Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Wondsdach 16 Aprilis 1578.

Bergsche ende Batenbersche dalers hebben de heren gesat iider up 29 stuver brab.

Asinge Entens na Joest van Cleve onder desselffs loyve ende bes int hues mitten bloten pongert steekende, is erst int wachthues, daerna sub vesperam int Schomakersgatt hen gesat neffens Derck Hugen.

Juncker Hynrick van Oyenbrugg, Thomas Duterne ende.....^a) Roerda, gesanten van sijn Gen., hebben erst mundtlick, daerna scryfftliek voergedragen, woe volght:

Memorie.

a) Blijkens J. de Wal, Nederlanders, studenten te Heidelberg, in Meded. Mij. van Ned. Letterk. te Leiden, 1885/6, werd de jonge Alting op 18 april 1578 in Heidelberg als student ingeschreven.

[p. 420]

1.	Om vulmacht te sendende, om te compareren voer sijn hoocheit upten 25 deser maendt.
2.	Watter verhandelt is tusschen de Stadt ende gevangen der Omlanden sedert sijn Gen. vertreck.
3.	Dat beyde partijen van gewelt ende wapen affhouden sullen, updat een iider bij tsijne mach commen ende vredelick gebruycken ende daervan genoechsaem scryfftlycke versekeringe gegeven sall worden.
4.	Advys, om te stercken ende besetten Covorden, Wedde ende diergelijcke frontieren ende offt sij hiirto niet contribueren willen gelijck ander naber provinciën.
5.	Wat sij in danneminge van de generale middelen, bij monssieur de Courteville geproponeert, doen offte laten willen.
6.	Te publiceren het placcaet van de munte, ten einde int betalen van de soldaten het gemene beste gheenen schade en lijde.
7.	tEffectueren het bevell van sijne hoocheit belangende de gevangenen. 4-17-78^1).

1) Zie voor het antwoord van de stad dossier G.A. voorl. nr. 1339.