Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruimeltje (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruimeltje
Afbeelding van KruimeltjeToon afbeelding van titelpagina van Kruimeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Illustrator

Pol Dom



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruimeltje

(1923)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

Tweede hoofdstuk.
Twee nieuwe Vrienden.

Zoolang de tallooze winkels met hun groote electrische lampen de besneeuwde straten verlichtten en 't drukke verkeer gezelligheid bracht, zoolang de jongens uit de buurt nog buiten waren en hun vroolijk geroep en gezang door de straat weerklonk, voelde Kruimeltje geen kou. 't Was dan fijn op straat, jó, en je kon altijd pretmaken met de bende in al die winkels. Maar nou waren al de kornuiten naar huis en sliepen in d'r bed. Ook wel allemaal werkmans-kinderen, maar toch meestal wèl verzorgd met een bord warm eten en een paar dekens om lekker onder te kruipen. En als je dan zoo heelemaal niks had, geen vader, die je eens op z'n knie nam, geen moeder, die je eens lekker toedekte, geen hapje warm eten en ze je dan per slot van rekening nog je krentebol afpakten... nou jongens, dan voelde je de kou en den honger... dan had je niks geen pret meer...

Kruimeltje, met de handen in de zakken, slenterde straat in, straat uit. Hij wist ergens in een steeg een kist met hooi, onder den luifel van een ouderwetsch winkeltje. Hij had er al meer dan eens den nacht doorgebracht, als Vrouw Koster

[pagina 14]
[p. 14]

hem niet in huis wilde laten, maar toen was het ook nog niet zoo koud geweest. Kruimeltje had de plek gauw gevonden... de kist was er nog. Het was een donkere hoek, de sneeuw was er hoog in opgewaaid en Kruimeltje zakte er tot aan z'n knieën in. Maar vanbinnen was de kist droog. Hij schudde de sneeuw van zich af, voor hij erin ging, wilde het hooi niet natmaken. Toen kroop hij in de kist en voelde, dat hij op een bundel stapte. Een zacht gejank klonk tot hem op en tastend met de handen merkte hij, dat er een hond in de kist lag te slapen.

Het dier ontwaakte en kreunde zachtjes.

‘Stil maar, ouwe jongen,’ zei Kruimeltje, ‘wees maar niet bang, dat ik je weg zal jagen... Ik kom maar een beetje bij je liggen, dan zullen we mekaar warmen, hè? Hebben ze jou ook de straat opgestuurd? Heb je ook zoo'n honger als ik? Schuif een eindje om, zeg, d'r is best plaats voor twee. Jij bent ook niet zoo groot, net zoo min als ik. Daarom noemen ze me Kruimeltje, zie je? Sjonge, wat ben jij lekker warm... en wat is dat hier? 'n Stuk brood lijkt het wel... lust jij dat niet? Wel, dan zal ik het maar opeten, ouwe jongen... je hebt het zeker voor mij bewaard, hè?’

De hond bromde zachtjes, alsof hij zeggen wilde: ‘Hou nou op met je geklets en ga slapen.’

Kruimeltje verslond het stuk brood, dat de hond had overgelaten, sloeg zijn arm om het dier, legde zijn hoofd op het warme lichaam en was weldra in slaap gevallen.

 

Zondagmorgen vroeg begonnen al de kerkklokken te luiden. De bewoner van het kelderwinkeltje opende de deur en begon de sneeuw te ruimen. Toen ontdekte hij al gauw de logeergasten in de kist.

‘Wel alle menschen, wat zullen we nou

[pagina 15]
[p. 15]

beleven?’ riep hij uit. ‘Jongen, heb jij hier den heelen nacht geslapen... in die kou?’

Kruimeltje wreef zich de oogen uit en glimlachte.

‘Dat is zoo erg niet,’ zei-die, ‘de hond was lekker warm.’

‘Is dat jouw hond?’

‘Heelemaal niet... ik vond hem hier.’

‘Heb je geen huis en geen ouders?’

‘Ik denk het niet... mijn moeder is mijn echte moeder niet en 'k mag niet altijd thuis slape...’

De man schudde het hoofd.

‘Kom binnen met je hond, dan zal ik je een kom koffie en een boterham geven.’

Dat was aan geen doovemansoor gezegd en in een wip was Kruimeltje den man gevolgd, den hond met zich meetrekkend. Het dier was van een twijfelachtig ras, een echte straathond, maar vriendelijk en met een goedigen kop, dien hij vertrouwelijk op Kruimeltjes knie legde.

De vriendelijke man haalde brood en kaas uit het koomenijs-winkeltje, dat hij alleen dreef, en schonk een kom dampende koffie voor den jongen in. Kruimeltje liet zich het ontbijt heerlijk smaken en deelde het eerlijk met den hond. Door het maal versterkt en verkwikt, keerde zijn vroolijkheid spoedig terug en begon hij zijn weldoener een allerbontst verhaal op te disschen omtrent zijn leven.

‘Ga je niet naar school?’ vroeg de man, die Wilkes heette.

‘Nou niet,’ zei Kruimeltje. ‘D'r is Kerst-vacantie nou... emmes. Gommeniekes, wat hebbe we gistere avond 'n dès gehad...’

‘Wat is dat?’

‘Pret natuurlijk... met Keesie z'n slee in de Wagestraat... we ginge wel honderd kilometer 'n uur... en 'n hoed van de sokke gegooid...’

[pagina 16]
[p. 16]

‘'n Hoed?’

‘Een agent... en alsmaar gleeè wie door en toen... bom... 'n winkel in enne al de klante op de vloer. Keesie is z'n slee kwijt, maar we gane weer een ander make. Keesie is bij mijn op school, hij zit naast me. We vochte vroeger, omdat hij opschepte tege me over z'n vader en ik heb geen vader, zie je... Toen heb ik hem op z'n falie gegeve en hij heit z'n griffeldoos op me kop stuk geslage... enne toen benne me weer goed geworre. We hebbe een leuke meester... hij heit een wrat op z'n kin zoo groot als een klapbes... Weet je wat goed voor wratten is? Palingvet met anijsolie en suiker er door... je maak er een pappie van en smeert het er op in de maneschijn met je gezicht naar het noorden... dan ben je er in drie dagen af... Meester zegt da's larie, maar wat weten meesters van wratten?’

Wilkes lachte eens en vroeg:

‘Leer je goed op school?’

‘Sjonge nee,’ zei Kruimeltje, ‘daar heb ik niks geen zin in... op straat heb je veel meer schik... nou en of... met de wages meerije en an de trem hange, enne laatst stond er een vent te verve... hij maakte een muur heelemaal wit en hij had twee, verfpotte... een witte en een zwarte... en toen heb ik de zwarte pot neergezet en de witte weggenome... en gommes wat maakte die vent een dikke zwarte streep op die muur... je had hem moete hoore raze... Enne de meester zegt ik ben zoo dom dat ik niks anders zal worde als een landlooper... maar hij bedoelt “hardlooper,” je weet wel, met zoo'n mooi kermispakkie an en belle an z'n voete... gossie ken zoo'n vrijer effe renne... en 'n hoop cente dattie ophaalt... wel 'n emmer vol... en hebbie die kerstboome gezien an de Coolvest? Schuite vol, jò, maar daar hong nog niks an, netuurlijk, je most de versiersels zelf koope en die

[pagina 17]
[p. 17]

koste 'n hoop lood... in de Fransche Bazar had je een fijne boom... geen kaarse, maar electrieke lichies, rooie en groene en blauwe en allemaal van die mooie schitterende dinge... je ooge deeë pijn assie er lang naar keek... Verleje jaar had-ie ook een boompie mee thuisgebracht, gekrege van een schipper aan de Vest... maar z'n pleegmoeder had het weer het raam uitgegooid en wou die rommel in huis niet hebbe... Wat een gemeene streek was dat, hè? Maar hij had het haar lekker ingepeperd, hoor, lekker het handvat van de pook gloeiend heet gemaakt... en toen ze de kachel wou opporren had ze fijn d'r knuist gebrand... d'r eige schuld, wat?’

Wilkes grinnikte af en toe om den ernst, waarmee Kruimeltje verhaalde, maar toch schudde hij het hoofd nu en dan, in zijn hart het arme jongske beklagend, dat zonder eenige leiding of opvoeding op de straten opgroeide. Gebrek aan liefde en verzorging, sympathie en vriendschap, de opzettelijke verlating van een moeder, de verwaarloozing door vreemden waren de oorzaken, dat Kruimeltje opgroeide als een verschoppeling, een uitgestootene. Dat het jongske onder die omstandigheden nog zulk een opgewekte natuur kon hebben, vol dartele uitgelatenheid en spontane levenslust, met een humor, die bruischte als champagne en ieders lachspieren prikkelde, was een raadsel. Maar juist dat vroolijke, uitgelaten karakter was de reddingsboei, die hem drijvende hield op de levenszee, dat vroolijke humeur stelde hem in staat veel ellende en ontbering met een glimlach te dragen. Z'n verhalen waren eindeloos, z'n humor onuitputtelijk.

‘Nou,’ vervolgde Kruimeltje, ‘ze moete met mijn niet beginne, want dan zijn ze nog lang niet aan het eind... Weet je wat fijn is? De groente markt... daar kon-je fijne pere graaie en appele... en zomers kerse en pruime... as je een boodschap

[pagina 18]
[p. 18]

dee voor de groentevrouw kreeg je allicht wat, of anders snááide je het... wat 'n kunst... en vlak bij had je 't standbeeld van Jerassemus, die 'n blad van z'n boek omsloeg elken keer as-die de groote klok hoorde slaan...’

‘Larie hoor. Hij had wel meer als 'n uur staan wachten en de klok had wel vier keer geslagen, maar Jerassemus vertikte het lekker om een blad om te slaan... hij moest dat eene bladzij nou wel van buite kenne... O ja, enne laatst was-ie weer opgepakt door een glimmend gajes, een hoed, weet je, omdat ie cente vroeg an de menschen op straat... nou, kon hij 't helpe?... Vrouw Koster had hem er ommers op uitgestuurd en toen had de commissaris hem een heele nacht in een cel gehouë... met nog een vent... die ze ergens dronke hadde opgepikt... de agente hadden hem brood en thee gegeve, dat ware goeie agente... en hij had z'n eige motte wassche met groene zeep... er was een pot vol van... 't fonteintje was in de gang en je moest een houte stoepie af... enne toen had-ie lekker het houte stoepie vol zeep gesmeerd en toen de commissaris z'n hande ging wassche, had-ie bijna z'n poot gebroke... en dat was net goed, want die had hem opgeslote de heele nacht met die dronke vent en die had zoo gesnorkt, dat hij er bang van werd... nou en toen dorst-ie niet meer te bedele...’

‘En wat heb je toen gedaan?’ vroeg Wilkes.

‘Toen ben ik gaan werke.’

‘Gaan werken?’

‘Ja, bij een schilder en glazemaker.’

‘Wat deed je daar?’

‘O, die vent had niet veel te doen en stuurde mij er op uit om werk voor hem te zoeke.’

‘En vond je werk voor hem?’

‘Eerst niet. Hij zou me vijf cente geve voor elke ruit, die er in de buurt te make was. Maar alle

[pagina 19]
[p. 19]

ruite ware heel en toen heb ik er een zooi stukgesmete met keie en gommes, wat een werk haalde ik toen voor die vent op. Maar 's avonds krege de agente me weer te pakke en toen hebbe ze me drie dage op het bero gehoue en geslage, omdat ik de commissaris bijna z'n poot had late breke... Hebbie een endje touw voor me om den hond mee vast te binde? Ik ga hem houe... Gossie wat is-die zwart, net een moor. We zalle 'm Moor noeme...’

‘Luister jongen,’ zei Wilkes, ‘ik ben maar een eenvoudig man en met dit kleine winkeltje verdien ik zoo'n beetje mijn brood, maar als je hulp noodig hebt of wat te eten wilt hebben, kom dan maar hier.’

‘Nou da's fijn, hoor,’ vond Kruimeltje. ‘En nou gaan we maar, hè Moor? En jij blijft bij me, ouwe jongen.’

De hond vond het best en knorde zacht.

Toen gingen ze het kamertje en den winkel uit, klommen de besneeuwde treden op en waren weer op straat. Kerkklokken luidden, kerkgangers in warme bontjassen en mantels bewogen zich in groepen naar 't bedehuis, geen acht slaand op Kruimeltje en den hond.

‘Kom mee, Moor.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken