Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Saterdach 11 Januarii 1586.

Marten Bousma tilber ghoeder sullen bij een radtzheer ende diener alhiir ende neet doer een doerwaerder van Lewerden rechtlick vercofft moegen worden,

[p. 655]

in bijwesent anders welt den vrunden beliefft. Nota, dat president ende Raedt sulcks versocht hadt, bij hoer gerichte de verkopinge sal gescheden¹⁾.

Wig. Battingk, na ertoender reconciliatie sal upten Zijl vor soldat moegen angenomen worden; selffs vormals landtsknecht gewest.

1) Zie ook Miss. prot. Alting II blz. 457^v brief van de stad aan de secrete raad d.d. 13 jan. '86 betreffende een klacht van de vrijvrouwe van Billy ‘van dat enige tugen, woenachtich in Vrieslandt, durch den heeren Con. Ma^ts praesident daerselffs binnen deser stadt in oher Gen. saken gerichtlick citeert ende examineert tho wordende, bij ons sol beleth edder vorhindert west zijn, moegen daerup in onderdaniger gehoersamheit neet bargen, woe wij voer langks gedachten heeren praesident ten versuecke van zijn weerden ende Ed. gewoentlick recht in civile saken over den onderdanen van Westerlandt (tegenwoerdich binnen Groeningen ballincxwijse residerende) voer ditmael tho exercerende guedtlick na der tijden gelegentheit geaccordeert, oeck het voersz. examen onder den selven luyden mit nichten versecht noch bespeert hebben. Oeverst dat onse ingeseten borgers ende onderdanen solden aldaer bij manere van rechtsdwanck voceert ende voerts examineert worden is bij ons gaer vrempt.’ Protest daartegen ‘midts dat oeck de missiven edder breve van placcaten, processiën ende anders, der voersz. stadtsborger ende ingeseten mede betreffende en angaende, neet an ergedachten heern praesident (woe noch onlangks geboert) sonder an B. ende R. na olden gebrueck... gescreven moegen worden.’