Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Maendach 5 Januarii 1579.Der canoniken pasport: Wij B. ende R. der stadt Groeningen doen kondt mits desen, alsoe in den jaere 1568 wesende dese stadt met garnisoen beseth en tegens deszelffs olde walheergebrachte privilegien, vrij- ende gerechticheyden alhiir ingevoert eenen nijen bisscop met een collegie van canoniken, waertegens wij doemaels geprotesteert, ende dat bij de Pacificatie, tho Gendt gemaect, alle steden ende provintien der Nederlanden wederomme werden gestelt in hoer olde privilegien, vrij- ende gerechticheyden, dat wij daeromme tot conservatie deeser stadts voersz. vrij- ende gerechticheyden dvoersz. canonicken, alhiir van buyten ingecomen, aengesecht ende bevoelen hebben tho vertrecken, waervan N. thoender deses eene es geweest. Antwordt den gesanten van Munster ghegeven. Up der Munsterischen affgesante heren und vrunde guetlich angevent, etlichen der stadt Groeningen onderhoerigen karspelen geestlicher jurisdiction betreffende, alse dat een erb. Raedt, na olden heerkomen und tot erholdinge gueter naberschafft oeck oeres deels solden den verordenten heren officiael tot administration soedaner jurisdictien willen gestaden ende befurderen, wie dan rhede bij der Omlanden Staten sampt den heren hoofftmannen respective bescheenen etc., woellen sich B. ende R. voer eerst in aller naberfreundtschafft tegens dem erweerdigen doemcapittell und regerung des styffts Munster gants vlijtich und denstlich erclaert ende erboeden hebben, de oeck mit nichten gedacht noch gemeent den hoochweerdigen heern bisschoffen daer selffs in oeren tobehoerenden jurisdictien und gerechticheyden eenigerleye wijse to behynderen edder to vernahdeelen, woe des oeck in anfanck des nijen ingefuerden bisscops alhiir mit openbaren protest genoechsam bij se vertoent und verclaert geworden, koenen oeverst noch en moegen der vrunden in den Omlanden selffherich voerstell, anhe medebijwesent eens erb. Raedts dusser stadt beraempt, neet voer ehehafft achten noch se oeck voer Staten allene erkennen, sunder gewoentlycker wijse samentlick vergadert ende mitten ander geraedtslaget, sullen sich dan weten diermaten daerinne na geboer tho dragen ende holden, dat een erweerdige doemcapittel sampt de regierung gemelten stiffts Munster werden billix een guedt benuegen daeran hebben und soe voel der gheestlicher jurisdictie van enige der stadts onderhoerigen karspelen in den Oldenampten mach angaen, wert desfals weynich mangell oder beswarung bij een erb. Raedt kumpstichlick gespoert edder bevonden werden, wen alleene de ondersaten aldaer sampt der amptman und voernhemblick Con. Mat. onsen aldergen. heer an hoeren olden privilegien, gewoentlycken gebruyck, vrij- ende gerechticheyden (woe men doch nicht willen twijvelen) ongeswecket moegen blijven und mit nichten daerboven offt en tegen belast oder beswaert worden. Actum den 13 Maii 1577. Onderstondt: De Munsterische gesanten haben obengeschriebene antwort von einen erb. Rath der stadt Groeningen uff den 13 Maii anno 1577 empfangen und werden de selbige an ire gunstige heren zuruckpringen. V. ErcklensGa naar voetnoot1). |
|