Saterdach 20 Februarii 1580.
Soe ende nahdem onse genedige heren ende oevericheyt uuth voerbede onser vrunden ende blootzvorwanten ende mede om meerder leeffte ende eendracht binnen deser stadt te onderholden guetlyck geneight zijn, ons ondergescreven weder in der stadt bij huys, wijff ende kynder tho laten komen ende ons te willen om de leeffte Godts verthijen ende vergheven, tghene daerinne wij ons upten 18 Augusti laestleden tegens onse geboerlycke oevericheit durch misvorstandt (leyder) verlopen ende vergrepen gehadt, twelcke ons alle samptlick ende elck bijsonder van grundt onses herten seer leeth is, woellen wij voer eerst onsen voersz. heeren ende oevericheit daervoer in aller demoeth ende onderdanicheit grootlyck bedancket hebben, belovende ons oeck hiirnaest tegens onse heeren ende oevericheit ende voerts tegens iidermennichlycken alsoe te willen ende sullen in aller onderdanicheit, reverentie, leeffte ende enicheit draegen ende holden, als des goede, vroemen, vreedlevende borgeren ende ondersaten eegen ende behoeren sall, offte bij gebreecke van dien anderen torn exempell, soewallvoer dese als andere thofallende (des Godt verhuede) mishandelinge corrigeert ende gestraffet te wordende nha behoeren. Tho oerkunde onse namen ende thonamen neffens onse mareken hiirondergetekent. Actum den 20 Febr. 1580. Hiironder stonden dese ses navolgende namen mit verscheyden handen geteeckent. Jasper Harmens, Johan Gerts, Luygen Schutemaker, Berent Bruntynck, Johan Wyllems, Johan Arents.