Dynxsdach 27 Octobris 1556.
Myt der tromme uuth the roepen ende gebieden laten, dat B. ende R. laten weten ende gebeden, dat alle vrembde landsknechten, de hiirbinnen nicht woenachtich sijn, sich bij deser sunnenschijn uuth deser stadt ende stadtmarcke sullen versehen, offte men dencket desulve an den hals to grijpen ende straffen, als dat behoeren sall.
Over den karcken tho vorkundigen, dat nemants enighe onreynicheyt, vulnisse, vlynten, steen, holt noch eerde offte diergelijke dingen in der stadt grafften sall warpen, smijten offte vallen laten, bij een pene van vijff marck tho broecke. Deden dyt oeck enige kynderen, sullen de olderen de broecke daervoer betalen.