Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het jongenskamp (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het jongenskamp
Afbeelding van Het jongenskampToon afbeelding van titelpagina van Het jongenskamp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.21 MB)

Scans (26.85 MB)

ebook (4.67 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Walter Heichen



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het jongenskamp

(1915)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 131]
[p. 131]


illustratie

Dertiende Hoofdstuk.
Het geheimzinnige document.

Sinds Moedertje Stobbe een vreemden indringer des avonds in het kamp bemerkt had, waren Herbert, Joachim, Hans Deinhart en Oscar Polterich geregeld des avonds op wacht gegaan, om den brutalen kerel op te wachten. Maar niemand liet zich zien.

‘Het zou mij heusch spijten, wanneer hij wegbleef,’ zei Oscar. ‘M'n vuisten jeuken, als ik er aan denk, dat mijn huid voor de zijne aangezien is!’

Maar toen hun wachten avond aan avond vergeefs bleek, hielden zij er mee op. Nauwelijks echter hadden zij gedurende twee avonden niet

[pagina 132]
[p. 132]

gewaakt, toen plotseling bij de slaapzaal een luid geschreeuw vernomen werd.

‘Herbert! Joachim! Kom gauw hier!’

Het was Moedertje Stobbe. Door een verdacht geluid opmerkzaam geworden, was zij naar buiten gekomen en zag een opgeschoten jongen aan de deur van de slaapzaal iets vastmaken. Zij liep op hem toe, maar de slungel koos het hazenpad.

Oscar Polterich was het eerst bij haar.

‘Is het de dief?’ riep hij.

‘Ja, ja, daar ginds loopt hij!’ antwoordde vrouw Stobbe.

Als een pijl uit den boog rende Oscar de verdwijnende gedaante na. Hij had echter nog niet ver geloopen, toen Herbert en Joachim hem volgden.

De andere knapen waren door het rumoer ontwaakt.

‘Wat is er?’ ging het van mond tot mond.

Fritsje Fiddicke jammerde en huilde als een wanhopige: ‘Dieven! Moordenaars! Inbrekers! Help, help!’

‘Houd toch je mond, ezelsveulen van Japan!’ riep Hans Deinhart hem toe, ‘anders komen ze jou het eerst halen!’

Een oogenblik later keerde Oscar, geheel buiten adem, terug.

[pagina 133]
[p. 133]

‘Moeder Stobbe, zijt ge daar?’ riep hij hijgend.

‘Ja jongen, wat is er dan?’

‘Herbert vraagt om een lantaarn.’

‘Heb je den dief gegrepen?’

‘Neen, hij was mij al te veel vooruit. Bovendien struikelde ik over een boomwortel en daardoor is hij mij ontsnapt.’

Toen Herbert en Joachim eveneens onverrichterzake teruggekeerd waren en met de lantaarn het kamp en de gebouwen doorzochten, bemerkten zij een papier, dat met een roestigen spijker aan de deur van de slaapzaal was vastgemaakt.

‘Dat heeft de kerel gedaan!’ riep Joachim uit.

‘Wat staat er op?’

Het was een groot stuk groezelig papier, dat met zwarte en roode letterteekens was bedekt. Inkt was het niet, dat zagen ze wel. Boven aan het blad prijkte een grijnzend doodshoofd, en in den rechter onderhoek was een lakzegel bevestigd, waar dezelfde vreemdsoortige figuur op prijkte. Het geheel maakte den indruk, alsof het jaren lang in een oud, verlaten kasteel had gelegen. Bij het schijnsel van de lantaarn trachtten Herbert en Joachim het vreemde geschrift te ontcijferen. Het luidde aldus:

[pagina 134]
[p. 134]

Open Zendbrief.

Afgegeven in ons Hoofdkwartier. Logement: De roode lantaarn. 20 Juli 1910.

 

Aan de onrechtmatige bewoners van Het Jongenskamp!

Aan wien dankt het Jongenskamp zijn ontstaan? Wie hebben het gebouwd?

Wij!

Wie woont er en maakt er plezier?

Gij!

Hebt gij daartoe het recht?

Neen!

Hebben wij daartoe het recht?

Ja!

Waar moeten wij echter onze dagen doorbrengen?

In de fabriek! In de werkplaats! Bij harden arbeid! Terwijl gij in weelde en luiheid leeft!

Wanneer ons hetgene, dat ons van rechtswege toekomt, niet vrijwillig wordt afgestaan, zullen wij het ons met geweld verschaffen!

Zóó doet een man! En wij zijn mannen!

Daarom hebben wij besloten, het Jongenskamp, dat wij gebouwd hebben, te veroveren. Het behoort ons!

[pagina 135]
[p. 135]

Onze ridderlijkheid echter versmaadt een onverwachte overvalling. Gij kunt u op een vreeselijken aanval voorbereiden!

Open en eerlijk werpen wij U den handschoen toe en verklaren U bij dezen den oorlog!

Gij kunt het uw ouders en leeraars zeggen, wanneer gij oude wijven sijt!

Gij zult echter zwijgen en U tot den laatsten man verdedigen, als ge mannen zijt!

Ons leger is gewapend en slagvaardig en zal binnen enkele dagen aanrukken.

Het uur noemen wij niet.

Weest op uwe hoede!

 

Vereeniging ‘Doodshoofd.’

Man Fedor.

Man Heinrich.

Man Albin.

 

Wij versmaden den titel Heer, want wij maken geen onderscheid tusschen Heer en Dienaar en noemen ons daarom Man.

Dit Document is met bloed en roet geschreven en door het Bestuur der Vereeniging onderteekend.

 

Herbert en Joachim zagen een oogenblik elkander verbaasd aan, en begonnen toen te lachen.

[pagina 136]
[p. 136]

‘Dat is een formeele oorlogsverklaring!’ zei Herbert, ‘wat zouden het voor lummels zijn, die het met ons willen aanbinden?’

‘Het zaakje ziet er verdacht uit,’ zei Joachim.

‘Mij dunkt, dat het maar 't beste is, om er morgen eens met de jongens over te praten. Vereeniging “Doodshoofd?” Daar heb ik nooit van gehoord. Zou het misschien een bende jongens zijn van de volksscholen? Daar hebben we 't al dikwijls mee aan den stok gehad.’

‘Ik begrijp er niets van,’ zei Herbert lachend. ‘Misschien is het niets anders dan een grap.’

Maar Joachim schudde bedenkelijk het hoofd.

‘Dat geloof ik niet,’ sprak hij. ‘Laten we echter nu gaan slapen. Morgen zullen wij met elkander verder over de zaak beraadslagen.’

 

Den volgenden morgen werden in de eerste plaats de aanvoerders bijeengeroepen om het vreemdsoortige document in oogenschouw te nemen. Maar niemand hunner kende een vereeniging ‘Doodshoofd.’

Toen werden ook de andere knapen tot de vergadering toegelaten.

‘Kent iemand van jullie een zekeren Fedor,

[pagina 137]
[p. 137]

of Heinrich, of Albin, onder de jongens der avondschool?’

‘Fedor?’ riep Oscar Polterich. ‘Nou, zoo heet een leerjongen bij mijn vader. Hij is de zoon van een metselaar, die al jaren bij mijn vader werkt.’

‘En Heinrich!’ deelde Werner Heinemann mede, ‘dat is bepaald de lange Heinrich, die loopjongen is op de fabriek van papa!’

‘Zoo, dus van twee dezer snaken hebben we al enkele inlichtingen. De derde noemt zich Albin. Weet iemand van jullie iets van een zekeren Albin?’

‘Albin? Zoo noemt mijn moeder den slagersjongen, die ons 's morgens vleesch brengt!’ riep Frits Fiddicke. ‘Wat wil die van ons? Wil hij ons wat doen? O, hij brengt zeker een slagersmes mee! Hij is vreeselijk sterk, die jongen!’

‘Asjeblieft!’ zei Joachim, ‘hij zal bepaald bloedworst van jou willen maken!’

‘Weet iemand iets omtrent een vereeniging “Doodshoofd!” vroeg Herbert verder.

‘Ik herinner me zoo iets,’ zei Werner peinzend. ‘Hallo Bob, hoe heette die vereeniging ook weer, waarvan jij lid wou worden?’

‘Doodhoofd vereeniging zij heet,’ antwoordde

[pagina 138]
[p. 138]

de neger, ‘maar voorzitter Fedor Bob uitlachen - Bob wil niet zijn lid van Doodhoofd.’

‘Zoo, en wat zijn dat voor jongens?’ vroeg Werner.

‘Groot veel schreeuwers, massa. Tabak zij rooken en drinken bier leelijk. Boe! Bob niet meer gegaan.’

‘Komaan, en die groote schreeuwers willen dus een vechtpartij!’ sprak Herbert. ‘Nu, wij zullen zien, wat ons te doen staat! Gaat maar spelen, jongens, de aanvoerders zullen eerst met ons krijgsraad houden.’

Maar de jongens, hoewel gehoorzamend aan het bevel, om zich te verwijderen, dachten niet aan spelen. Zij verdeelden zich in groepjes en spraken over niets anders dan de geheimzinnige oorlogsverklaring.

Toen zij vertrokken waren en Herbert de deur gesloten had, sprak hij tot de aanvoerders:

‘Hoort eens, jongens. Het zou voor mij een kleine moeite zijn om de politie te waarschuwen. Maar wij zijn hier in het kamp aan onszelven overgelaten, om op eigen beenen te leeren staan. Wij moeten niet dadelijk als kleine kinderen beginnen te schreeuwen, als er een of ander gevaar dreigt. Neen! We moeten ons zelven

[pagina 139]
[p. 139]

helpen. Ik zal een geregelde velddienst voorschrijven, en zonder hulp van buiten zullen wij ons die bende kwajongens wel van het lijf houden! Iemand er tegen?’

Niemand wenschte het tegendeel.

Ja, ze zouden toonen, dat ze op eigen beenen konden staan! Daarop werden de anderen weer toegelaten en Herbert deelde hun het besluit van den krijgsraad mede.

‘Hoera, hoera, hoera!’ schreeuwde Oscar Polterich en klapte in de handen.

‘Verder,’ zoo vervolgde Herbert, ‘moet aan die vereeniging ons antwoord gebracht worden. Dat moet in het hoofdkwartier van den vijand aan den hoofdman overhandigd worden. Wie durft dat aan?’

‘Ik! Ik!’ riep Oscar dadelijk. ‘O, laat mij het asjeblieft doen!’

‘Mooi, Oscar!’ zei Herbert. ‘Jij gaat hedenavond nog naar de stad en brengt ons antwoord naar het logement: ‘De roode lantaarn.’

Een kwartier later was het antwoord der kampbewoners geschreven. Het luidde aldus:

 

De oorlogsverklaring der vereniging ‘Doodshoofd’ hebben wij ontvangen. Wij zien uw verschijning met genoegen tegemoet en verzoeken

[pagina 140]
[p. 140]

daarbij dringend, uwe hoofden en verdere onbeschutte ledematen goed in te pakken, opdat niemand uwer na den slag buiten staat is, zijn werkzaamheden te hervatten.

Geteekend: Kraft.

Von Werthern.

 

Na zonsondergang begaf Oscar Polterich zich op weg naar het hoofdkwartier van den vijand.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken