Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlands displegtigheden. Tweede deel (1732)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlands displegtigheden. Tweede deel
Afbeelding van Nederlands displegtigheden. Tweede deelToon afbeelding van titelpagina van Nederlands displegtigheden. Tweede deel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.67 MB)

ebook (5.02 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/culturele antropologie-volkenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlands displegtigheden. Tweede deel

(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 296]
[p. 296]

Kapittel XXI.

Pligt van den gastwaard. Rang der oude, en laater Batavieren aan den dis, voor, en onder de Graafelyke Regeering. Gebruik van rang in gastmaalen, strydig met die op Bruiloften, en Begraafenissen, gebruikelyk. Onderscheid tussen Voorrang van eer, en Voorrang van regt. Teedere stryd, om den voorrang van eer aan anderen te geven. Voorbeeld van Albertus, en Isabella. Rang onder bloedverwanten, en vreemden, waar naa geregeld. Teederheid der rangverschillen, en moeijelykheid om de zelve door uitspraaken te bepaalen. Rang der Overheden, en Priesteren onder de Bataviers, voor, en na het aannemen van den Kristelyken Godsdienst. Hoedanig een men te verstaan hebbe, als 'er ingesteld werd de gezondheid van den Koning, Prins, of Hertog. Aardig voorval desaangaande, te Brussel, op een gastmaal van Spinola, van de Princes van Condé, ingesteld hebbende de Gezondheid der Koninginne. Verschil daar over ontstaan. Uitspraak van den Prins van Condé daar over. Rang der andere Overheden onder den Souverain. Rang der gasten in het voordrinken, en instellen hunner gezondheden. Pligt der gasten, ten opzigte van den rang. Gevolgen der rangverschillen. Hoe, om deze te ontgaan, sommigen zig onthielden van eenige plegtige gastmaalen.

[pagina 297]
[p. 297]

i. Alhoewel in het drinken van gezondheden, de instelling, rang, en orde ten grootsten deele afhangt van de schikkingen, en bevelen van den ont-

[pagina 298]
[p. 298]

halenden huiswaard, zynde in zeker opzigt als Koning, en Wetgever in zyn eigen huis, en omtrent zyn eigen taafel, over dewelke hy in het zelve opzigt alleen te gebieden heeft; zoo is egter deze onderstelling voor onwrikbaar, en zeker te houden, dat een zoodanig huis-wetgever geen bevelen te geven, nog wetten te maken hebbe, dan zoodanige, die overeen komen met de reden, billykheid, orde en regtmatigheid, en 't geen dienvolgens onder redelyke, bescheide, en beleefde luiden in gebruik is: dewyl alle verstandige, bescheidene, en redelyke menschen dit moet eigen zyn, dat zy alle hunne daaden, en bevelen naar de reden gewillig schikken; ten ware zy hunne geboden, en wetten, als hoofden des huisgezins gegeven, uit enkele hoofdigheid onwettelyk geven, en te gelyk zig zelven bespottelyk maken wilden.

ii. Derhalven diend een zoodanige huis-, of gast-waard met alle omzigtigheid, voornaamelyk agt te geven op dezen zynen pligt, en op den staat, en de

[pagina 299]
[p. 299]

hoedanigheden der Gasten, welke hy niet alleen tot hun genoegen, en voldoeninge te onthaalen, en te spyzigen, maar ook met alle beleefdheid, bescheidenheid, en eerbied te handelen, en te bejegenen heeft. Paulus Emilius zegt Ga naar voetnoot1; daar word een gelyke voorzigtigheid vereist, in een banket wel te bestellen, en in een slagorde te maken, d'eene, om by de vyanden verschrikkelyker, en d'andere, om by de vrinden aangenaamer te zyn.

