Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlands displegtigheden. Tweede deel (1732)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlands displegtigheden. Tweede deel
Afbeelding van Nederlands displegtigheden. Tweede deelToon afbeelding van titelpagina van Nederlands displegtigheden. Tweede deel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.67 MB)

ebook (5.02 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/culturele antropologie-volkenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlands displegtigheden. Tweede deel

(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

Kapittel VII.

Waarde der gezondheid; Oude afbeelding der Gezondheid, door de Grieken, enz. Waarom in die afbeelding een slang gevoegd zy: Hoe de Gezondheid verbeeld zy door de Pythagoristen. Hoedanig hun zinnebeeld, merk, en leus, te verbeelden zy. Oudheid van het Salut, heil, en vaar wel, in het begin, en slot der brieven. Dronk der gezondheid by de Oude volken. Drink-nap, en dronk, ter eere van Jupiter, van het goed Fortuin, en van Merkuur. Van Naderheid by de oude Duitsen. Een pot wyn, ten slaap-dronk aan sommigen vergund, zelfs by Handvest van de Graaven van Holland. Waan, misverstand, en misbruik ontrent de voors., en andere drinkvoorwaarden, en gezondheden. Schaadelyke gevolgen der zelve.

[pagina 93]
[p. 93]

[i. Onder alle zaaken, die op de weereld te waarderen, en hoog te agten zyn, munt voornaamelyk uit de gezondheid, als welke, nevens het leven, de grondslag is van alle aardse genietingen. Het ligt der reden leerde dit genoeg den Heidenen.] Pirrhus Ga naar voetnoot1, Koning van Epirus, had de gewoonte, wanneer hy zyne Goden offerde, dat hy niet kwam te bidden om meer Koningryken, Staaten, overwinningen op zyne vyanden, eer, geld, of andere dingen, daar de mensen doorgaans na haken, en verlangen, maar alleen, om Ga naar voetnoot2 gezondheid, oordeelende, dat het genot van die, alle andere zaaken, Staaten, en rykdommen te boven ging, en dat de andere, als minder gewigtig, zonder deze niets waaren, en van geen vrugt.

[pagina 94]
[p. 94]

Koning Antiochus, als hy tegen de Galatiërs te velde trok, dagt in zynen slaap, dat hem de Groote Alexander verscheen in den droom, en hem vermaande, dat hy, in den aanstaanden Veldtogt tegen zyne vyanden, aan het leeger tot een Krygswoord zoude geven het woord Gezondheid. Het welk hy gevolgd, en dus een groote overwinning behaald zou hebben.

De Filosoof Pithagoras plagt anders geen manier van groeting, of wensching in zyne brieven aan zyne vrinden te gebruiken, deze dan; Vaar wel: 't welk Ga naar voetnoot3 de nakomelingen, niet alleen van zyne leerlingen, maar ook byna van allerlei landaard hebben gevolgd, en onderhouden.

[pagina 95]
[p. 95]

[ii. De Grieken, ziende op het nut, en de onwaardeerlyke waarde van de Gezondheid, hebben de zelve onder het getal der Godinnen gesteld, en verbeeld door een vrouw, zittende op een Troon, met een drinkkop in de hand, en een altaar by haar, met een slang omkrinkeld, die den kop opsteekt.

Lilius Giraldus heeft ze dus verbeeld, ten deele uit een gedenkpenning van Nero, en van M. Crassius, dog geheel naar 't voorbeeld van dien van den Keizer Probus, welke by Adolf Occo aldus is beschreven: ‘De Godheid, of het heil, of welvaren zit op een Zetel, daar ze met de slinker hand op leund, maar met de regter krygt ze een kelk van den autaar, daar een slang komt uitspringen.’ Dien 't lust, zie Cesar Ripae, bl. 597.

Door den Autaar word te kennen gegeven, dat de Gezondheid van God komt, of mogelyk, dat ze door een Godsdienstig leven word bevorderd.

Door de Schaal word te kennen gegeven de vogt tot noodig onderhoud, en de

[pagina 96]
[p. 96]

Medicinale drank, tot herstelling der gezondheid.

iii. De Gezondheid zelf word door een slang verbeeld.

