Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Donderdach 19 Septembris 1577.Folckert Boynck in S. Gertruytsgasthuys sijn omtrent 6 off 7 embd. gl., van sijner saligen dochter nagebleven, togelaten, om sich daermet tho cledende, derwijlen he sijn soenen een ampt doen leheren, daermede he sich to Oldenzeel wal ernheren kan. Christopher Basuyner is de cledinge oeck het wapen up een borge togestaen; des loefft he neet te willen weder verreyssen noch den borger te hoech beswaren ende alle Sondagen ende ander festdagen vant wijnhuys affspoelen. Als Joachim Janssen, anders Kremer, upten Nijenoerth up gyster voer gerichte erschenen ende opentlyck bekandt, woe Marrithien (de ydtz bij Herman van Wormbs sich entholden soll) sijn echte huesfrouwe sij, to Vrees van den | |
[pagina 394]
| |
pastoer thosamen gegeven ende dat se nu omtrent 70 jarenGa naar voetnoot1) van em gegaen, derwegen oer oeck neet weder begherende, noch hem neet willende beclagen, dan steldet ant recht, der wijlen kendtlyck genoech he misdaen hadde. Is daerna huyden These Koyter voer recht gekomen, versueckende segell ende brieff, se oer guet tot oeren willen soll gebruken moegen, mede dat he oer soll hoer dochterken (bij Hermen vrsz. als hoeren echten man gewonnen) weder senden sampt sodane ghoeder, als he onlancks van Helpen bes in Drenthe laten fueren. Ingesecht, dat se oer saecke tegens morgen soll scryfftlyck inbrengenGa naar voetnoot2). Een Unger, van den Turcken gevangen, des sijn broeder in sijne plaets voer 1200 flor. to gijsel sich ingestelt, is hiir een bedelbrieff gegunt. |
|