Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruimeltje (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruimeltje
Afbeelding van KruimeltjeToon afbeelding van titelpagina van Kruimeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Illustrator

Pol Dom



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruimeltje

(1923)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Derde hoofdstuk.
Orgeltonen en een nieuw logement.

Ondanks zijn ongelukkig lot was er in Kruimeltje altijd een zekere neiging, zich aan de wereld op te dringen en een beetje beter plaatsje erin machtig te worden. Vreemd, dat die wereld hem altijd weer uitstootte, alsof er voor hem geen ruimte was.

Kruimeltje en Moor liepen mee met den menschenstroom, die zich kerkwaarts begaf. Orgeltonen ruischten naar buiten, toen ze het gebouw naderden. De menschenstroom ging naar binnen en Kruimeltje luisterde naar de muziek, die hij prachtig vond. Muziek had een kalmeerende uitwerking op hem. Hij liet Moor buiten op hem wachten en liep het kerkgebouw binnen. Achter een der pilaren bleef hij staan en luisterde naar het orgel. Had hij zich nu maar een beetje achteraf gehouden en daar blijven staan dan had hij waarschijnlijk nog wel meer kunnen hooren, maar toen de dominee den preekstoel beklom en spreken ging, wou Kruimeltje dat ook wel eens hooren. Hij had gezien, hoe al de menschen in mooie banken gingen zitten en daarom kwam hij van achter den pilaar te voorschijn en

[pagina 21]
[p. 21]

wou juist plaatsnemen in een der banken, toen een koster op hem afschoot, hem ruw bij den arm pakte en naar buiten bracht zonder een woord te zeggen. De man kon er zelf niets aan doen, het waren zijn orders, om geen verdachte personen toe te laten, omdat er in den laatsten tijd zooveel kerkdiefstallen gepleegd waren. En de deur werd Kruimeltje voor den neus gesloten.

Hij was aan die dingen gewend. Niemand wou hem ooit hebben, zoo'n schooier. Kruimeltje nam het touw op van Moor en floot de melodie, die hij het kerkorgel had hooren spelen. De sneeuw begon weer door de naden van z'n lekke schoenen te dringen en maakte hem koud. Bovendien blies er een snijdende noordenwind. Kruimeltje bedacht, dat Vrouw Koster hem en den hond misschien wel wat warme melk zou geven en sloeg den weg naar huis in. Jongens waren er op straat aan het sneeuwballen gooien en omdat hij daar ook een eerste liefhebber van was, maakte hij er een partijtje klaar en mikte nummer één op een kat, die voor den ingang van een sigarenwinkel zat, wachtende om binnengelaten te worden.

De sneeuwbal ging veel te hoog en miste het dier, maar raakte pardoes een man, die juist den sigarenwinkel verliet. Er waren zooveel jongens op die plaats aan het sneeuwballen gooien, dat het voor den man onmogelijk was, uit te maken, wie het gedaan had en daarom pakte hij maar den eersten den besten jongen bij den kraag, die onder zijn bereik kwam. Dat gaf Kruimeltje gelegenheid den man een tweeden, welgemikten bal tegen 's mans hoed te gooien, die over de straat rolde. Daarop wezen de andere jongens hem aan en de man begon hem te achtervolgen, maar voor deze goed en wel begonnen was, was Kruimeltje al uit het gezicht. Hijgende kwam hij een paar straten verder tot stilstand, terwijl Moor tegen hem opsprong, alsof hij

[pagina 22]
[p. 22]

zeggen wilde: ‘Nou baas, jij kan me ook effetjes tippelen.’

Toen nog een paar straten door en dan had je weer de Doelensteeg, waar Kruimeltje woonde. Maar ook hier was hij niet erg welkom.

Vrouw Koster had juist voor zich en een buurvrouw koffie gezet, toen Kruimeltje met den hond kwam binnenstuiven.

‘Wa's dat... een hond? Een hond in mijn huis? Vooruit... d'r uit met dat mormel... gooit 'm d'r uit of ik schop je allebei de deur uit.’

‘Moor is een goeie hond,’ verdedigde Kruimeltje, ‘hij doet je niks.’

‘Zal-die de kans voor hebben... geen honde hier in huis... 'k heb al last genog an jou... En waar hebbie vannacht gezete?’

‘Geslape met Moor in 'n kist... kan 't jou wat schele?’

‘Hoor me nou zoo'n brutaal kind eens an,’ zei Vrouw Koster, die tegenover de buurvrouw haar rol als ‘goede verzorgster’ wou spelen. ‘Hoor me nou zoo'n brutaal kind eens an... grijze haren geeft-ie me... niks is er met hem te beginne... de boel opete... als maar kleere vrage...’

De buurvrouw lachte spottend achter haar hand, ze wist er alles van.

‘Nou, buurvrouw,’ zei ze zoetsappig-raak, ‘as je 't mijn vraagt, mag je den stumper wel eens wat kleere geve... 't schaap heeft haast geen heel stuk an z'n lichaam... Gunst wurm, heb jij de heele nacht in een kist geslape met dien hond? Waarom kwam je niet thuis?’

Maar Vrouw Koster voorkwam het beschuldigende antwoord.

‘Doe dien hond naar buiten,’ gelastte ze.

‘Ach, laat-ie nou maar hier blijve,’ smeekte Kruimeltje, zijn arm om Moor heenslaande. ‘Hij is zoo'n lief dier.’

[pagina 23]
[p. 23]

‘Ik heb hier niks geen lieve dieren noodig,’ kijfde de vinnige stem van vrouw Koster, ‘er uit, zeg ik, en dadelijk...’

Kruimeltje trok Moor aan het touw met zich mee en ging de straat weer op.

‘Kom maar mee, Moor,’ zei-die, den hond streelend. ‘Als jij er niet in mag, wil ik er ook niet in. Same of geen van beie, he?’

En Moor sprong tegen hem op en likte hem, als bewijs, dat hij er volkomen mee instemde.

‘Nou Moor... as 'k je nou los laat loope, zal je dan bij me blijve? Zal je niet wegloope?’

Moor blafte.

‘Goed, dan zal ik je loslate en dan kan je lekker overal rondsnuffele. Kom mee, jonge, late we es hard loope...’

Dat was naar den zin van Moor. Luid blaffend holde hij zijn baasje vooruit en had jool voor zes. Zooveel jool, dat hij vol dartele uitgelatenheid om een agent heensprong en luid blafte. De agent had het heelemaal niet op den kefferd begrepen en gaf hem een schop, waarop Moor jankend wegsloop. Maar geen seconde later vloog er een sneeuwbal door de straat, die den agent pardoes in het gezicht trof. Niemand zag, waar die bal vandaan kwam. Kruimeltje wist het best, maar die was alweer met Moor verdwenen.

Het liep tegen den middag en omtrent dien tijd kon je bij 't Leger des Heils in een zijstraat een bord heete erwtensoep met brood krijgen, als je honger had. Hij ging er met Moor heen, maar de hond mocht niet binnenkomen. Kruimeltje wachtte in de lange rij, tot hij aan de beurt kwam voor soep en brood. De soep at hij op en het brood bewaarde hij voor Moor, ofschoon hij het zelf ook wel graag gelust had. De hond verslond het met smaak en keek zijn baasje dankbaar aan.

Wel, ze zouen het best samen vinden, hij en

[pagina 24]
[p. 24]

Moor, en nu maar weer eens gaan kijken, hoe baas Wilkes het maakte in het koomenijs-winkeltje. De straat was gauw bereikt en de winkelier gevonden. Maar de kist was verdwenen.

Dat vond Kruimeltje niet prettig, want hij had er juist zoo lekker geslapen met Moor. Zou baas Wilkes het niet meer willen hebben?

‘Zoo, benne jullie daar?’ vroeg de man op vriendelijken toon: ‘Zeg eres, ik heb dien kist weggenome...’

‘Magge we dan d'r niet meer in slape?’ vroeg Kruimeltje bedrukt.

‘Nee, om de doodeenvoudige reden, dat het geen manier is om zoo te gaan slape... Ik heb zelf wel niet veel ruimte, maar hier is een groote hangkast en daar heb ik een hoop ouwe dekens in neergelegd, die ik toch niet gebruik... As je nou slape wil, kom je maar hier, dan kan je lekker warm ligge.’

‘Moor ook?’ vroeg Kruimeltje.

‘Natuurlijk, je mag den hond bij je houe... maar dan moet je me belove, dat je af en toe eens een boodschap voor me zult doen.’

‘Vijfhonderd boodschappen!!’ riep Kruimeltje verheugd uit en hij danste het winkeltje rond, waarbij Moor hem trouw hielp.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken