[p. 26] | |
[49] (Wat is dit een zoete verbintenis,)(aant.)Wat is dit een zoete verbintenis,
u en de dood en ik.
Dat liefde er niets bij heeft ingeboet,
te geraken tot deze rust.
5
Nu al de vuren zijn gebluscht,
gaan we over de zachte asch
en denken wat geleden moest,
voor ieder tevreden was.
|
|