bereidingen en de mannen komen zeker thuis, vast wel met iets dat ze geschoten hebben. Jammer, dat Saka niet altijd mee de tuin in mag.
Soms blijven zijn vader en oom langer weg en kinderen kunnen niet overal bij gebruikt worden en ze behoren ook niet alles te weten. Maar vader komt vanavond Zeker, anders gaat het feest niet door. Die verjaardag vier je niet zonder bijbellezen en bidden, al wordt van je eigen verjaardag geen drukte gemaakt.
Zijn tante wordt geroepen om mee te helpen. Ze vergeet in haar haast te zeggen, dat hij bij huis moet blijven. Kijk, daar gaan zijn drie vrienden! ‘Hé, wacht eens even, ik ga mee!’
Maar de jongens lopen door. ‘Je mag niet met ons mee,’ zegt Boeang, ‘je moet thuis blijven.’
Wijnand zegt: ‘Als hij mee wil, moet hij het zelf maar weten.’
‘Nee,’ zegt Boeang, ‘hij gaat niet mee, als hij meegaat krijgen wij ook een ongeluk!’
Saka slentert achter zijn vrienden aan langs het strand; bij de rotsen klimt hij hen over de stenen achterna. Ze gaan naar de kaap aan het einde van de baai, daar is een grot, hun geheime bergplaats waar ze sago, droge vis en klappers bewaren; ze noemen het hun ‘rovershol’. Bij de kaap klimmen ze op een rotsblok, trekken hun broekje uit en duiken van de steen af in zee. Het broekje is het enige, dat ze aan kleding dragen, het blijft liggen op de steen. Ze komen proestend weer boven en zwemmen en schreeuwen. Maar de pret duurt niet lang. Saka is hen achterna gedoken en schreeuwt: ‘Ongelukskrijgertje... ik ben hem...’
De jongens zwemmen haastig naar de kant en klimmen er snel weer uit. Ongelukskrijgertje...! Het is een prachtig spel, maar Saka had dat woord nooit mogen zeggen. Ze spelen het altijd als ze zwemmen; je tikt elkaar en op de plaats, waar je de ander tikt moet die