Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Wondsdach 7 Junii 1559.

Hinrick Doesborch, Reyner bij de brugge ende Ryckele Steenmetzeler,

[p. 96]

appellanten^a), als tapperen, de oer bieren selffs van buten in de Umlanden ingefuerth ende bij helen boedemen weder verkofft, contra den olderman Garbrant Hoernken; kennen B. ende R. des Ghyldtrichtes ghedane ende verlesene kenninge in der macht, doch begenedigen B. ende R. de appellanten voer dyt mael mitter broeke, soe se na inholdt des oldermansboeckes verbroeken hebben. Nota, dat de erb. Focko Rypperda dese to verdegenen vermeent mit etzlyke voergestelte vragestucken.

1.	Erstlick, offt men oeck bekende, de tolatinge van vrembden beren in den Umlanden to moegen tappen eerdages bij den heren ende vrunden van der stadt ghescheet were?
2.	Ten anderen, off oeck sodane tolatinghe noch revoceert weer?
3.	Tom darden, off niet de axcijss van den vremden beren oepentlyck verpachtet an etzlyken tapperen der Omlanden.
4.	Ten veerden, dat Jurgen Jarges, olderman in der tijdt, ingelijken getenteert de schepen up to drijven bes an de krane, oeverst dat sulx doemaels anders ingesehen ende bespeert worden.

Hiirup em ter antworth bejegent, dat een erb. Raedt die voergestelte vragestucken tut deser tegenwoerdiger saken achteden ondenstlick, want so em voerhen eetz to ghoede gelaten, hedden se sich des der stadt to bedancken, oeverst de tegenwoerdige tijdt, de saken gestalt ende mennichfoldicheit konden eth langer niet dulden noch lijden, offte men muste sodanen ernst <?> tut onderholdt der stadtz vrij- ende gerechticheyden gebruken etc.

Nota, dat dabt van Adwerth sich bij Jarges tijden beclaget, woe he sijn schyp mit calck hedde willen updrijven etc.

a) In margine staat: Tapperen in den Omlanden. Wolter bij Aedwerdertyll, Jacob Dercks, Fedde bij Bumpstersijll¹⁾ ende Johan Leners, appellanten. Actum den 8 Junii 1559.

1) Bij Niezijl, ten oosten van Grijpskerk.

1) Bij Niezijl, ten oosten van Grijpskerk.