Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlands displegtigheden. Tweede deel (1732)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlands displegtigheden. Tweede deel
Afbeelding van Nederlands displegtigheden. Tweede deelToon afbeelding van titelpagina van Nederlands displegtigheden. Tweede deel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.67 MB)

ebook (5.02 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/culturele antropologie-volkenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlands displegtigheden. Tweede deel

(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 399]
[p. 399]

Kapittel XXIX.

Van de drink-bewaar-vaaten, en de drinkvaaten der oude volken; van de drinkhoornen, by alle de Noordse, en sommige andere Volken gebruikt. [Van de Drink-bekeren, Schaalen, en Kroezen der oude Volken. Drinkhoornen, wel eer in Nederland, in Vriesland, en of ook in Holland, gebruikelyk. Verscheide soorten van drinkhoornen, en van veelerlei stoffe, en met hoedanige vercierselen, onder de Noordse, en Nederlandse Volken gebezigd. Van het gebruik der Bekeren, Kroezen, Ghelten, Buizen, Koupetassen, Bokaalen, enz. in de Nederlanden.]

i. Van de drink-bewaar-vaaten Ga naar voetnoot1, en de drink-vaaten der oude vol-

[pagina 400]
[p. 400]

ken getuigen heilige, en onheilige Schryvers overvloedig; gelyk ook van die der Grieken, en Latynen, hunne Schryvers gewagen. Van die in deze Landen gebruikt zyn, is, by gebrek van genoegzaame be-

[pagina 401]
[p. 401]

schryving, en afbeelding, weinig bescheids te vinden.

ii. Dat ze van ouds onder het Heidendom in deeze Landen, en onder de naast gelege Noortse volken, veelal uit hoornen Ga naar voetnoot2 gedronken hebben, is in sommige Jaarboeken gemeld: welke drinkhoornen Ga naar voetnoot3 tot in later tyden, onder den

[pagina 402]
[p. 402]

bloei van het Kristendom in gebruik zyn gebleven.

[pagina 403]
[p. 403]

Het eerste soort van drinkhoornen, onder 't Heidendom in gebruik geweest zynde, was met veele afgodische beelden, en Heidense afbeeldingen, die veelal raadselagtig waaren, opgeschikt; waar van sommige in de kassen van zeldzaamheden by eenige Prinsen, en Duitse, en Noordse Vorsten, nog in groote waarde Ga naar voetnoot4 gehouden, en vertoond worden.

[pagina 404]
[p. 404]

iii. De lest gemelde soort van Drinkhoornen, na het aannemen van den Kristelyken Godsdienst, onder die zelve volken gebruikt, waaren met afbeeldingen van Heiligen, met Choorwelven, en Kerkcieraaden besneden, en opgepronkt, naar de Rooms-kerkelyke wys; en van allerlei stoffe, en over zulks zyn de zelve niet alle natuurlyke hoornen, maar ook kopere, zilvere, enz. Onder deze, om niet van andere te spreken, munt by uitnemendheid uit de alom vermaarde Oldenburgse hoorn, waar van in 't vervolg in 't byzonder zal gesproken worden.

DRINKBEKERS, enz.

iv. De oude volken hadden ook zeer veele andere soorten van drink-vaaten, en bekers Ga naar voetnoot5 van velerlei stoffe, en gedaan-

[pagina 405]
[p. 405]

te, en, om 'er maar een te noemen, sommige drinkbekers, die ze Delphines, of

[pagina 406]
[p. 406]

Dolfynen noemden, dat zyn drinkvaaten, naar 't fatsoen van een Dolfyn konstig ge-

[pagina 407]
[p. 407]

wrogt, en daarom Delphines, of Dolfynen geheeten, zoo verhaald Plinius lib. 33. cap. 2. dat C. Gracchus eenige Delphines, of Dolfyntjes gehad heeft; daar van elk pont op vier duizend sestertien kwam te staan.

[pagina 408]
[p. 408]

De tafels van de Romeinen waren ook veeltyds met gesnede Dolfynen, van 't zelve maaksel als de drinkvaaten, onderschraagd: en hunne zoudvaaten, naar de gedaante van zekere Godheid gemaakt.

[DRINKHOORNEN IN NEDERLAND, enz.]

v. [Gelyk hier voor reeds getoond is, dat by verscheide volken, in 't byzonder de Grieken, en meest alle de Noordse volken in 't algemeen, zekere drinkhoornen gebruikt zyn: Zoo dunkt my, dat het hier niet ongevoegchelyk zyn zou, indien het doenlyk waar, te toonen, 1. dat diergelyk soort van drinkhoornen ook in gebruik is geweest, in 't byzonder in de Nederlanden, of eenige deelen der zelve.

2. En van wat voor stoffe deeze drinkhoornen by de voors. Noordse volken enz. gemaakt, en met hoedanige vercierselen vercierd zyn.

Ik zal dan het eerste dezer twee punten tragten te bewyzen van de Friesen (onder welke wel eer de inwoonders van meer dan eene der Nederlanse Provincien

[pagina 409]
[p. 409]

zyn begrepen) alleen met het getuigenis van Thaborita, een goed Schryver, wiens Kronyk tot nog toe niet gedrukt, en ongemeen schaars is, welk omstandig getuigenis Ga naar voetnoot6, door my uit het Latyn vertaald, en een voor alle konnende verstrekken, aldus luid:

[pagina 410]
[p. 410]

En hoewel de Friesen wreed, en streng geloofd worden te zyn tegens hunne vyanden, nogtans wil ik niet dat dit zonder eenige onderscheiding opgenomen worde, daar ze anders boven anderen van een zonderlinge mildadigheid, beleefdheid, en herbergzaamheid zyn: want ze ontfangen niet alleen beleefdelyk de vreemdelingen, onbekenden, en armen, die by geval tot hen komen, en hen dat verzoeken, maar ze noodigen van zelfs, en trekken de zelve tot zig, en geven ze zelfs voor niet overvloedig de kost; ten zy 'er openbaare herbergen mogten zyn, daar ze voor geld de zelve gewoon zyn te bezorgen. Waarom ze ook zeer veele, en dagelykse gastmaalen houden, in welke zy in 't drinken, en dronkenschappen, volgens de manier der Duitsen, zig al te veel toegeven. Want ze hebben groote hoornen van beesten, zoo wilde als tamme, die veel drank houden, met goude, en zilvere platen boven, in 't midden, en onder aan beslagen, welke zy, in plaats van glazen, in hunne maaltyden gebruiken. Van welke hoornen ik meen dat

[pagina 411]
[p. 411]

Caesar gewag gemaakt heeft in 't vi. boek van den Gallisen oorlog, zeggende, enz.

Deze plaats van Caesar, heb ik, zoo als de zelve gemeenelyk gelezen word, bygebragt, en vertaald § x. van dit Kapittel. Hoewel deze plaats, zoo als de zelve by Thaborita is aangehaald, zeer veel van de gemeene lezing verschilt.

vi. Dat de oude Friesen uit hoornen gedronken hebben blykt, niet alleen uit de voors. plaats van Thaborita, maar dat zelve schynt ook het oude spreekwoord van den Friesen hoorn, waar van we hier voor iets aangeteekend hebben. I. Deel, Kap. XII. § iii. te konnen bevestigen. Waar ontrent sommigen meenen, dat deze Drinkhoorn in Friesland ingevoerd, en ingesteld zouw zyn door Adel. Dog anderen de Historie van Adel, als een verzinsel, verwerpende, meenen, dat het veiliger is te gelooven, dat de plegtigheid van uit een hoorn te drinken, in Vriesland, ontleend zy van de Deenen, en Noormannen, die een lange reeks van jaaren, op deszelfs kusten geschuimd, en huis gehouden heb-

[pagina 412]
[p. 412]

ben, ten tyde dat de Friese dapperheid niet bestendig was, om hun ruiten, en rooven te konnen wederstaan.

vii. Jaa zelfs vind ik Holland niet geheel ontbloot van overblyfselen, die schynen te kennen te geven, dat men in oude tyden van dit gebruik aldaar niet vreemd was. Een voorbeeld hier van schynt ons te konnen strekken de oude Alkmaarse Drinkhoorn, hier in prent te zien No. 5. waar van in 't vervolg nader beschryving gedaan zal worden.

viii. Vorder, gelyk men van deze manier van hoornen tot drinkvaaten te gebruiken, zoo vind men zelfs van de stoffe, en vercierselen dezer drinkhoornen overvloedig gewag in de schriften der Deenen, en Noordse volken: van welk gebruik reeds bewyzen bygebragt hebbende, hier voor in myn aanteekeningen A. (3). zal ik hier alleen eenig bescheid byvoegen wegens de stoffe, en vercierselen van de drinkhoornen der oude volken.