1. Om dat een slang, verveld zynde, gezond, en als weder jong word; en dus een zinnebeeld was van de gezondheid. Smetii antiquitat. Neomagens. p. 249. ex Macrob. Saturn. l. 1. c. 241.

2. Of, gelyk Dioskorides wil, om dat die gene, die slangen gewoon zyn te eten; hoedanige de Egiptenaars waren, ouder wierden dan anderen, en tot een hooger ouderdom gezond bleven. lib. 2. c. 16.

Waar van Isigonus van Nicea, een oud Schryver, van welken Plinius Hist. nat. l. 7. c. 2. en Aulius Gellius l. 9. c. 14. al gewagen (welke oude Schryver trouwens, ook in andere gevallen, zyn lezers juist niet altyd waarschuwd, als hy fabelen verteld) een voorbeeld bybrengt in de Cirnen, zeker soort van Indiaanen, welke, door middel van slangen te eten, centenis quadragenis annis vivant, dat is: ‘honderd en veertig jaren zouden leven.’

[pagina 97]
[p. 97]

En, om welke reden de oude Kerkeleeraar Tertullianus zulk een langlevendheid aan de herten toeschryft.

3. Of, eindelyk, om dat men uit de slang voornaame geneesmiddelen, en daar onder het vermaarde Theriacum, of Triakel, weet te maken, alle dienende tot wederkryging, behouding, of bevordering der gezondheid.

iv. Waarom men ook op verscheide penningen der Romeinse Keizeren slangen vind afgebeeld, en op sommige der zelve een Godin, met een drinkschaal in de regerhand, en dit opschrift:

Salus Aug. Cos. III. ‘De gezondheid, en het welvaaren van den Keizer, voor de derdemaal Burgemeester.’

Of met dit byschrift:

Salus Antonini Aug. ‘Het welvaren, en de gezondheid van Antoninus:’

Of

Salus publica: ‘'t Welvaren van 't Gemeen, de Republyk, of 't Vaderland.’
[pagina 98]
[p. 98]

Diergelyk is te zien op de penningen van M. Aurelius Severus, Alexander Commodus, en Crispinus.

Meer redenen, en gissingen, waarom de Gezondheid door een slange verbeeld zy, zyn te vinden by Joh. Piërius Valerianus, in zyne Hieroglyphica. lib. 4. pag. 159.

v.

Ook wierd de gezondheid by sommigen (gelyk met naame de Pythagoristen) volgens verhaal van Lucianus, verbeeld met een driedubbelden driehoek, door een gevlogten, volgens sommigen, by Beverwyk aldus afgebeeld, als hier agter in prent vertoond is No. 3. op de plaat, alwaar tevens de Alkmaarse drinkhoorn verbeeld word. Dog, onzes bedunkens (volgens de beschryving van Lucianus: τιπλοῦν τρίγωνον τὸ δεάλληλον τὸ πεντάγραμμον) met een driedubbelden driehoek, agtervolgens door een te saamen gevoegd, de figuur hebbende van 5 linien, aldus af te beelden, als hier agter op de gemelde plaat, vertoonende den Alkmaarsen drinkhoorn verbeeld word No. 4. Welk tee-

[pagina 99]
[p. 99]

ken, en merk, als het woord, en de leus, was der Pythagoristen. In welke meening ik versterkt word, om dat men by Lucianus leest van Antiochus Soter, dat hy, tegen de Galatiërs zullende stryden, in den droom van Alexander de Groot daar toe gelast zynde, of ten minsten dit voorgevende, aan zyn leger, of krygsknegten voor het Krygswoord, of de leus, het Zinnebeeld der gezondheid gaf, d. l. 't geen genoemd werd πεντάγωνον, dat is, vyfhoek, en nog op zyn penningen te zien is, volgens den zeer geleerden G. Joh. Vossius de Physiologia Christiana & Theol. gent. l. 9. c. 36.]

Hoewel sommigen willen, dat de Pithagoristen het teeken, dat zy onder malkanderen gebruikten, noemden, Hygieia, d. i. gezondheid: Dog dat zy dit zelve teken met drie Cirkelen [in plaats van 3 driehoeken] door malkanderen gevlogten, uit drukten, verbeeldende de Griekse letteren van de Gezondheid.

vi. In Sikyon plagt eertyds het beeld van de gezondheid zeer plegtig gevierd, en

[pagina 100]
[p. 100]

aangebeden te worden, alwaar de vrouwen het hair van heur hoofd afsneden, en aan die Godinne opofferden, waar van een afbeelding te zien is by Beverwyk, in zyn Schat der Gezondheid, kap. 6.

En waren de Grieken, volgens sommigen, gewoon in hunne maaltyden, naa het wassen der handen, terstond elkanderen den dronk der gezondheid toe te brengen.

[vii. By Lucianus word de gezondheid genaamd de oudste Godin.

Ὑγεά πρεσβιστα μακάρων, &c.
pro laps. inter salutand.

En 't was een gewoone wens, of bede der Grieken aan die Godinne: ‘Godin, Gezondheid, oudste der Godinnen, laat ik, 't geen ik nog heb te leven, met u leven.’ Waar uit de gemelde Lucianus dit besluit: ‘Derhalven, zoo de gezondheid de oudste Godin, en haar werk welvaren is; zoo moet dit goed voor alle andere goederen gesteld worden.’]

[pagina 101]
[p. 101]

viii. De oude Hollanders hebben ook, nevens andere volken, van ouds her voor de Gezondheid hoogagting, en ter dier zake een algemeen bekend spreekwoord gehad; te kennen gevende, dat onder alle schatten der weereld, de gezondheid de grootste was.

ix. Zoodanig een hoogagtinge der Gezondheid plaats gehad hebbende onder de oude volken, was het billik, en ten hoogste redelyk, dat redelyke menschen, en goede vrinden malkanderen de gezondheid toewenschten; nadien de zelve, naar het lighaam is het hoogste, en beste goed op aarde, zonder welke geen volslage genot, nog vreugde zyn kan. § 1. bl. 93.

Ter betuiginge nu van dezen voors. wens wierd het drinken, of voordrinken, als een teeken gebruikt; en met 'er tyd naar het teeken de beteekende zaak als afgemeten.

Men was naamelyk gewoon, als men zouw drinken ter eere van de Goden, of vrinden, alvorens iet ter eere, of tot heil der zelve te zeggen, of te wensen; en ze-

[pagina 102]
[p. 102]

kere maat, en getal van drinkkoppen, of bokaalen te gebruiken, om daar uit de eerbiedigheid, en genegenheid van den drinker te besluiten. Kap. III, IV. en hier § viii. enz. Stuck. antiq. conv. l. ii. cap. 13. p. 546. & de cottabismo p. 556. &c.]

x. Wat de Grieken aangaat, van hen word getuigd Ga naar voetnoot4, dat ze gewoon waren te drinken drie bekers Ga naar voetnoot5, ter eere van

[pagina 103]
[p. 103]

hunne Goden, naamelyk den eersten, in sanitatem Deorum Olympiorum, d. i. ‘op het welvaren van de Olympise Goden’: den tweeden tot heil der Helden, en den derden, in honorem Jovis soteros, of van Jupiter, den behouder, of gezondmaker: gelyk zulks zeer breed verhandeld, en aangewezen is van Stephanus le Moyne, wel eer Hoogleeraar te Leiden, in zyne Aanteekeningen op Polikarpus p. 96.

xi. En wat de Romeinen, die in veele zaken de Grieken hebben nagevolgd, aangaat; dit zelve word bevestigd door Antifanes, die by Athenaeus zegt lib. 10. dat men de Goden moet eeren met drie bekers. Ad usque tria pocula venerandos esse Deos.

Deze drie bekers wierden by hen heilig genaamd, en waren de voornaamste die op de gastmaalen ingesteld, en gedronken wierden Ga naar voetnoot6.

[pagina 104]
[p. 104]

De eerste wierd genaamd poculum Jovis sospitatoris Ga naar voetnoot7, de bokaal van Jupiter den behouder.

De tweede boni Genii Ga naar voetnoot8 vel fortune, des goeden geestes, of der Fortuine: uit

[pagina 105]
[p. 105]

welken in later tyden een jonger bygeloof is voortgekomen, om op de avondmaalen te drinken, ter eere van de witte vrouwen, of Sybillen.

