Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Dynxsdach 19 Maii 1556.

Beraedtslaget van den Schulbalch¹⁾, dat men doctor Abbringe myt Frederick Koyter (dewijle he de beste kunde darwerts hadde) an mr. Everhardt Nicolai, raedt ende in deser sake commissarys, solde affveerdigen, umme texamen van de tueghen voer sijne H.W. to laten gescheen ende off de commissarius upgemelt sich oeck tot enich appoinctement wolde begheven, synt daertho gecommitteert ende verordnet worden (tselve bij voergaende consent van de hoefftmans ende

1) Zie voor deze kwestie M.P. van Buijtenen, De Fries-Groningse grens in Lauwerszee en Wadden, Drachten 1954, en W.J. Formsma, Een reis naar Schiermonnikoog in 1556 (Gron. Volksalmanak 1954, blz. 65). Zie ook G. Overdiep, De grens tussen Groningen en Friesland in de wadden (Gron. Volksalm. 1958, blz. 27).

[p. 56]

dolde Raedt, de dennoch affgetreden ende B. ende R. sampt T., S.M. ende B. v.d.g. sulckes hebben togestaen) noemptlyck borgermester doctor Uffko, Johan Hoernken, amptman, ende^a); daerto Wessel Hartgers, taelman, ende Willem Geertz, bouwmester, beholdtlyken, dat de heren ende vrunde sich wijders niet solden der sake onderwinden, dan tho anhoeren ende rapporteren tselve, wes hem bejegnet muchte sijn, umme daerna wijder mytten anderen to beraedtslagen.

a) Naam niet ingevuld.