Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Saterdach 13 Februarii 1580.

De heeren hebben verordnet ende deser tijdt voer noedich ingesehen, dat de van der wacht sodane versloten kysten, tonnen edder packvaten, als hiir vanbuyten werden inkomen sullen moegen visiteren ende doen oepenen, daer enige suspicie ofte mistrouwen up valt ende de hiirbinnen sullen verblijven ende neet stracks doergefuerth worden. 2.14.80

Nota, dat doctor Abel Francken seecker breven uuth Westerlandt¹⁾ thogeschyckt, deselve gelesen ende sijn Gen. behandet, is er doen vertoeven, des dan aller tsijden vast beswaerlick erwoegen ende ingesehen.

1) D.d. 11 febr. 1580, (Ingek. br.) waarop Alting in dorso schreef ‘de gedeputeerden van Westerland van de incomelingen van daer’, waarin gewaarschuwd werd voor aldaar verdachte personen, die naar Groningen uitwijken als Upke Douwes, Oene Wytzema, grietman van Dantumadeel, mr. Jan Dimmer, gewezen procureur generaal en andere; zij zullen tweedracht verwekken, daar zij in relatie staan tot de omgeving van Rennenberg. Zie Bijdr. Gesch. en Oudh. Gron. I blz. 89 en Fresinga, Memorien blz. 194, 195. Frankena heeft zich later verdienstelijk gemaakt t.o.v. de oprichting van de academie te Franeker (N. Ned. Biogr. W. VIII 565).