De derde, ter eere van Merkurius Ga naar voetnoot9,

[pagina 106]
[p. 106]

den God van de slaap: hoedanige dat by de oude Duitschen, volgens sommigen, Naderheid Ga naar voetnoot10; en laatstelyk nog onder de Graaven van Holland, een goeden avond-, of slaap-dronk geheten wierd.

xii. Van ouds was onder de Graavelyke regering bekend een slaap-dronk, of liever een pot wyns tot een slaap-dronk.

Voornaamelyk was een gebruik, dat de gene, die geen groote Edelluiden waren, of hooge Graavelyke bedienders ( want Edelluiden van hooger rang hadden regt van 's Graaven tafel) en nogtans onder des Graaven gunstelingen waren, inzonderheid jongelingen van goede geboorte, en die proeven gegeven hadden van een aanstaande bekwaamheid, 't zy tot den oorlog, of tot de burgerlyke Regeering, of ook tot den Kerkendienst, eenig deel

[pagina 107]
[p. 107]

hadden aan, of gegund regt tot de Graavelyke keuken, of kelder; en over zulks begunstigd wierden, 't zy om ten Hoove te mogen komen eten, 't zy om te genieten eenig deel van spys, of drank, ten koste van den Graaf, ter tyd toe, dat ze tot eenige ampten, waardigheden, of inkomsten wierden gevorderd: Zoo vind men in de Registers van de Graavelykheid van Holland, dat, in den jaare 1326, de Abt van Middelburg, in Zeeland, aan een geestelyk Heer de bediening hebbe gegeven van de Kapelle van Eikenduinen, onder deze bedinge, dat, nog hy, nog die na hem deze Kapel zouden bedienen, voortaan eenig regt meer zouden hebben, op proven in den Hage te halen, nog ten Hove te komen eten. V. Der Hoeve, op het jaar 1326, van zyn M. S. Handvestkronyk.

En in sommige voorregten vind men, dat deze begunstigden het regt kreegen, om op zekere tyden, of daagen, ten Hove te mogen komen eten, in andere, dat ze een pot wyns tot een slaap-dronk haalden;

[pagina 108]
[p. 108]

zoo vind men, by voorbeeld, dat eene Gerrit Alewynse van Leiden, door Hertog Willem van Beyeren, in den jaare 1351, zoodanig begunstigd wierd, volgens den brief die van dezen inhoud is:

Wy, WILLEM, Hertog in Beyeren, Graav van Holland, enz. maken cond allen luden, om dat wy verstaen hebben van onze lieve, ende getrouwe, de Oudste, en de vroedste van onsen Raade, dat Gerryt Alewynsze van Leiden, onse Ouders, Graven van Holland, daer God de zielen of hebben moet, eenige dienst gedaan heeft, des zy ter ruste waren, ende ons alzoo gedient heeft, dat wy ons zyns beloven; zoe hebben wy hem gegeven voer ons, en onse nacomelingen, in regten leene te houden eene warve, in elke maand, binnen jare, als hy ten Hove koemt, een pot wyns ten slaapdronke, ende dicke kaersen daer by, als kostuime is, en tien konynen 's jaers, uit onse duinen, of uit onse bossche, enz. des Saterdag na St. Lucas-dag 1351.

[xiii. En, gelyk 'er dus veel bygeloof schynt plaats gehad te hebben on-

[pagina 109]
[p. 109]

trent het drinken van den beker van Jupiter den behouder, van den goeden Geest, en van Merkuur; zoo schynt diergelyk bygeloof stand gegrepen te hebben ontrent andere drinkvoorwaarden, en in't byzonder in het drinken op het welvaren, en de Gezondheid der Keizeren, Vorsten, en vrinden; en niet alleen onder de Heidenen, maar ook de Kristenen, zelfs ontrent eenige dronken in de Nederlanden, eenigszins zwemende na die voors. dronken der Heidenen.

Want dat eindelyk in deze voors. manieren van drinken het misverstand, en misbruik zoo verre inkroop, dat het scheen, als of 'er een zeker bygeloof wierd gesteld in het tot heil, en welstand drinken, niet alleen onder de Grieken, en Romeinen, als onverligte Heidenen, maar ook onder sommige Kristenen Ga naar voetnoot11, is

[pagina 110]
[p. 110]

zoo wonderlyk, als bekend, zulks, dat dit breed aan te wyzen, noodeloos zou konnen schynen.