Het eerste soort van Drinkhoornen, dat gebruikt is, waren gemeene Stierhoornen.

[pagina 413]
[p. 413]

Zie Gabbema, Leeuwaarden, bladz. 13.

Daar naa begon men in te voeren Urorum cornua, de hoornen van Ur-ossen, als Plinius getuigd lib.xi. cap. 37. p. m. 202. Urorum cornibus Barberi septentrionales potant, urnasque binas capitis unius cornua implent.

ix. Somtyds wierden deze eigenlyke Drinkhoornen nagebootst van goud, zilver, en andere stoffen. Bewyzen hier van strekken de goude Deense drinkhoorn, waar van ik in het volgende Kapittel zal spreken, en de zilvere drinkhoorns van die van Athene. § 11. A. (2). enz.

x. In laater tyden vercierde men de voorgemelde hoornen met loof-, en beeldwerk, en goud, en zilver. Het een, en het ander bevestigd J. Caesar. l. 6. de bell. Gall. p. 233. van de Duitsers, Amplitudo cornuum, & figura & species multum a nostrorum boum cornibus differt. Haec studiose conquisita ab labris argento circumcludunt: (sc. Germani) atque in amplissimis epulis pro poculis utuntur. dat is: ‘De grootte, gedaante, en soorten (naame-

[pagina 414]
[p. 414]

lyk van de hoornen der Ur-ossen) verschilt zeer veel van de hoornen van onze ossen. Zy (de Duitsers) zoeken deze naauwkeurig, en beslaan de randen met zilver, en bezigen ze voor bekers in groote bras-maalen.’

Het zelve word getuigd van de Friesen, by Petrus Kempius de orig., situ, qualitate, & quantitate Frisiae, c. 20.

Camerarius getuigd ook verscheide diergelyke hoornen, zeer konstig met Gottise rympjes voorzien, en met goud, en zilver beslagen, uit de meest afgelegene Noordse gewesten overgevoerd, gezien te hebben; en toond uit Olaüs Magnus, en anderen, dat ze in zyn tyd nog in gebruik waren by sommige der zelve Noordse volken, zeggende: Sane ejusmodi cornua magnae capacitatis, & singulari arte cum Gothicis rythmis caelata, auroque & argento elaborata, ad nos quoque e remotioribus septentrionalibus locis allata sunt, quae apud moreatorem quendam nostratem, qui in illis regionibus negociabatur, magna cum voluptate, propter novitatem rei, vidi.

[pagina 415]
[p. 415]

Is affirmabat in hodiernum diem illos homines septentrionales prae caeteris poculis talibus cornibus delectari, & suavissime ex eis, saepiusque ad insaniam usque, potare solere. Hoc quoque confirmat Olaüs Magnus. Oper. hor. subcisiv. cent. 1. c. 93. p. m. 437.

xi. Insgelyks zyn de hoornen van andere dieren ook wel tot het zelve gebruik gehouden Ga naar voetnoot7, in 't byzonder die van een Renocheros. Zoo is een drinkschaaltje, uit een Renocheros-hoorn gesneden, langen tyd te zien geweest, in het vermaarde Kabinet van wylen den Burgemeester Nikolaas Witzen, te Amsterdam.

[pagina 416]
[p. 416]
[BEKERS, KROEZEN, KELKEN, GHELTEN, BUIZEN, KOUPETASSEN, BOKAALEN, enz. IN NEDERLAND.]

xii. Dus aangetoond hebbende, dat 'er ook in Nederland wel eer Drinkhoornen in gebruik geweest zyn: zal het genoeg zyn kortelyk aan te roeren, dat aldaar ook Kroezen, Bekers, en Kelken, hoedanige getoond zyn dat onder andere volken plaats hadden, alom zyn in gebruik geweest; en nog zyn ten platten Lande. Terwyl dit te bewyzen vergeefse moeite schynt.

