Diarium van Egbert Alting 1553-1594

[p. 461]

Wondsdach 24 Junii 1579.

Borgermester Evert Ulgers pandt a Pentecostes, quod fuit 7 huius.

Sijn Gen. (na het tractaet¹⁾ accordeert ende de ghijselers all den 14 na Campen vertogen) ad 7^am vespertinam van Wynsum ingekomen, is mit een voeder wijns van ses amen, twe vette ossen ende twe last haver vereheret, oeck mit 4 vendel borgers van buten ingefuerth worden, 2 upten marckt staende, dander upte vesten ende poorten, de Raedt sijn Gen. an de binnenste Ebbingepoorte an de sijdt na et schuttehues em wellekom hetende, doch geen slotelen presenteert, als oeck neet gebruycklick, dan is allene der coninginne Vrouwe Marie sulcks ter eheren gescheet²⁾. Sint daerna bij tbussenhuys langes upt herenhoff gegaen ende sijn Gen. weder begrueth ende de voersz. presentatie laten doen, de sijn Gen. to dancke entfangen. Nota, dat sijn Gen. de wijn (na der heren presentatie) selffs hefft laten koeren ende in verscheyden vaten bij Jan van Goer laten affsteecken. Item de ossen oeck voert laten uuthweyden. Item nadem sijn Gen. hiir begeert worden, hefft de stadt et aventmael doen bereyden.

Nota, dat oeck geweldich van den bolwarcke aff geschoten.

1) Gedrukt bij Bor, Bijvoegsel van authentieke stukken II blz. 7-8.

2) Bij haar bezoek in 1545.