iii. En, of wel de Bataviers, en oude Hollanders, van ouds gewoon waren, en dienvolgens bevonden wierden, zonder onderscheidinge, en naar dat het voorviel, hunne vergaaderingen, en byeenkomsten gehouden te hebben, zonder onderscheid van zitplaats, en rang, een yder die eerst kwam zyn plaats nemende, zelfs in hunne Opperste, en Staats Vergaaderingen, gelyk ze ook alzoo in hunne maaltyden

[pagina 300]
[p. 300]

gewoon waren, met deze onderscheiding alleen Ga naar voetnoot2, dat yder zyn byzonder tafel-

[pagina 301]
[p. 301]

ken had, waar aan hy, op een uitgespreid vel, of schaapsvagt op den grond aanlag Ga naar voetnoot3;

iv. Zoo is in laater tyden, onder de Graavelyke Regering deze oude Heidense, en ongeschaafde gewoonte afgeschaft, en door een tegenstrydig gebruik verwisseld, en in een geschikter, en welvoegelyker staat van rang, en orde, gebragt.

v. Indien men nu de orde, die deswegen van ouds onder de Bataviers, en Nederlanders in gebruik gebragt is geworden, naspoord, men zal bevinden, dat de zelve, met die der Bruiloften, en Begraafenissen, doorgaans lynregt strydig is; of, om het duidelyker te verklaaren, dat op de Begraafenissen, en Bruiloften meestal plaats kreeg een voorrang van regt, en op andere gastmaalen een voorrang van eer Ga naar voetnoot4.

[pagina 302]
[p. 302]

vi. In de Bruiloften, en Begraafenissen komen in aanmerking de naasten in

[pagina 303]
[p. 303]

bloede, en zwaagerschap, aan de jonge egtgenooten, of den overledenen, bestaande; welken ten opzigte van het bloed,

[pagina 304]
[p. 304]

en de namaagschap, de voorrang met regt toekomt, om redenen die gegeven zyn, in onze beschryving van de plegtigheden der Begraafenissen.

vii. In tegendeel, in de Gastmaalen word aan deze, den onthalenden huiswaard naast bestaande, met zeer veel gevoeglykheid, de laatste, en nederigste plaats aangewezen, ter oorzaak deze; zyne gasten met alle beleefdheid, heusheid, en agtinge; willende ontmoeten, en zyn eerbied bewyzen aan zyn genoodde gasten, niet alleen zig zelven, en zyne huisgenooten, maar ook zyn bloedverwanten; en naastbestaande vrinden, de laatste, en nederigste plaatsen toeschikt, en, ten openbare blyke van een beleefde vernedering, en gedienstigheid van hem, en de zynen, en van agtinge voor zyne gasten, gewoon is de zelve gasten te plaatsen op de aanzienelykste, en eerste plaatsen; En waar uit dan de voorrang van eer, en niet van regt Ga naar voetnoot5, komt te blyken.

[pagina 305]
[p. 305]

viii. Wat de rang onder de zynen belangt, daar ontrent komen de jaaren; en ook de trappen van maagschap in opmerking, maar niet de Ampten; en waardigheden, daar mede de zelve bekleed, of begunstigd mogten zyn: Zoo moeten, by voorbeeld, de vaders voor de kinderen, de ouder voor de jonger broeders; de oomen voor de neven, rang, en plaats hebben, zonder aanschouw te nemen op hunne Bedieningen.

ix. Om dit wat duidelyker met eenige nader opmerking te verklaaren, zoo heeft men te weten; dat; na de vooraanzetting der niet bestaande; of vreemde gasten; geen andere persoonen overblyven, dan de huiswaard met zyne bloedverwanten, die, als zyne gemeenzame eigene vrinden, en huisgenooten; moeten aangezien, en gerekend worden: onder welke, of wel, volgens de voorgaande stelling; de allerverste in bloede bestaande aan de vreemde gasten zoude konnen schynen te moeten volgen, en vervolgens de naast bestaande digtst by den huiswaard, aan 't laagste ein-

[pagina 306]
[p. 306]

de: zoo is nogtans in dezen algemeenen regel voor vreemden een opmerkelyke uitzondering voor de vrinden, die gegrond is op de orde van 't geslagt, en van de jaren; welke, als reeds verhaald, en getoond is, mede bragten, dat de vader voor den zoon, de oomen voor de neven, en zoo voorts, rang hebben: en, volgens dien, in gevalle de huiswaard had genoodigd zyn schoonvader, zyne oomen, en neven, zoo is hy, volgens gebruik, verpligt aan de niet in bloede bestaande genooden te laten volgen de schoon-vader, daar na de oomen, en laatstelyk, nevens hem de neven, om redenen, dat de orde van 't bloed, en huisgezinnen, ten opzigte van nabestaanden, meerder geld, dan de rang van eer; en dit alles mede zonder aanschouw te nemen op waardigheden, en Bedieningen, die [onder de bloedverwanten, als bloedverwanten] geen voorrang geven Ga naar voetnoot6.

[pagina 307]
[p. 307]

x. Maar, betreffende den rang der andere, en niet bestaande voorzittende gasten, vallen verscheide bedenkelykheden, en vervolgens ook verschillende gevoelens; want, gelyk de eerste plaatsen aan de waardigste toebehooren, volgens regt, en reden, zoo is het tot nog toe in veel punten een betwistelyk, en onafgedaan, geschil, wie men voor de waardigste te schatten hebbe: en men ploft dikwils neder in een draaikolk, waar in het ryk van Alexander de Groot verviel, welke Vorst, op zyn doodbedde den allerbekwaamsten tot zyn Ryksnavolger benoemd hebbende, oorzaak gav; dat, om den zelven te vinden; alzoo elk een zig die hoedanigheid aanmatigde, en die beweerde, zyne [Monarchy, en] naalatenschap, in veele stukken gescheurd, en gereeten is geworden, niet zonder groote verwyderingen, en bloedige oorlogen.

[pagina 308]
[p. 308]

[Sommige volken schikten zig in het regelen van den rang, onder vreemden, naar het getal der jaaren, zie Kap. XX. § xii. en uitmuntende eigenschappen.]

Dog anderen hebben ook de Bedieningen; en waardigheden, en andere omstandigheden van aanzienelykheid, in aanmerkinge genomen Ga naar voetnoot7 en die alle in zekeren vasten rang willen schikken; waar ontrent wy ons niet breed zoeken in te laten, om deze teedere, en doornagtige zaken, en verschillen te beschryven, 'k laat staan te bepalen, of te beslissen.

xi. Zeker is 't ondertusschen, dat de omzigtigheid zelfs naauwlyks magtig is te ontgaan de misslagen, die hier in (naar het oordeel van sommigen) en hun aangeboore belgziekte, begaan worden; en de verschilligheid der oordeelen is hier ontrent zoo groot, dat het niet wel doenelyk is aan allen te voldoen; en voor te

[pagina 309]
[p. 309]

komen alle, zoo gegronde als ongegronde, misnoegingen, daar uit veeltyds opgevat: Waar ontrent men dan in agt te nemen hebbe het oude Hollandse spreekwoord, te kennen gevende, dat zoodaanig een nog staat geboren te worden, die aan allen zal voldoen.

xii. [Wat den rang der Overheden, en Priesteren, onder de Batavieren belangd] van ouds waren de Priesters van deze, en de naburige Landen, onder het Heidendom, in zoo hooge agtinge, dat het een onbetwistbare zaak was, dezen de hoogste eerbewyzen te doen, en naast den Prins, of Opperheer [dien buiten allen twyfel de eerste plaats, en rang toekomt] erkende men geen andere, die hen in waardigheid, aanzien, agting, en voorzitting gelyk waren, als uit de schriften van Caesar, en Tacitus openbaar is.

xiii. Maar onder de Graaven der Hollanderen, en by gevolg na het aanligten van den Kristelyken Godsdienst, ging dit nog verder; want hoewel deze waren de Princen des Lands, zoo zyn egter de

[pagina 310]
[p. 310]

Geestelyken Ga naar voetnoot8, zelfs die van den minsten rang, alleen uit hoofde, dat ze het Heilige bedienden, en Leeraars des volks waren, in zoodanige agtinge [of ten minsten in zoodanigen schyn van hoogagtinge] geweest, dat niet alleen de eerste Edelen, maar ook de Graven, die in rang niemant nevens, of boven hen te erkennen

[pagina 311]
[p. 311]

hadden, aan deze geestelyke Vaderen den voorrang gaven, en zy daar van in 't bezit waren; als, onder meer andere overgebleve bewyzen, blyken kan uit de brieven, by de Graven gezegeld; alwaar niet alleen de Bisschop, de Abten, en Priesters, maar zelfs de gemeene Monniken, bevonden werden den voorrang te hebben Ga naar voetnoot9 genooten, zoo in de opnoemin-

[pagina 312]
[p. 312]

ge, als in het aanhangen hunner zegelen aan de Graavelyke, en andere brieven.

xiv. In plegtige maaltyden, daar de Gezondheid der Koningen, Princen, en Opperheeren word ingesteld, en gedronken, heeft men zeer naauwkeurig agt te geven op den rang, en titel, die aan de

[pagina 313]
[p. 313]

zelve toekomt, niet alleen met opzigt op hunne Staten, maar ook op de plaats, en het gebied, daar deze plegtigheid voorvalt (nademaal zelfs een Koning, zynde buiten zyn Koningryk, aldaar geen Koning is, dat is, zyne Koninglyke magt, en gebied wel behoud, maar voor dien tyd, als een onderdaan van dat Land, of Ryk werd aangemerkt, daar in hy zig bevind) zoo men anders niet wil vervallen in ongenade, en ongerymtheden: waar van een opmerkelyk Ga naar voetnoot10 voorbeeld gezien is binnen Brussel, op de plegtige, en Vorstelyke Maaltyd, gegeven by den Marquis Ambrosius Spinola, op welke de Prins, en Princes van Condé, om de liefkoozeryen van Henrik de IV, Koning van Vrankryk, het Hof hebbende verlaten, onthaald wierd; als wanneer de Princes van Condé, ingesteld hebbende de Gezondheid van de Koninginne, zonder byvoeging van wat Koninkryk, en verstaan-

[pagina 314]
[p. 314]

de egter, daar door, die van Vrankryk, gelyk ook de meeste andere Vrouwen van dat gezelschap, en dezen dronk verder voortgebragt zynde aan iemant, die naauwer opmerking op de ingestelde gezondheid genomen had; zoo wierd by de zelve deze drinkvoorwaarde geweigerd te drinken, ten zy dat de Princes, als insteldster dezer gezondheid, zig desaangaande nader, en klaarder uitdrukte: waar op door andere Vrouwen geoordeeld wierd, dat de Princes haar dien aangaande duidelyk genoeg had geuit, en dat aan hare meening, die klaar genoeg was, geen twyfel konde zyn. Welk verschil, dewyl elk haare meening staande hield, eindelyk gebragt is voor den Prins van Condé, die, zig daar op met eenige aanwezende Heeren beraaden hebbende, voor een eind-oordeel uitsprak, dat de instelling van deze gezondheid, duisterlyk zynde gedaan, en by eenige kwalyk zynde gedronken, zoude worden hervat, met een uitdrukking van het Koninkryk van die Koningin, welker gezondheid te drin-

[pagina 315]
[p. 315]

ken men had voorgenomen: of anders, dat, zonder deze byvoeging Ga naar voetnoot11, verstaan zoude worden de Koningin van Spanjen, onder welker gebied het gezelschap zig bevond.

xv. In de byzondere Baronijen, en Heerlykheden, enz. komt, volgens gebruik, naast den Prins van den Lande, de voorrang onbetwistelyk toe aan de Overheid, of den Heer van de plaats, niet alleen op alle maaltyden binnen zyn Gebied, maar ook in alle openbaare gebeden, en alle andere, zoo Kerkelyke, als weereldlyke oefeningen: gelyk van ouds in deze

[pagina 316]
[p. 316]

Landen gezien is in de openbare Ommegangen, Offeringen, en toedieningen van de H. Kerk-geregten, enz. Ga naar voetnoot12.

[xvi. Daar aan volgt de Regeering, het Geregt van de respective plaatsen, en der zelver Beampten.

En vorder zulke, dien volgens regt, en wettig gebruik, de voorrang toekomt, en word gegeven. Waar van in 't vervolg breeder.]

xvii. Dog alle deze dingen, den rang

[pagina 317]
[p. 317]

betreffende, moeten worden verstaan plaats te hebben, zoo lang, en verre by Wetten, Koustumen, of verbintenissen, en overeenkomsten het tegendeel, of eenige andere rang, niet is voorgesteld.

Zoo is by voorbeeld, by verdrag tussen de Steden, Gouda, en Rotterdam, wegens het opnemen der Rekeningen van 't Heemraadschap van Schieland, ten overstaan van de Hoofd-ingelanden moetende geschieden, op den 1 July 1658 vastgesteld:

‘Dat den Hoofd-ingelanden niet toestaat questie te moveren over den rang op de maaltyd, maar dat ze voor aangenaam zouden moeten houden de plaats, die hen, als genoodde Gasten, zoude worden geassigneert.’

xviii. Volgens de zittinge, of plaatzinge der Gasten, worden ook van ouds de voordrinkingen, en nog de gezondheids instellingen geschikt, en geregeld, als gevolgen van malkanderen, en als den anderen gelyk zynde; om dat de zelve

[pagina 318]
[p. 318]

redenen, die voor de eene, ook voor de andere zaak, komen te dienen.

xix. Dus betrof het geen voorgaat den Gast-onthaaler, en zynen pligt: dog ten aanzien van de genoode Gasten is opmerkelyk, dat yder van hen, volgens de wetten der heusheid, der nedrigheid; der beleefdheid, en bescheidenheid (die ook in deze gelegenheid, en byzonder in het aanzitten op bruiloften, of gastmaalen, den Kristenen van den Zaligmaker zelfs is aanbevolen) verkieze, en tragte te bekomen eer een nederiger, en laager-, dan hooger plaats, op dat hy niet tot zyne schande, en schaamte, bevonden werde een plaats, en rang te hebben aangenomen, welke aan eenen waardiger, of ouder had gevoegd.

De Evangelist Lukas, K. XIV: 7, 8, 9. voerd den Zaligmaker tegen de liefhebbers van den voorrang dus sprekende in: Wanneer gy van iemant ter bruiloft genood zult zyn, zoo en zet u niet in de eerste zitplaatse, op dat niet misschien een waardiger

[pagina 319]
[p. 319]

dan gy van hem genood zy: ende hy komende, die u, en hem genood heeft, tot u zegge: Geev deze plaatse: en als gy dan zoud beginnen met schaamte de laatste plaats te houden. Vers 10. Maar wanneer gy genood zult zyn, gaat henen, ende zet u in de laatste plaatse, op dat, wanneer hy komt, die u genood heeft, hy tot u zegge: Vriend gaa hooger op. Als dan zal 't u eere zyn voor de genen, die met u aanzitten.

En Profeet Daniel zegt, Kap. XIII. ‘Komt, en zit in het midden van ons, om dat u de eere des ouderdoms toekomt.’

[xx. Zoo veelvuldig nu, als de rangverschillen zyn, zoo hoog wierden ze doorgaans opgenomen, zoodanig, dat niet zelden plegtige feesten, en maaltyden, den regter luister, en vreugde schenen te missen, om het niet verschynen van zulken, die, daar vooral behoorende, om de verschillen des rangs, of om, naar hun oordeel, geen kleinigheden te ontmoeten, zig daar van onthielden. Waar van, om geen ouder voorbeelden op te haalen, zekere hooge School, in het plegtig vieren van des zelfs derde vyftigjaarige eeuwgetyde, en den plegtigen maaltyd, ten dien einde in den naam der Hooge Overheid aangeregt, dog buiten de tegenwoordigheid van de daar toe genoodigde Hoogleeraaren gehouden geweest zynde, den 8. Febr. van den jaare 1725, een blyk gezien heeft.]

voetnoot1
By Plutarchus lib. 1. Sympos. Problemat. 2. alwaar hy onderzoekt, of, die de gasten ontfangt, de zelve moet, volgens rang plaatsen, of dit over laten aan de gasten, naar hun eige goeddunken.
voetnoot2
Dat de oude Duitsen egter zekeren rang hebben gehouden op de gastmaalen, blykt uit verscheide Schryveren, te zien in het Batavia Illustrata van Mr. Van Leeuwen, alwaar hy met de zelve tragt te bevestigen zyn beknopt verhaal, desaangaande dus luidende: Het jongelingschap, soo wel dogters als soonen, waren tafeldienaars ter maaltyd, behalven dat sy ook hunne dienstelingen tot af-, en aan-dragers hadden; sy waren ruw, en onmanierlyk in het genuttigen van hunne spyse, gebruikten geen messen, om die ordentelyk voor te snyden, maar trokken, en scheurden de selve met de handen en tanden van malkander. Over haar maaltyd hadden sy de Schouwspelen van haar jongelingschap, dewelke haar gants naakt tussen de bloote swaarden, en vreeselyke priemen onbeschadigd wisten in te werpen, over-, en in te springen.
Sy maakten ook onderscheid onder hunne gasten van meerder, en minder aansien. Onder meer gasten setten sy haar in 't ronde neder, en wierd de middelste plaats voor de voornaamste van eer, en waardigheid gelaten, daar sig de waard beneven stelde, en besorgde dat hem de beste spyse wierd voorgeset.
Buiten de maaltyd waren sy ook seer tot spelen, en dobbelen genegen, om hun ledige tyd daar mede te verdryven. Bat. Illustr. I. D. 7. Hoofdst. bl. 228.
Dit tragt hy te bewyzen bladz. 276. uit Posidonius, by Athenaeus l. 4. c. 8. en uit Diodorus Siculus lib. 5. Egregiis viris pulcherrimas carnium portiones honoris causa apponunt. d. i. ‘Den gasten van eer, en waardigheid word het beste hunner spyze voorgezet. ’ Zie vorder hier II. D. Kap. XX. § iii.
voetnoot3
Zie I. D. Kap. VIII. § i. en § iii. en Aant. (2) en (3). enz.
voetnoot4
I. Men hebbe allenthalve aan te merken, zoo in deze, als andere gelegendheden, dat 'er is tweederlei rang, en voorzitting, die de Autheur onderscheid in eene van regt, en de andere van eer. Van welke beide breeder in de verhandeling van het Ceremonieel der Begraafenissen, en in het publyk Gebed, als ook hier in het vervolg. Zoo geeft een meerder aan eenen minderen den Voorrang in zyn eigen huis, te weten, een Voorrang van eer, om daar mede zynen gast in zyn huis te eeren, niet om hem daar mede in andere gevallen, en op andere plaatsen een regt van voorrang over te geven.
Zoo geeft een Souverain somtyds op zyn eige grond aan gekroonde Hoofden, of hunne Afgezanten, den voorrang, te weten van eer, en geenszins van regt: terwyl, naar 't regt der Volken, den Souverain in zyn Regtsgebied, zonder eenige uitzondering, boven alle andere Souverainen een Voorrang van Regt toekomt.
II. In zoodanige gevallen bespeurde men, onder Souveraine Vorsten, en byzondere Persoonen, niet zelden een beleefde stryd, om den voorrang aan elkanderen te geven.
En onder de teedere stryd om voorrang te geven, en het onderling mededeelen van de hoogste Eer, is zeer opmerkelyk het Hoffelyk gebruik, en de byzonder zeldzaame gewoonte van den Aarts Hertog Albertus, en Ysabella, Infante van Spanjen, Princen der Nederlanden.
Deze Vorstelyke Egtgenooten hadden de gewoonte, om te betuigen de hooge agting, en de liefde, die de een voor den anderen had, de eerste letter van malkanders Naam te stellen voor elks eigen Naam, in het onderschryven van brieven. Waar van Olivarius Vredius de Sigill. Flandr. fol. 280. aldus getuigd:
Hic adverte, Albertum Y, primam nominis Isabellae (Hispanice Ysabel) literam: ipsamque perinde Isabellam A nominis Alberti praesidem, chirographo quemque suo praemittere. Id quod: equidem interpretor, inter amantissimas conjuges, eosque animo, & voluntate conjunctissimos, ab una mutui amoris decertatione ita proficisci: ut videlicet, dum alteri alter primas honoris deferre contendit, alterius nomen suo nomini praemittat. Dat is: ‘Merk hier aan, dat Albertus de Y, zynde de eerste letter van den naam van Isabelle (in 't Spaans Ysabel:) en wederom, dat Isabella de A, zynde de eerste letter van den naam van Albertus, yder in zyn gewoone handteekening, voor hun eige naam stellen. Het welk ik aldus uitleg, als voortgekomen uit die eene, en de zelve stryd van onderlinge liefde, waar door deze zeer geliefde, en met hert en wil warelyk vereenigde Egtgenooten elkanderen poogden den voorrang te geven, en de eer, in diervoegen, dat daar elk stryd, om de een den anderen de eerste plaats van eer te geven, elk des anders naam voor zynen eigen naam steld’
voetnoot5
Zie hier Aanteekening (2). bl. 300.
voetnoot6
Iet anders is het, als bloedverwanten zig bevinden op plaatsen, daar niet de bloedverwantschap, maar alleen de Ampten, Waardigheden, en Bedieningen in aanmerking komen. Zonder welke onderscheidinge van tyd, en plaats, veel onorde zou ontstaan konnen.
voetnoot7
Dit leste heeft dan alleen plaats onder de genoodden, die den onthalenden huisheer, of gastwaard niet bestonden in bloede, of zwagerschap; als terstond aangewezen is § vii.
voetnoot8
Dat niet alleen de Bisschop van Uitrecht, maar de Geestelyken dezer Landen voor den Graav van Holland Brieven gezegeld, en onderteekend, en zelfs de byzondere Abten, zynde volslage onderdanen van den Graav, voor den Graav gezegeld, en den voorrang gehad hebben, is te zien in de oudste brieven, nog voor handen.
Graaf Floris de Vette, aan de buuren van Heiloo, buiten Alkmaar, kwyt scheldende de zwaare schattingen, die zy, wegens het begraven der dooden aan de Abten van Egmond moesten geven, mits dat zy daar voor zouden aan het Klooster van Egmond opbrengen de Tienden van hunne vruchten, en van hun vee, in 't jaar 1108, zoo heeft de Abt Athalard eerst, en daar na de Graaf gezegeld. M. S. Handvest: Kronyk van M. Van Der Hoeve, op dit jaar, door welken Schryver ik, met zyn eige hand, daar op aangeteekend vind: ‘Dit is een vreemde zaak, dat de Abt van Egmond, zyne Vassal van Holland, voor den Graaf teikent.’ Zie ook J. a Leydis.
voetnoot9
Onder veele andere, blykt zulks uit verscheide brieven der Adelyke Stigtinge, en Abdye van Rynsburg, als by voorbeeld, uit een brief van Graav Willem, den eersten, waar by de Heerelykheid van Boskoop, uit het bezit der Heeren van Amstel, komt aan dit Stigt, van den jaare 1222, alwaar op het einde des briefs de volgende zeer opmerkelyke rang der getuigen gezien word: Hujus rei testes sunt Abbas Ecmundensis, Terekinus Monachus, Gerardus decanus Kinmarie, Willelmus Decanus Rinlandie, Willelmus Persona de Vorholt, Heinricus de Nortyc, Albertus Capellanus, Sacerdotes. Laici vero, Maria, Comitissa, Isbrandus, Bartholomeus, Ibelot de Harlem, Theodoricus de Wasnar, Jacobus Castellanus, Willelmus de Ecmunda, & alii quam plures. Dat is: ‘Getuigen dezer zaake zyn de Abt van Egmond, Terekyn, Monnik, Gerrit, Deken van Kenmerland, Willem, Deken van Rynland, Willem, Kerspelpaap van Voorhout, Henrik van Noortik, Aalbert Kapellaan, Priesters. Als ook deze Leeken, of weereldlyken, Maria, Gravin, Ysbrant, Bartholomeus, Ibelot van Haarlem, Dirk van Wassenaar, Jakob Kastelein, Willem van Egmond, en zeer veele anderen.’ Zie ook Boxhorn pag. 242. V. D. Hoeve M. S. op 't jaar 1222. En diergelyke voorbeelden vind ik in Graaf Floris, in een brief, van 't jaar 1108. J. a Leidis Chron. Hoewel ik 'er ook een vind van 't jaar 1174. waar in Graaf Floris verklaard word de eenige, en Opper-Advokaat van de Abdy van Egmond, met magt, om nevens den Abt een Advokaat in mindere zaken aan te stellen: in welken de Graaf niet heeft geteekend, maar alle de broeders van Egmond, allereerst Baudewyn, de broeder des Grave, Albinus, en Hugo, Kapellanen, Luso Medicyn, Florens van Voeren, en zyn broeder Dirk Isbrand van Haarlem, en zyn broeder Gerrit, Simon Gaal, met zyn broeder Niclaes, Willem van Teilinge, Aelbert Baniaert, Costinus de Meule, met zyn broeders, enz. en andere zeer veele. De brief zelf is te zien by Bockenberg. Dynast. Egm. p. 20. V. D. Hoeve M. S. Handv. Kron. Chron. op 't jaar 1174.
voetnoot10
Memoires de Sr. de Montresor, & autres. p. 21. Publ. Geb. I. D. c. 5.
voetnoot11
Welke uitspraak op reden steund: Want wanneer men in eenig Land noemd den Koning, den Prins, den Hertog, zonder byvoeging van zyn Ryk, Prinsdom, of Hertogdom; (hoedanige manier van spreken de Fransen noemen, sans queue) dan word doorgaans verstaan de Koning, Prins, of Hertog, die 't gebied heeft over dat Land, waar in men is, als aan wien, by uitnemendheid, en privative, aldaar die eer toekomt. En, als men egter met zoodanige onbepaalde manier van spreken een ander, dan den Prins van den Lande, wilde beteekenen, is het by den Souverain van dat landschap niet wel opgenomen. P. G. d. c. 5. p. 58.
voetnoot12
Over den voorrang ten offer, en de voorzitting in de Kerk, zyn onder den Adel, en oude geslagten, in Holland, en Vriesland, wel eer groote verschillen, en moeijelykheden geweest. Waar van onder keurige verzamelaars der Vaderlandse Oudheden verscheide uitspraaken, diesaangaande gedaan in voorgaande eeuwen, nog bewaard worden. En waar van ik een bewys heb bygebragt in het 56. Hoofddeel, zynde by my ingevoegd in onze Beschryving van de Stad Briele, en den Lande van Voorn. I. Deel, bladz. 160. Welk bewys ik getogen heb uit een oude Keurboek der Stad Briele, met de hand op Francyn beschreven, behelzende, onder andere, de Stads Keuren, in 't jaar 1445 afgelezen, en in 't byzonder een Keur, betreffende het voorgaan, offeren, zitten, staan in de Kerken, enz. waar van de eige woorden aldaar te zien zyn.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken