Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Donderdach 12 Novembris 1579.Raedtsveldt ende de van der compaignieGa naar voetnoot1) contra heer Wigbolt van Ewsum voer sijn Gen. to Essen, weshalven wij affgedanckt. A prandio. Syndici scrijventGa naar voetnoot2) mit de geprentede remonstrance der van Antwerpen an de Generale Staten van een hoofft te erwehelende. De praelaet van Grijsemonnycken appellant contra de dijckrichteren van Woldendorp; versegelt. Everhardus de Raedt. Soe de heren hoofftmannen rapport gedaen onder anderen, dat sijn Gen. acte van wegen Ackema gefurdert, hefft men dese onderges ere ven passeert. Wij B. ende R. der stadt Groeningen doen kundt ende betugen midts desen: Alsoe der edele ende walgeboren heer heer Georg van Lalaing, grave tho Rennenbergh etc. onser gen. heer stadtholder, mit sampt de heren hooftmannen den | |
[pagina 478]
| |
hoochgeleerten doctor Rembertum Ackema, onsen medegeswoern raedtsvorwanter, tot enen secretarium up Con. Mats. gerichtkamer in Groeningen up seecker conditien bij provisie erwehelet ende gekoren, hebben wij demnah gedachten doctor Ackema voer erst den eedt, daermit he ons ende deser stadt verplichtet, mit sijnen ghoeden wille midts ende doer kraffte van desen verlaten, loss ende quijdt gegeven, belovende neffens dem, dat sodane erwhelinge ende kuer ydtz uuth den sittenden Raedt bescheen, kumpstichlick in ghener consequentie oft praejudicie sal getogen, interpreteert edder genomen worden. Tho oerkunde onser stadtz hiirupgedruckten signete. Ghegeven den 15 Novembris anno 1579. Upte voergestalte versekeringe van ghijselers is dit ondergeschreven inbracht worden. Wij B. ende R., oldt ende nije, sampt T., S.M. ende B.v.g. in Groeningen doen kundt ende bekennen in ende vermydts desen onsen brieve, dat wij hebben vrijwillich accepteert ende angenomen, accepteren oeck ende nemen alsnoch an in ende doer kraffte van desen sodane ordonnantie ende bevelch, als der durchluchtighst hoechgeboeren furst und heer der ertzhertoch etc., gouverneur ende capitein general etc., mit adviis van de princ Exe., den Raedt van State, sampt de Generale Staten tot hooghster verseeckerung, vrede ende eendracht tusschen Stadt ende Omlande rechtmetich und heylsamlick upgericht, decreteert ende entsloten ende hiir angehechtet is. Belovende oeck deselve ordinantie in alle haere puncten ende articulen stede ende vast in gehoersamer onderdanicheit tho willen ende sullen achtervolgen ende obedieren ende dat onder submissie van allsulcke pene ende correctie, als sijne hoocheit na exigentie ende gestalt der saecken sal moegen bevinden tho behoerende. Mit dem voerbedinge, dat oeck de van den Omlanden onder gelijckmetige acte na geboer constringeert ende geholden sullen worden, ergemelte ordonnantie in alle hoere puncten ende artikelen onverbrecklick na tho komen, te obedieren ende tachtervolgen, daermit recht ende justicie haeren geboerlycken effect ende voertganck gewinnen, alle gewalt ende daetlyckheit belet ende voergekomen ende also elck int sijne mit ghoede rechtmetige wege ende middelen mainteneert, beschut ende vredlyck gehandthavet moegen worden. Tho oerkunde huc usque ende in vestenisse van desen hebben wij B. ende R. upgemeldt onsen stadtsignete hiironder doen drucken. Actum den 18 Novembris anno 1579. |
|