Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlands displegtigheden. Tweede deel (1732)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlands displegtigheden. Tweede deel
Afbeelding van Nederlands displegtigheden. Tweede deelToon afbeelding van titelpagina van Nederlands displegtigheden. Tweede deel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.67 MB)

ebook (5.02 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/culturele antropologie-volkenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlands displegtigheden. Tweede deel

(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 466]
[p. 466]

Kapittel XXXVI.

Vrouw Jakobaas Kannetjes.

i. Onder het drinktuig, of de drinkvaten der Voorouderen, kan geteld worden [zeker soort van kannetjes, naar alle waarschynelykheid in Holland, en elders in Nederland in 't algemeen, en zelfs by 's Lands Graven wel eer gebruikt, te weten] de zoogenaamde Vrouw Jakobaas Kannetjes, of Kruikjes; hoedanige ter gedagtenisse van deze onze ongelukkige Gravinne nog bewaard worden, zynde kleine snelletjes, ongezien, en ruw van maaksel Ga naar voetnoot1, welke, zoo getuigd

[pagina t.o. 466]
[p. t.o. 466]
[pagina t.o. 467]
[p. t.o. 467]


illustratie
Jakobaas Kannetjes.
F: v: Bleyswyck Fecit.


[pagina 467]
[p. 467]

werd, by haar gebruikt zyn; voornaamelyk op den huize van Nieuw Teilingen,

[pagina 468]
[p. 468]

by Sassenheim gelegen, haar verblyf- op 't

[pagina 469]
[p. 469]

laatste van haar leven, en ook haar sterf-

[pagina 470]
[p. 470]

plaats Ga naar voetnoot2; en wel, op dat ze haare regtmaatige droefheid, en hartzeer, door den afgedwongen afstand, en berooving des Graafschaps, door haren heerszugtigen Neef, Hertog Filips van Bourgondie, veroorzaakt, zoude verzetten.

ii. Het heugt ons nog, dat ons, voor veele jaaren 't zelve huis bezigtigende, door den Kastelein vertoond wierd zekere plaats, en eenige overblyfselen, uit

[pagina 471]
[p. 471]

welke men wilde vast maken, dat aldaar een pottebakkery geweest was, tot het bakken van zoodanige kannetjes, en ander aardewerk, gebruikt: voorts verklaarde hy ons, dat eenige jaaren te vooren, ter gelegenheid van het diepen, en schoon maken van de gragt, rondom dat Kasteel loopende, zeer veele van deze snelletjes gevonden waren; welke alle op den huize van Warmond bevolen zouden zyn gebragt te worden.

iii. Dog dat deze, en diergelyke kannetjes, al lang voor Jakobaas tyd in gebruik zyn geweest, schynt ons te blyken uit de gevondene in de gragt van 't Huis te Velzen, dat al voor den jaare 1300 vernietigd is geworden Ga naar voetnoot3, te gelyk met den Heer, en deszelfs geheele geslagt, ter zaake van de begaane moord aan Graaf Floris den V.

Deze aldaar gevondene zyn van 't zelve ruwe maaksel, en van de zelve ge-

[pagina 472]
[p. 472]

daante, en kleur; waar van 'er een, op 't welke voortyds een zilver lid gemaakt is, wiens eene zyde de moord, en d'andere de straf van Hr. Gerrit van Velzen vertoond, by ons bekomen zynde, ten blyk van dit oude gebruik der aarde drinkkruikjes, en ter gedagtenis van deze zoo vermaarde geschiedenis, en de oude meening, en doling daar ontrent, bewaard word.

voetnoot1
I. Deze snelletjes, of kannetjes, niet alleen by de Gravin in 't byzonder, maar voor een' tyd in algemeen gebruik van ons Land geweest schynende, zyn graauw van koleur, niet ongelyk aan verharde potaarde. Men vind ze van verscheide engte, en hoogte, hoedaniger eenige by den Auteur bewaard worden, naar twee van welke de teekening gemaakt is, hier vertoond, No. 8. Dog dewyl daar uit der zelver grootte, nog andere omstandigheden, zyn af te nemen, zal ik een nader beschryving doen van drie dezer Jakobaas Kannetjes, zoo als ik die in het Kabinet van mynen Schoonvader bevind, te weten:
1. Een, gekomen uit den boedel van Joachim Oudaan, hoog 7 en een half duim; wyd boven in zyn diameter, of middellyn, 2 en drie vierde duim; zynde van boven met zilver beslag, en een deksel; of lid voorzien.
2. Een wat langwerpiger, hoog (buiten den zilveren rand, en bodem) 10 duim, wyd boven langs zyn diameter, of middellyn, 1 en drie vierde duim. Dit is van boven met zilver beslagen, gelyk het voorgaande, van ondere hebbende een zilveren rand, en zilvere ronde plaat, of bodem; breed over zyn diameter, of middellyn, 3 en 3 vierde duim; op den voors. bodem is gegraveerd, of gesneden een zittende vrouw, hebbende met de regterhand diergelyk een kannetje aan haren mond gezet; en een ander kannetje, van het zelve maaksel, agter haar op den grond staan; en rondom met Romeinse Kapitaale letteren dit Opschrift, in eenen kring:
 
DIT'S VROUW JAKOBAAS KANNETJE GELOOFT,
 
DIE HIER MAAR EENS UYT DRONK;
 
SMEET HET DAN OVER 'T HOOFT
 
IN DE VYVER DAT HET SONCK.

3. Eindelyk berust onder den zelven nog een kannetje van de zelve stoffe, gedaante, en maaksel, hoewel eenigszins lomper, waar na de teekening gemaakt is, No. 8. zynde aldaar het wydste der zelve. Dit kannetje is hoog 8 en drie vierde duim, wyd, boven aan over het diameter, of zyn middellyn, 2 en een half duim, onder, met den zilveren rand, 4 en een vierde duim. Het is gekomen uit de Vyver van het Slot van Gerrit van Velsen; en van bovene, en ondere beslagen met zilver: staande op het lid konstig gesneden het vermoorden van Graaf Floris, en van binnen in het zelve deksel de straf van Gerrit van Velsen; wordende de zelve van Velsen onder een gedrang van Krygsknegten, of Geregtsdienaaren, en veel volks, in een ton gerold, volgens 't verhaal sommiger gemeene Kronyken; en zynde een tonnetje bovenop agteraan het lid geplaatst by de schenier, om zyne gemelde straf, die men een tyd lang geloofd heeft; dat hy zouw hebben geleden, te verbeelden. Staande op den zilveren rand, aan den voet van het kannetje, van ondere met Italiaanse letteren in 't ronde:
 
Gegraven ben ik op uit de verzonken gracht
 
Van 't Slot der Velser Heer'n, de leste van 't Geslacht
 
Doode 's Lants Tyran, wilde Hollant vryheit geven,
 
Moest in een ton gerolt op spykers laten 't leven.

II. De reden waarom de gemelde Jakobaas kannetjes in zulken grooten getal onverbroken uit de gragt des gemelden Slots Nieuw Teilingen zyn te voorschyn gekomen, schryft men toe aan de gewoonte dezer ongelukkige Gravinne, van de zelve, uitgedronken zynde, over haar hoofd in de gragt des zelven Slots, haar woonplaats, te werpen. M. van Der Hoeven Handv. Kron. bl. 129. Daar mede haar hertzeer, 't geen haar eindelyk aan een tering deed sterven, waar 't mogelyk, pogende te verzetten. Zie Heemsk Batav. bl. 570.
III. Het zy hoe het zy, een ooggetuige heeft my voor eenige jaaren aangewezen de plaats in de gragt, loopende om de nog staande muuren van het Kasteel, nu genaamd Nieuw Teilinge, by Sassem, waar uit hy gezien had, dat op verscheide tyden meer van diergelyke kannetjes, nog geheel zynde, gevist waren; gelyk de zelve my in de ruïne, of overgebleve muraadje van 't Slot, nog vertoonde de kamer, toen nog in haare muuren staande, genaamd Vrouw Jakobaas kamer, uitziende over de voors. gragt; onder, en ontrent de vensters van welke kamer de meeste kannetjes gevist zouden zyn.
IV. Men zegt ook, dat 'er zoodanige kannetjes gevist zyn uit de gragt van het oude Slot Zand, ontrent, en tussen Katwyk, en Rynsburg, alwaar de Oude Heeren van Wassenaar plagten te woonen, naar getuigenis van Gouthoeven, en Orlers, en alwaar Vrouw Jakoba ook enigen tyd haar verblyf zouw gehad hebben. Dog waar van nu niets is overgebleven, als eenige muurbrokken, met den naam, en 't Regtsgebied. En dat deze kruikjes nog zouden bewaard worden in het huis van den Hoog Ed. Heer van beide de Katwyken, en 't Zand. Pars Katw. Oudh. 137. bl. van welke een afbeelding te zien is by den gemelden Pars, bladz. 123.
Gelyk ook zoodaanige kannetjes zouden gevonden zyn ontrent de grondvesten van het Huis Rosenburg, gelegen tussen Leide, en den Haag, in 't jaar 1635.
V. Wat nu andere oude volken aangaat: dat by de zelve niet alleen aarde eet-, maar ook drinkvaaten in gebruik geweest zyn, blykt uit Plinius. lib. 33. cap. 11. & l. 35. c. 12. Ausonius, exhort. ad modest. epigr. 8. en Martialis in Aphor. epigr. 108.
Sume Saguntino pocula ficta luto.

Dien 't lust, zie daar van meer bescheid by Stukkius, Rosinus, Baccius, Bulengerus, enz.
voetnoot2
Deze ongelukkige Gravin is overleden, in 't jaar 1436.
voetnoot3
Zie 't geen ik daar van, en der zelver afbeelding, hier No. 8. gezegt heb. A. (1.) § I. 3.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken