Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–<15 Januarii 1568.>Wij B. ende R. der stadt Groningen doen U ondergeschreven to weeten, woe de gemeene zijlvesten van Delffzijl ons secker saken halven aengelanget beroerende den dijck ontrent Broecke gelegen, den vergangen jaren tot haren grooten schaden ende nadeel ingebroecken ende nu weder repareert ende gemaket solde sijn, weshalven gedachte sijlvesten eenige dachten ende ander voergevent op en tegens u to doende gemeent. Bevelen u daeromme bij pene vijff goltgl., dat ghij op naesten Dincxdach te 8 uiren alhier voor ons erschijnen ende horen an en verstaen van ons, 'tgeene voorgemelte sijlvesten clachtlyck voorgedragen ende angewent hebben ende hierinne geen gebreck noch versuimenisse vallen edder | |
[pagina 154]
| |
gescheen laeten, bij soo leeff u de voorsz. pene te vermijden staet. Den booden gevet desen brieff bij voorsz. pene wederomme. Schreven onder onsen signete den 15e Januarii 1568. Allen ende een iideren egenarffden, ingesetenen ende ondersaeten van Noortdijcke, Middelbert, Engelbert ende Westerbroecke ofte 2 vulmachtigen uyt elcken karspel. Gecollationneert ende accorderende bevonden, per me getekent J.V. EeckGa naar voetnoota). Extract uyt een protocol ofte boeck van ordonnantien enz.Ga naar voetnootb). |
|