Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Donderdach 3 Augusti 1581.Juffer Swane Hoernken sal trott moeten verdagen laten. Borgermester Joachim Ubbena is bene mane van hiiruuth den heren Verdugo in de muete getogenGa naar voetnoot2). Heer Busthien ende heer Bartolt als cappellanen verordnet, om de penningen van Franchois Mayart te inventarieren neffens de verordenten van Taxis etc. Gewaernet van brandtstychters, de in der stadt hiir ende daer hoy ende huysen bij nacht ende ontijden hemelick solden willen in den brandt brengen. De schantz ende ingenomen huys bij Goer is den 1 Augusti doer hungersnooth upgegeven, daer Rypperda, drost van Sallandt, beyde Ittersum, Johan van Voerst ende der borgermester van Deventer Wenckum, dese sijn na Blijenbeecke gefuert. Der oeverster Iselsteyn, hoptman Koene (de Steenwijck to winter ingeholden), Sijmoen de Welscher synnen to Oldenzeel geholden. Der hoptman Eesschede (de hiir van der poorte ontlopen) is van Lubbert de Wale (wiens gevangen he oeck hiir gewest) up 1400 gl. ranson gesett, der hoptman Warmelo up 400 gl.Ga naar voetnoot3) Quaerenda pecunia primum est, virtus post nummos. De hoefflingen ende patriotenGa naar voetnoot4) Egbert Clant to Steem, Hayo Manningen swager, Johan Rengers tho Hellm,...Ga naar voetnoota)... van Ewsum, Christoffers zoen, hebben als commissarien uuth hoer schantze tho Reyde strenge mandaten an de van Duyrswoldt ende beyden Oldenampten uutgescreven, om 3 weecke langk, iider weecke 1½ jaertaxt promptelick up to brengen, hebben volgendts Reyda, Termunten, Oterdum etc. doen verbarnen, alsmede Woltersum durch de onse geplundert ende verbrandt. | |
[pagina 527]
| |
Hans van Roerda begerdt de credentz edder copia, de sijne Exe. doctor Roerda mitgegeven hadt, de neet bij der hant ende sunst bedencklick. |
|