[pagina 111]
[p. 111]

Men handelde, en stelde zig aan, in het gebruiken van de voors. 3 bekers, en andere drinkvoorwaardens, en in 't byzonder in het drinken der Gezondheden, door het getal, en grootte der bokaalen, enz. als of men zig ingebeeld had, dat het drinken zulker gezondheden, naar maate van het getal, en grootte der bekeren, tot heil, en gezondheid strekte.

xiv. Daar nogtans de ondervinding veeltyds het tegendeel leerde, ten minste aan zulken, die op die wyze de gezondheden van anderen, met verlies van hunne eige-

[pagina 112]
[p. 112]

ne, dronken. Want dat de ingestelde gezondheids dronken niet tot bevordering, of behoudenis, maar tot nadeel der gezondheid meermaals kwamen te verstrekken, heeft de dagelykse ondervinding overvloedig geleerd, en gaf iemant niet onaardig te kennen:

Nam quis nescit, quam multi sint, qui, hujusmodi valetudinariis poculis alterius procurare valetudinem intendentes, suam ipsius exhalent. Illos equidem in se ipsos esse injuriosos, ipsamque naturam violare constat, quae quidem aliis prodisse dictitat, sed non cum suo detrimento.

En zeker Digter:

Nulla salus sanis multam potare salutem,
Namque est in multa nulla salute salus.

By Wigmans. p. 544. Brab. Mar.

En een ander:

Non est in pota vera salute salus.

Van welk voors. Latyn de zin voornaamelyk hier op uit komt:

[pagina 113]
[p. 113]
 
't Is ongezond te veel Gezondheên vol te drinken,
 
Een heil-dronk geeft geen heil, al wenst men 't veel met klinken,
 
Natuur loerd 's naastens heil te vord'ren, niet met schaê,
 
Zyns eigen heils. Wat smert de nasmaak veel te spaê!

P. V. D. S.

Augustyn Wigmans, in zyn voors. Brabantia Mariana, verhaald hebbende de gewoonte van de Broederschap der Lieve Vrouwe te Mechelen, daar in bestaande, dat ze, eens 's jaars hunnen plegtigen Maaltyd houdende, op zulk eene wyze, als we reeds beschreven hebben II. D. K. I. A. (14) § ix. bl. 16. en K. V. § xi. bestraft de gewoonte van zulken, die, om een anders gezondheid te drinken, hunne eige bederven, naar ziel en lighaam, en toond daar van de spoorelooze dwaasheid, met deze woorden: Nimis quam siquidem fatuum est, sic favere alienae valetudini, ut propriam demergas. l. 2. c. 64. p. 554.

Diogenes bestraft daarom te regt, by Diogenes Laërtius, zoodanigen, die offerden, en om de gezondheid offerden, en

[pagina 114]
[p. 114]

onder, en na de offeranden teerden, ten nadeele hunner gezondheid. lib. 6.

En Dion verhaald, dat 'er twee om hunnen dood wensten, om Keizer Kaligula, krank zynde, in 't leven te behouden: maar, dat de Keizer, hersteld zynde, hen liet ombrengen. Hist. Rom. libr. 59. in Calig.

Hoe ver, en waar in de tweederlei bestrafte, en gestrafte luiden zweemden naar zulk soort, die met het onmatig drinken van gezondheden, en dwaaze betuiging van genegenheid tot de gezondheid van anderen, hunne eige in de waagschaal stellen, of verderven, en verliezen, zal elk ligt konnen besluiten.

xvi. En hoewel sommigen van deze gemelde inbeelding, en dit bygeloof, dat de gezondheids dronken tot gezondheid, en heil gedydden, of dat de zelve, met de langste, en grootste teugen te konnen doen, een goed voorteeken zyn zouden, al mogten bevryd geweest zyn:

Zoo hadden ze nogtans een verbeelding, dat men met op iemants Gezondheid,

[pagina 115]
[p. 115]

heil, en welvaren te drinken, iemant eer aan deed, en zyn eerbiedigheid, of genegenheid tot zyn heil, gezondheid, en behoudenis deed blyken.

