Ik haar geweeklaag zeker horen en mijn toorn zal ontbranden en Ik zal u door het zwaard laten omkomen, zodat uw eigen vrouwen tot weduwen worden’. Mozes geeft dan ook in het boek Deuteronomium verscheidene voorschriften om de weduwen te hulp te komen. Om de drie jaar moesten de gegoeden de gezamenlijke tienden van hun oogst in dat jaar afgeven opdat de levieten, de vreemdelingen, de weduwen en wezen zich daar de buik aan rond konden eten. Een dergelijke wet was er ook voor de directe oogst op het veld. ‘Als gij bij het oogsten van het veld een garve op de akker vergeten hebt, keer u dan niet om om haar te halen. Zij behoort aan de weduwe opdat de Heer uw God u, bij alles wat gij onderneemt, zegene.’ Hetzelfde gold bij de wijnoogst en het oogsten der olijven.

Dit alles verzachtte de ellende der Oosterse weduwen wel even, maar het bracht toch weinig verandering in haar beklagenswaardige positie. Het boek der Koningen, waarin het wonder van Elisa beschreven wordt, geeft ons een juist beeld van haar ellende. De tekst zelf spreekt beter dan enig commentaar.

‘De vrouw van een der leerlingen van de profeet riep luidkeels en smekend tot Elisa: “Mijn man, uw knecht, is gestorven en gij weet zelf, dat uw knecht een godvrezend man geweest is. Nu is de schuldeiser gekomen en wil mijn beide jongens als slaven nemen”. Elisa antwoordde haar: “Wat zal ik voor u doen? Deel mij mee wat gij in huis hebt”. Zij antwoordde: “Uw dienstmaagd heeft helemaal niets in huis. Alleen maar een kruik met een weinig olie”. Toen sprak Elisa: “Ga heen, leen van al uw buren buiten vaatwerk, leeg vaatwerk, zoveel mogelijk. Keer dan naar huis, sluit de deur achter u en uw zonen dicht en giet in

[pagina 153]
[p. 153]

al die vaten. En als een vat vol is, zet het terzijde”. Zij ging dan van hem heen en sloot de deur achter zich en haar kinderen. Deze reikten haar de vaten toe en zij goot ze vol. Toen dan de vaten vol waren zei ze tot haar zoon: “Reik mij nog een vat”. Maar hij antwoordde haar: “Er is er geen meer”. Toen hield de olie op te vloeien. Als zij daarna bij de man Gods kwam en het hem vertelde, zei hij: “Ga heen, verkoop de olie en betaal uw schuld en van datgene wat er dan nog overblijft kunt gij met uw zonen leven”.’

De lezer zal zich wel reeds afgevraagd hebben wat er de oorzaak van mag zijn, dat de weduwe bijna altijd in zulk een armoede verkeert. Wij vinden de oplossing daarvoor, althans voor een deel, in de wetgeving van het boek Numeri. Daar lezen wij namelijk: ‘Wanneer iemand sterft, zonder een zoon achter te laten, zo zult gij zijn erfenis aan zijn dochter doen toekomen. En als hij geen dochter heeft, dan zult gij zijn erfenis aan zijn broer geven. En heeft hij geen broer, dan zal de erfenis aan de broer van zijn vader gegeven worden (de oom van vaders zijde dus van de overleden man). En heeft hij geen oom dan zal men zijn erfenis aan de naaste bloedverwant uit zijn geslacht geven opdat deze haar in bezit neme’. Wij staan hier dus voor het feit, dat de weduwe geen enkel erfrecht heeft. De erfenis gaat òf naar de kinderen, òf, als er geen kinderen zijn, naar de familie van de man. Zij is dus na de dood van haar man volkomen aan zichzelf overgelaten. De kinderen kunnen haar tot zich nemen als deel van de erfenis van hun vader. Maar is zij kinderloos gebleven, dan keert zij terug naar haar eigen vaderhuis. Noëmi geeft haar twee schoondochters, nadat zij weduwen geworden zijn, de raad, naar haar ouderhuis terug te keren. Maar Ruth weigert haar schoonmoeder te verlaten. Ruth, als weduwe, maakt later van haar recht gebruik om op de akker van Boaz aren te lezen. En in het boek Ruth lezen wij dan verder in een ontroerend verhaal, dat het haar bij uitzondering

[pagina 154]
[p. 154]

niet zo slecht verging als de andere weduwen in het Oude Testament.

Wanneer in het tegenwoordige Oosten de man sterft, dan roept de achtergebleven vrouw weeklagend uit: ‘Ja gjamanne!’ dat is ‘O, onze kameel!’. Bij de Oosterse volken is de kameel het meest geliefde dier omdat het het sterkste is en de meeste arbeid verzet. Het is de kostwinner van het huis. De kindertjes vallen hun moeder schreiend bij en roepen luidkeels: ‘O mijn kameel, o mijn beschermer!’ Deze uitroep illustreert nog altijd duidelijk welk een verlies de dood van de man voor de vrouw in het Oosten betekent.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken