Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Vrijdach 26 Februarii 1574.Hefft der heer van Billy, coronell ende stadtholder, neffens den heer lieutenant B. ende R. bij sich verbodet ende em voergedragen, woe sijn Ge. stracx werden na Westvrieslandt der dijckagien halven ende anders verreysen (went idt beginde hart tho deyen ende musten mit sleden over ijs vaeren, dat oeck noch | |
[pagina 266]
| |
starck genoech was) seggende voerts, he de gescryffte van den koer an sijne Exe. mit sijn recommendation werde overschicken, sodat de vervul der ses raedtspersonen wal werde gescheen ende wes anders dienangaende, oeverst den koer der 5 swarte boonen, als een quaet gebrueck, konde he niet recommenderen. Tom anderen, derwijlen het verlaet der stadt bevestigung nahdelich, dat wij derwegen tochtbruggen voer de poorten musten ende voernemblyck voer de Steentyllpoerten maken laten. Ende dat wij Boustamente in sijn Gen. affwesent assistentie solden doen in desselffs angevent, verhoepende in korts selffs weder bij ons to komende, de dijken to visiterende ende hiirmede oerloff genomen. Stracx daerna is den borgermesteren angesacht, woe de hoptluyde hoer beclach gedaen, woe se neet mit 600 gulden konden tolangen, hefft derwegen verordnet, hem noch 150 gulden ter weke soll meer dan voerhen gegeven worden. Noch durch sijn Gen. ordonnantie upgelecht, van der Oldtampster ende stadthamryke wegen de 1566 car. g. voerg. bij provisie up to leggen, doch iider weke een 100 dalerGa naar voetnoot1)). To dem ons noch behandet 2 supplicatien, de ene van 1000 daelder van 1500 car. g., de de stadt Lopus, Moncheau ende Gantou soll verplichtet sijn van 2 schepen ende enich visch, durch se omtrent Amelant anno 1571 eroevert etc. |
|