Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Saterdach 22 Januarii 1575.

Nadem Lieutenant ende Hoefftmannen laten angeven, woe se de versochte mandaten ende uuthscrijvonge des bewillighten nije ½ jaertaxe neet konden weygeren, bijsunders so de noot ende denst van sijne Mat. sulcks eisschende were, wes nu de van der stadt daertegens tdoende gemeent, hedden se sich to berhadende etc. ende als men wall vellichte tot contramandaten te geven neet ongeneight solden west sijn, soe ist dennoch, dat na genomenen raedtslach de heren ende geswoerne van der stadt entsloten sijn, bij geschryffte in to brengen tgene hiirna volget:

Sustineren de van der stadt, dat de mandaten allene sullen behoeren uuthgeschreven te wordende over denghenen ende derselven tobehoerigen landen ende meyeren, de alsulcke nije halve jaertaxe beraempt ende dat der stadt ende stadtsonderhoerige meyeren, geestlyck ende wartlick, daervan uuthbesundert wesen ende blijven sullen, sich refererende tot hoeren eerghisterigen dages beschehenen protestation ende angehenckter onderdaniger erbiedinge^a).

Desen allen neettegenstaende sint de mandaten upt starck anscrijven des heeren van Billy, stadtholder, evenwall passeert ende uuthgescreven.

a) Hierna volgt het protest van de stad bij Luitenant en Hoofdmannen van 20 januari over het voornemen der Ommelanders de stadshamrikken en Oldambten in de schatting te betrekken, welke zij zonder bijwezen of consent der stad hebben beraamd. De stad beroept zich daarbij op het 19^e artikel van de ordonnantie van Alva van 7 aug. 1571: Van gelijcken sullen de van der stadt voersz., als representerende het corpus van dien, heur verdragen te komen in enige vergaderinge, die bij dezelven van den Omlanden geholden sullen worden uuth saecken, de de stadt voersz. noch de iurisdictie, heuer onderworpen wesende, niet en concerneren offt daerduere zij offte huere ghoeden ende landen in enige last ende nadeel geraken sullen te coemmen.