Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Maendach 1 Julii 1577.Landtdach. Soe de van Humsterlant om hulp ende bijstandt an hoer dijcken, den 20 huius ingebroeken, Stadt ende Lande angelanget, woe oeck van wegen der zeedijcke in den Cley Oldenampte, is sulcks beyde bij de Lande affgeslagen, seggende mede, dat dOldamsteren sich solden na hoer breven tho reguleren hebben, daer sich der abt van Teetsinge ende anderen to gerefereert, neettegenstaende oer neet onbewust, doer wat middell sodane breve doemaels verkregen ende dat geen zeedijcke mit breve tonderholden ende dat vermidts donderganck der voersz. dijcken de lege landen bes hiir an Hoegerbrugge verdruncken ende verdorven solden worden. Vrembde heerlose knechten bij der sonnenschijn uuthgelecht bij lijffsstraffe. Brieff van sijn Exe, om tegens den 15en huius to Mechelen to erschijnen, daer der bannerheer van Billy soll rekenschap doenGa naar voetnoot1). |
|