Saterdach 11 Julii 1579.
De van der snijderghylde contra N.; der wij len de van der snijderghylde oere vervallen broecke an de clederen van den snijdergesellen koenen bekomen, sullen se daeromme geholden sijn, de ander affgenomene clederen weder to restituerende, des wort Jan Lubbers verboeden, enige eenloopen snijdergesellen kamer offte behuysinge te verhuyren, daer se dat snijderampt solden moegen plegen.
A prandio.
De vant Goerecht hebben scryfftlick affgeslagen, den 10en penning den borger gelijckmetich te ghevende, sunder erboeden sich, der Generaliteit mit ener rheedlycker summen tho hulp ende stuyr te komende; weeren noch steden noch landen annex, vermoege furstlycke genaden van Gelder gegeven privilegien.
Bij den heren is geaccordeert, dat als 1½ veendlen up ter wacht gaen, dat dan het halve vendell sall besetten Drenckelerstoern, Oesterpoorte, Heerpoorte, het olde rondeell ende de Stenenpijpe. Ende dattet heele veendell sall alle de ander poorten, de Kranepijpe de binnen ende butenwacht besetten.
Des sullen alle poorten sdages oepen wesen ende in iider poorte sdages voer der homeye twe schyldtwachten sijn, wedertsijden een, elck sijn behoerlycke geweher in de handt hebbende bij verboerte des gewehrs, wel ter contrarien bevonden wort.
Sullen oeck de twe hoptluyden van de heele ende halver wacht de gantse wacht rontsomme binnen ende buten, soe vaecken hem guet duncket, moegen versichtigen ende bij wel gebreck gevonden wort, sal de eene hoptman den ander moegen penden ende daetlick een quaerte wijns affnhemen.
Des de gepandede hoptman den rotmester, de gebrecklick gevonden is ende de rotmester den rottgesellen voertdan, bij wel de schuldt bevonden worden, bij gelijcke pene sullen moegen penden ende de broecke daetlyck affnhemen.