Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–<28 Octobris 1567.>Wij B. ende R. der stadt Groningen doen u weerdige ende eerbare ondergeschreven to weten, woe wij de eerbare Evert Ulger ende Johan tho Lellens, unse meede raedesfreunden, mit ende neffens unsen erweleten amptman, den erb. und vromen Hermen Clandt, unsen mede borgemeester, aldaer tho erschijnen ende denselven onse voorsz. amptman (nhae olde gewoonte) tho laten behoorlicken presenteren. Voorder hebben wij oock voorgemelten onsen mede raetsverwanten belastet und in bevel gegeven, u weerdige ende eerb. eenige saecken onserent wegen mundtlyck voor tho dragen. Begeren daeromme, u weerdige ende eerb. denselven guetlyck in hoeren aengeven verstaen, oock vullencomen gelove te stellen und volgents de gelegentheyt der tijt en saken gestelt, ernstlyck mede behartigen end dat angevent und versoeck mit nicht en willen affslaen, woe wij ons dat alsoo eyntlyck tot u weerdige ende eerb. versehen ende vertruwen. Schreven onder onsen signete den 28e Octobris 1567. Dopschrift was: Den weerdigen ende religiosen heeren abt ter Munte unde proest ter Hilligerlehe, sampt de gemeene ingesetenen ende ondersaten der beyden Oldenampten offte den vulmachtigen derselver, te Suytbroecke tegenwoordich versamelt sijnde geestlyck ende wartlyck, sampt ende elck besunder. Onder stont: Gecollationneert ende accorderende bevonden, geteeckent per me d.J. Eeck. Extract uyt den protocolle van sententien enz.Ga naar voetnootb). |
|