xiii. Jaa sommigen willen, dat wy ons woord kroes, met dat der Grieken Κρωσσος, urceus Ga naar voetnoot8, en het woord Kid, zeker wynvat, met het Griekse word Κα-

[pagina 417]
[p. 417]

δος Ga naar voetnoot9, ('t geen anderen, volgens Scapula, wederom van het Hebreeuwse כר כרר, Ga naar voetnoot10, kad, cadus, Hydria, afleiden) gemeen hebben. En misschien dat men het zelve kan zeggen van onze kelk, en kelken, en de κύλιξ, κύλικες, by de Grieken, en calix, calices, by de Romeinen. Hoedanige kelken, van zilver, en andere stoffen, insgelyks in Nederland hun gebruik hebben. Hoewel men in de Nederlanden deze van bekers schynt te onderscheiden, te weten daar in, dat de kelken zekere zoogenaamde voeten hebben, en de bekers smalle onderranden; en dat de kelken van den voet af naar boven scheuins op wyder worden, of aan den voet veel enger zyn dan gemeenelyk het onderste der bekeren is. Het zy hoe het zy, men wil dat dus deze volken dit gebruik, en deze woorden met elkanderen gemeen zouden hebben; zonder dat de een van den an-

[pagina 418]
[p. 418]

deren, te weten de Duitsen, en Grieken, deze woorden van elkanderen ontleend zouden hebben.

Zoodaanigen naamelyk, die van dit gevoelen zyn, onderstellen, dat de Griekse, en Duitse Taal zusters zyn, gesprooten van eene moeder, de Getise, Gottise, of oude Skytise taal.

't Welke zoo zynde, zoo zouden deze woorden der Grieken, en Duitsen, niet alleen aantoonen de oudheid van het gebruik der kroezen, kitten, kelken, enz. by die twee volken, maar ook by de Gotthen, en andere Noordse volken; van welke zy Beide deeze woorden, nevens het gebruik der zaaken, die ze beteekenen, zouden konnen ontleend hebben.

xiv. Onder de grooter drink-vaaten, of glaazen (om van geen kruiken, schenk-potten, kannen, tuitkannen, en zulk soort te spreken, waar van by Kiliaan eenig bescheid te vinden is) waaren in Nederland wel eer in gebruik de Gelthen, en Buizen, woorden nu genoegzaam onbekend. Een Gelthe word by Kiliaan ver-

[pagina 419]
[p. 419]

klaard door poculum majus, cantharus, zoo veel beteekenende als een grooter drinkkop, of drinkglas, by de Grieken ontrent een stoop, of ook wel een kan hebbende konnen bevatten.

De Buizen waaren zekere drinkglazen, die aan beide zyden een handvatsel hadden, en die men om der zelver grootte met beide de handen had op te ligten, en neder te zetten. Kil.

Erasmus meend, dat ze het zelve waaren als Amphitheton by de Grieken, waar van Hesychius de zelve uitlegging geeft, als hier van buizen is gedaan: en de zelve Rotterdammer getuigd, dat de Hollandse bootsgezellen dit in zynen tyd buizen noemden. Id Hollandi nautae vocant busam. in Adag. Ex Amphitheto bibisti. p. 465.

xv. En schynt dit gemelde gebruik van kroezen; bekeren, enz. in de Nederlanden in 't algemeen plaats gehad te hebben, tot dat; na de drinkhoornen; berkemeijers, nappen, bekers, en kroezen,

[pagina 420]
[p. 420]

en kelken, en koppen, aldaar ook de drinkglaazen zyn ingevoerd:

En daar onder, ten tyde van Keizer Karel de V. zekere overdekte glaze kelken, toen genaamd Koupetassen; naderhand, en hedendaags genaamd Pocalen, en by verzagting Bocalen, of Bokaalen; een woord, zoo men wil, ontleend van het Latynse Poculum, een drinkkop, of drinkglas. Ten waare men, met sommigen, wilde beweeren, dat de Romeinen diergelyke woorden, die zy met de Duitsen gemeen hebben, als tabula, tafel, penna, pen, pluma, pluim, enz. van de Germanen, of oude Duitsen zouden ontleend gehad hebben. 't Welk we hier niet nader onderzoeken.]

voetnoot1
I. In de Oosterse Landen was men van ouds gewoon den wyn te bewaaren; en te vervoeren in lederen zakken, welke zig gemakkelykst scheenen te schikken voor de lastdraagende dieren. Zoo ziet men by Josua IX: 4. Dat de Gibeoniten tot Josua kwamen met oude, en gescheurde, en t'saamengebondene ledere wyn-zakken op hunne ezelen.
En 1 Samuel XVI: 20. Dat Isaï, door de hand zynes zoons Davids, aan Saul zond een ezel, geladen met brood, en een lederen zak met wyn.
En XXV: 18. Dat onder de geschenken, die Abigaël met zig voerde naar David, waren 200 brooden, en 2 ledere zakken wyns, enz. geladen op ezelen.
Men leest van zoodanige ledere wynzakken by Homerus, den oudsten der Griekse Digteren.
II. En uit den zelven blykt, dat ze gemaakt wierden van ossen-vellen, ἀσκὸς, Βοὸς, of geite-vellen, ἀσκος αἰγείος, Odyss. Z. 78. waar van te zien is Is. Casaubon, over Athenaeus. Plinius spreekt ook van vellen van kemelen, en rinocerossen, tot wynzakken gebruikt. l. 12. c. 6, 7. By Pollux word ἀσκὸς onder de wynvaaten geteld, en Apulejus spreekt 'er van met den naam van Vinarii utres. Pol. Syn. Scultetus, & Hamm. ad Matth. IX: 17. Zoo werd in Spanje de wyn gevoerd in digt toegenaaide varkens-vellen, volgens getuigenis van Hammond. ad Matth. IX: 17.
voetnoot2
Dat verscheide oude volken de gewoonte gehad hebben van uit hoornen van ossen, en andere beesten, te drinken, is uit overgeblevene oude schriften genoeg te bewyzen: En onder andere uit Athenaeus l. 11. c. 8. verhalende, dat Koning Filippus een hoorn met wyn plagt te brengen den genen, welke hy vrindelyk, en wel onthaalen wilde.
En uit Xenofon, zeggende: ‘Als hy gekomen was by den Koning Seuthes, hebben zy, naar de manier der Thracen, elkanderen eerst omhelst, en eenige hoornen met wyn toegedronken.’ libr. 7. de expedit. Cyr. min.
Die van Athene gebruikten zoogenaamde zilvere drinkhoornen, enz.
voetnoot3
Drie zaaken zal ik hier aanmerken, 1. de oudheid, en gemeenheid van het gebruik der drinkhoornen, by de Noordse volken, op gemeene,
2. En op hunne Feestdaagen, en hoe de Feestdaagen in hunne Almanakken door drinkhoornen te kennen gegeven zyn.
3. En eindelyk, hoe zy geloofden, dat het gebruik der drinkhoornen in het toekomende leven zouw blyven duuren.
I. Het drinken uit hoornen is een der alleroudste, en gemeenste: gewoontens der Noordse volken, zelfs nog Heidens zynde, als uit veele Schryveren blykt. Zie Wormius, in disquis. de aureo cornu, en Th. Bartholinus de unicornu cap. 13.
Della Valla geeft te kennen, dat de Tarters in zynen tyd nog de zelve gewoonte hadden, en dat hy, in de Stad Sultania, op een maaltyd van den Koning genoodigd, en verschenen zynde, gezien heeft, dat aldaar aan zekeren Tartersen Chan in een hoorn, met diamanten vercierd, en bezet, wierd ingeschonken. Doorlugtige Reiz. III. d. bl. 84.
II. Zoo gemeen waren van ouds in de Noordse Landen de drinkhoornen: en zoo gemeen ook het ongemeen gebruik daar van op Feest-, of zoogenaamde Heilige-dagen, dat men in de Runise Almanakken de Heilige dagen beteekend vind door een drinkhoorn, of somtyds twee met de punten onder tegen elkander, dog alle met het mondstuk om hoog. En agter de daagen van het Feest Jul, het voornaamste der oude Heidense Noorder volken, meestal met het leeg maken van drinkhoornen, enz. gevierd, in den voors. Runisen Almanak met zoodanige drinkhoornen te kennen gegeven, vind men op den eerst volgenden gemeenen dag een omgekeerden hoorn, met het mondstuk benedenwaarts, om te beteekenen, dat de tyd, om den drinkhoorn op Feestdagen te vullen, enz. voorby, en de werktyd gekomen was. Vide J. G. Keysleri antiq. Celticas & Septentr. pag. 160. 367. Men kan een schets van zoodanigen Runisen Almanak, en door drinkhoornen beteekende Feestdagen zien by Verelius in not. ad Hevarar Saga c. 56. en by Keysler d. p. 367. fig. XV.
III. Zelfs hebben deze volken geloofd, dat het gebruik der drinkhoornen plaats had in het toekomende leven, en dienvolgens, dat zekere heilige, of vergode Maagden in de zelve weereld, of in de verblyfplaats der gestorve Helden, den drinkhoorn aan de zelve toegebragt, en ingeschonken hebben. Vide Barthol. ant. Dan.
voetnoot4
Hier van weet ik geen ouder voorbeeld, dan dat van den vermaarden Deensen drinkhoorn, waar van ik hier een afbeelding bybrengen, dog, om dat deze aanteekening hier te lang zou vallen, in een byzonder volgend Hoofddeel spreken zal.
voetnoot5
Drinkbekers, enz. der Oude Volken.
Dat 'er in zeer vroege tyden drinkbekers zyn in gebruik geweest, bewyst de zilvere drinkbeker, of kop, waar uit Josef gewoon was te drinken, Gen. XLIV: 1, 2. gevonden in den zak van Benjamin.
Van drinkhoornen, en andere veelerlei soorten van drinkvaten, kroezen, bekers, glaazen, en der zelver benaamingen, zyn, onder anderen, te zien Athenaeus. lib. 2. cap. 1. & seq. Caelius Rhodiginus. lib. 27. cap. 27. enz.
Onder de zelve drinkvaten, en bekers munten uit, de Olifant, drie choae, of kongien, dat is, ontrent driemaal 5 pinten, of by de vier stoopen inhoudende.
De beker van Nestor, die, vol geschonken, naauwelyks opgevat kon worden.
De groote beker van Herkules, anders genaamd Scyphus, welke naam ook tot andere drinkbekers, koppen, en schaalen is overgebragt, hoewel ze ten opzigte van Herkules eer een drinkschaal, dan een beker, schynt te beteekenen. Dewyl de oude fabel, volgens Macrobius, wil, dat Herkules met een drinkschaal, Scyphus, zouw zyn over zee gevaren: Waar van hy deze uitlegging geeft: Dat hy gelooft, dat Herkules de zee is overgevaren met een vaartuig, dat Scyphus, of Schiph, geheeten was.
Waar uit sommigen met Goeree gissen, dat die Schryver (hoewel hy waarschynelyk geen Duits verstond) de afkomst, en den oorsprongk van het woord Schip, en Schuit, niet duisterlyk schynt aangewezen te hebben. Zie Mozaische Oudh. II. D. bl. 143
Ook schynt de H. Schrift zekere eige drinkbekers aan sommige Vorsten, en Koningen toe te schryven, die hen van hunne Schenkeren wierden aangeboden, als Gen. XL: 11. 13. 21. 1 Kon. X: 5. 2 Kron. IX: 4. Nehem I: 11.
Ook prees men de Goden, onder het drinken der bekeren, Dan. IV: 2. 4. En men vind gewag gemaakt van een drinkbeker der dankzegginge, Ps. CXVI: 13. 1 Kor. X: 16.
Men leest ook elders, dat de Koningen van Florida zoo veel hielden elk van hunnen eige drinkhoorn, of beker, die tot hun byzonder gebruik diende, dat ze de zelve na hunnen dood boven op hun graf deeden stellen. Goeree d. l. 143.
Onder de Asiatise volken hadden ze groote drinkkroezen, waar uit ze rond dronken, genaamd Obbae.
Pompejus zig, na de dood van Mithridates, verzekerende van zyne overige Kasteelen, en schatten, vond te Telaura, de bewaarplaats van de voornaamste kostelykheden, kleederen, vaatwerk, enz. onder andere, twee duizend bekers van Onyxsteen gemaakt, en in 't goud gezet; zie Appianus, in Mithridaticis. Prideaux, Geschied. van 't Oude en N. Verb. bl. 1254.

Wandelende, en andere zeldzaame Bekers, enz.
II. Men vind hier en daar ook gewag gemaakt van wandelende bekeren, gebruikt in vroege, en laater tyden, van metaal, hout, of been, en door een verborge uurwerk zoo konstig in beweging gebragt, dat die van den eenen gast tot den anderen over Tafel geloopen, en aan 't einde van de tafel stil gestaan hebben: en ook, wanneer dezelve uitgedronken waren, wederom zyn te rug gekeerd. Van diergelyken beker is voor langen gewag gemaakt by Philostratus, in 't leven van Apollonius, welke beker, op het gastmaal van den Gymnosophist Jarchus, den gasten wierd ingeschonken.
Men verhaald, dat in laater tyden zeker Domheer, te Wurtsburg, een beker gehad hebbe, vertoonende uiterlyk een vrouwebeeld, en die, vol geschonken zynde, van den eenen tot den anderen gast wandelde, te weten door middel van eenige raderen, in den voet verborgen.
III. Ook vind men, als aanmerkinge waardig, gemeld de zeldzaame beker in de Keursaxise Konstkamer, welke wel klein schynt, maar, wanneer men de zelve aanraakt, door een staale veer, zoodanig zig uitrekt, dat hy wel eens zoo groot word. Zie Koenraad Mel, in zyn Nederduitsche Physica, of Natuurkunde. I. D. 8. Saamenspr. § 15. bladz. 368. enz.
voetnoot6
Van de gewoonte der oude Friesen, in het drinken uit hoornen op hunne maaltyden, in 't breede by Thaborita, in zyne nog ongedrukte Kronyk der Friesen, lib. 1. cap. 2. bevestigd, luiden zyne eige woorden, die ik daarom de moeite waardig agt uit te schryven, aldus:
Et licet Frisii feroces ac severi credantur esse animi in hostes, tamen & non indifferenter ad omnia hoc intelligas velim, quum alias singulari quadam liberalitate, urbanitate, ac hospitalitate prae caeteris sunt praediti. Nam peregrinos, ignotos, & pauperes, ad eos forte declinantes, non modo rogati comiter excipiunt, sed ultro trabunt, & invitant, atque illis victum gratis habunde ministrant; nisi publica forte diversoria fuerint, ubi hujusmodi praetio venundari solent. Ub quod etiam multa & pene quotidiana inter se celebrant convivia, in quibus potationibus, & ebrietatibus, more Germanorum, plus justo student. Habent quippe ingentia magnae capacitatis cornua ferarum, animalium, laminis aureis argenteisque circa oram, medium & finem circumdata, quibus poculorum loco in conviviis utuntur. Horum cornuum Caesarem meminisse existimo. lib. 6. bell. Gallic. &c.
voetnoot7
Ktisias verhaald van zekere witte woud-ezels in Indie, van een vreemde gedaante, met eenen hoorn op 't voorhoofd, van welke soort men wel eer drinkhoornen maakte, en dat deeze van zulken kragt waren, dat die daar uit dronken nooit de kramp, nog vallende ziekte kregen. Jaa, dat het vergif geen kragt had op zulke, als ze maar voor, of naa het innemen van het vergif, eenig waater, wyn, of iet diergelyks daar uit gedronken hadden. Vide ex Ctesia scriptis excerpta a Photio. c. 12. Uit de oudheid van deezen Schryver blykt teffens de oudheid van dit Gebruik, zelfs onder Oosterse Volken.
voetnoot8
Vide Reiz. Belg. Graeciss. p. 237. Hoewel Goeree in bedenken gaf, of de drinkhoornen by de Grieken genaamd Κερατα (waar van hy zegt κερασαι, mengen, of schenken, afgekomen te zyn) niet een oorsprongk aan ons woord kroezen gegeven hebben. Alzoo het elk, zegt hy, bekend is, dat 'er nog drinkkroezen uit hoornen gemaakt worden. Moz. Oudh. III. D. 700. bl.
voetnoot9
Reiz. d. tr. l. 1. c. 8. p. 224.
voetnoot10
De bis vocibus confer Buxtorsii Lexit. Hebr. cum ejusdem Lexic. Chaldais. Talmud, & Rabbinit.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken