Wondsdach 24 Octobris 1571.
Hermen van Stenforde contra den olderman ende hoefflingen van de snijderghylde; wijsen B. ende R., derwijlen den snijders steedts ener van hoer stadtdieners vergunt wort, mit se tho gaen, wen se emants beschijnen wilt, dat daeromme oeck deselve diener daer tijdtlix behoeren sall, beredinge van tdoende, dat de beschijninge rechtlyck gescheen sij.
Nahdem de ordineermesters laten angeven, woe het nije rondeel up te plaets van eertijds Adwerdertoern daer halff hen muste ende derwegen to weten begeert, offte de stadt oer den steen wolde tho gelde setten etc., ingesacht, se muchten weten, wat commissie ende bevell se dienthalven entfangen, ende denselven nakomen, woe se des voer sijn Mat. oder Exc. tho verdegenen gemeent ende want oeck der heer coronell hiirvan doen voerdragen, ys durch den samptlick der stadtzgeswoeren entsloten, denselven heer voer antwoert inthobrengen, alse dat der stadt ende borger tot hoeren groten moyte ende onkosten dat voersz. rondeel ende strijdtweren tot bescharm ende denst van Keys. Mat. voer ende ydts Con. Mats. stadt alsoe gemaeckt ende angelecht, woll nu sijne Mat. oder Exc. deselve daer weder later henbrecken ende der stadt vesten veranderen, musten se lijden.