Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Maendach 18 Januarii 1580.Sijn Gen. hebben desen ondergescreven affscheydt een erb. Raedt ende geswoernen, ondertekent ende versegelt, overantwoerdet, de vrijlatinge der ostagiers oft ghijselers angaendeGa naar voetnoota). Hiirup is voert dyt volgende concept van acte gemaeckt, datwelcke sijn Gen. gecommuniceert ende verlesen sijnde, is daermit vredich ende gesadicht westGa naar voetnoota). Dyt voergescr. durch B. ende R., oldt ende nije, hoeftmannen, taelmans, S.M. ende B.v.d.g. mede van wegen der borgerschafft geteeckent ende mitter stadtsignet bevestiget ende alsoe gelevert an handen van sijn Gen., hefft sijn Gen. daerentegens breven an de heren van Campen, als oeck an de ses ghijselers neffens een patente, ons eerst verlesen ende voerts togesteecken ende versegeldt behanden laten. Ende want sich de heren ende vrunde upgemeldt oeck voer de gantze gemeente verobligeert ende verbonden, hebben se wederomme verseeckeringe daervoer begeert, die hem oeck sunder enich wederspreecken geaccordeert, doch verclaerden de van de ghylden, dat se vredich, dattet de bouwmesteren van den ghylden in hoerder aller name na olden gebrueck allene doen solden, dan is entsloten, dat de oldermannen ende hoefflingen elck voer sijn ghylde ondertekenen solden, twelck also is gescheen; de oeverst onder de vendels eens getekent, solden daermet vulstaen; de absenten heft men to huys versocht ende aldaer elck gelijcksfals doen onderteeckenen. Het renversael van den ghylden ende van den borgerlycken regimenteGa naar voetnoota). |
|