En hier van daan zyn veelerlei dronken, ter eere van Goden, en menschen, onder de Heidenen;

En de dronken, ter eere van God, Jesus, Maria, de Triniteit, en afgestorvene Heiligen, en Koningen, en ter eere van tegenwoordige, of afwezende menschen, onder sommige Kristenen, inzonderheid der Noordse Landen, gekomen. Waar van we in andere voorgaande Hoofddeelen breeder gesproken hebben: en waar van meer bewyzen te zien zyn by Joh. Georgius Keysler. antiq. select. septentrional. & Celtic. p. 160. & 349. & seqq.]

voetnoot1
Ex Luciano pro lapsit int. salutand.
voetnoot2
Τὸ ὑγιαίνειν, zegt Luciamis. d. l. d. i. eigenlyk ‘om wel te vaaren.’
voetnoot3
Met dit onderscheid nogtans, dat daar de brieven in later tyden met vaar wel eindigden; de Pithagoristen, als ze iet ernstigs aan elkanderen schreven, volgens de gewoonte, en bevel van Pithagoras (gebynaamd θεσσέσοις, den Goddelyken, gelyk ook eertyds Plato gebynaamd wierd θεῖος) zy hunne brieven daar mede begonnen: en de wens van dit ἀγιαίνειν, of welvaren, betrof ziel en lighaam, en behelsde alles goeds, volgens den zelven Lucianus. d. l.
voetnoot4
Gelyk elders, om iet anders te bewyzen, reeds met eenig onderscheid is aangetogen, Kap. III. § x, xi.
voetnoot5
Men leest van zeker Wysgeer, dat hy het eerste glas rekende voor den dorst, het tweede voor de lust, het derde voor de dronkenschap, en het vierde tot uitzinnigheid. En de Wysgeer Anacharsis zeide, dat de wyngaard drie ranken droeg, de eerste van wellust, de tweede van dronkenschap, en de derde van moeijelykheid; te kennen gevende, dat een maatige dronk wyns aangenaam was voor den dorst: maar dat een onmaatige dronkenschap, en een gulzige dronk twisten, gekyf, vegtery, moord, en ziektens veroorzaakte.
Men heeft aan te merken, dat deze Liefhebber der Wysheid uit Skytje van geboorte was, en de eenigste geleerde, of Wysgeer van dat Land, van waar het een preekwoord wierd, als men een zeldzaam mens wilde beteekenen, te zeggen: Apocharsis inter Scythas, een Anacharsis onder de Skyten. En zyn voorgemelde zeggen zal te bevalliger zyn, als men bedenkt, dat in Skytie geen wyngaarden zyn: Dictum erit jucundius, si cogites in Scythia non esse vites. volgens Erasmus. Apothegm. lib. 7.
voetnoot6
Scholiastes Apollonii. lib. 1.
voetnoot7
Δίος σοτήρος, van welken dronk wy reeds iet hebben aangeteekend over het III. Hoofddeel § xi.
voetnoot8
I. Te weten, de Grieken plagten, naar 't verhaal van Athenaeus, lib. 15. c. 20. na het houden van den maaltyd, en even voor het opnemen van de tafel, aan de gasten te schenken, of door den nap-hoeder, of schenker, te doen schenken een dronkje ongesneden wyn, 't welk zy noemden τὸ ποτήριον τοῦ ἀγαθοῦ Δαίμονος, Poculum boni Daemonis, de Nap, of 't glaasje van den goeden Geest, 't geen sommigen aan Jupiter Servator, en anderen aan anderen toeëigenden.
II. Dit Glas wierd aan de gasten gegeven, om maar weinig daar uit te drinken, en als zy het wegnamen, baden zy de Godheid op hunne kniejen, dat ze dog niets doen mogten, dat oneerlyk was, nog vervallen tot een al te groote begeerte tot dien drank, en van den zelven God mogten leeren, wat nut, en betaamelyk was.
't Was ongemengde zuivere wyn, dien ze allen, na verzadigd te zyn, alleen dronken om de smaak, en om te vernemen de kragt van dien goeden Geest. Dog al de andere wyn wierd, met water gemengd, gedronken. En dit geschiedde volgens zekere wet, als blykt uit een plaats van het 2de boek van Philochorus, bygebragt by Athenaeus. d. l.
III. En wat deze drie dronken, en de orde belangt, de zelve Athenaeus zegt, dat welgeschikte luiden zig bedienden van drie dronken. 1. Van gezondheid. 2. Van toegenegenheid, en vrolykheden, en 3 van een slaap-dronk. lib. 2. c. 2.
IV. Sommigen, sprekende van driederley dronken, verhalen ze aldus:
1. De eerste, ter eere van den goeden Geest.
2. De tweede van Jupiter Servator.
3. En de derde, ter eere van Merkurius, die men hield over den slaap gesteld te zyn, en dien ze wyn plengden, op dat hy den geneuchelyke droomen zouw verwekken, volgens Heliodorus. l. 3. AEthiopic. Zie van de voors. drie bekers, en der zelver benaamingen, en rang, hier voor II. Deel Kap. III. § xi. xii.
V. Anderen zeggen vorder, dat de Grieken zoo meenigmaal dronken, als de Goden, of goede vrinden dus bedagt wierden, of met naamen genaamd. Coel. Rhodig. lib. 28. cap. 6.
VI. Dit is genoegzaam zeker, dat zy aan hunne Goden gedagt hebben in den aanvang, en het einde van hunne maaltyden.
voetnoot9
Ἕρμης genaamd, welke voor een schei-dronk strekte by de Grieken, volgens Caelius Rhodiginus: l. 28. c. 6.
voetnoot10
Naderheid, of Naderschap is zoo veel als proximitas, propinquitas, volgens Kiliaan, dat is, nabyheid, nabuurschap, of namaagschap, bloedverwantschap.
voetnoot11
I. 't Was de manier by de oude Heidenen, den genen toe te juichen, en heil, en gezondheid te wensen, die ἀπνευστὶ, dat is, in eenen teug, den grootsten beker kon uitdrinken. Zoodanigen juichte men by de Grieken toe: ζήσειας, dat is, leef lang, enz.
Dion verhaald, dat, Keizer Kommodus, als hy in de Schouwspelen de beeren met werpschigten geveld had, gewoon was een bokaal vol zoeten wyns uit te drinken, ἀμυστὶ, zonder adem haaling, of in eenen teug; en dan van de aanschouweren toegejuicht te worden, met het voors. woord, Lang leve: te weten, de Keizer, die zoo treffelyk zuipen kan. Vide & Suidam.
Hier van hebben we ook blyk by Apulejus lib. 10 by wien iemant dus sprekende word ingevoerd: ‘Ik heb dien grooten beker in eenen teug uitgedronken.’ Et clamor exurgit consona voce cunctorum salute me prosequentium, d. i. ‘en daar op ontstond een geroep, en gejuich van allen, my eenparig heil wenschende.’
Welke voors. oude Heidense manier Stuckius beweerd, dat nog onder sommige Kristenen plaats heeft. d. l. c. 13.
II. Jaa men hield dit, te weten zoo veel in eenen teug, ter eere, of op de gezondheid van een ander te konnen drinken, voor een goed voorteeken, zelfs onder sommige Kristenen.
Vermaard is by de Schotten zekere Beker, de Beker van den Heiligen Magnus, gelyk te meenen, welke eerst onder hen den Kristelyken Godsdienst verkondigd heeft; en welken ze dezen beker toeschreven, ut major crapulae sit autoritos, gelyk Buchananus zegt, rer. Scot. l. 1. om te grooter voorwendsel, en voorbeeld van dronkenschap te hebben.
Deze drinkbeker overtreft, naar zyn getuigenis, in grootte alle andere gemeene drinkbekers, zoo verre, dat ze zouw konnen schynen uit het gastmaal der Lapithen overgebleven te zyn. Met den zelven beproeven ze hunne Bisschoppen, als ze eerst tot hen komen. Die den zelven in eenen teug uitveegd (dat zeer zelden gebeurd) verheften ze met wonderbaaren lof, en besluiten daar uit, velut ex laeto augurio, als uit een gelukkig voorteeken, den uitslag, en de vrugten der volende jaren Hinc velut laeto augurio sequentium annorum trovenium aximis praecipiunt. Buchan. rer. Scotic. lib. 1. p. m. 37.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken