Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kinderverhalen (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kinderverhalen
Afbeelding van KinderverhalenToon afbeelding van titelpagina van Kinderverhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (27.73 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Babs van Wely



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kinderverhalen

(1963)–Hans Andreus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 180]
[p. 180]


illustratie

Het kerstboompje op de hei

Op een stuk hei stonden eens vier dennebomen bij elkaar, drie tamelijk grote en een heel kleintje. Een van die grote dennebomen zei:

‘Het is nu wel echt gedaan met de herfst. 't Wordt vinnig koud. 't Zal mij benieuwen of ze ons dit jaar zullen meenemen als Kerstboom.’

‘Kerstboom?’ vroeg het kleine denneboompje. ‘Wat is dat, een Kerstboom?’

‘O, daar hoef jij je niet mee te bemoeien’, zei de tweede grote

[pagina 181]
[p. 181]

denneboom. ‘Jij bent toch veel te klein om een Kerstboom te zijn.’

‘Best mogelijk’, zei het kleine boompje, ‘maar daarom mag ik toch wel antwoord op een beleefde vraag hebben?’

‘Hoor dat brutale onderkruipsel’, zei de derde grote denneboom. ‘Maar als je 't dan zo graag weten wilt: als je een Kerstboom wordt, dan word je eerst omgehakt en mee naar de stad genomen en daar op een gegeven moment in een huis gezet en volgehangen met allemaal versierselen...’

‘En vergeet de lichtjes niet’, zei de eerste denneboom.

‘Nee, natuurlijk niet. Versieringen, zoals ik dus zei, en dan krijg je allemaal kaarsjes op je takken, dat zijn lichtjes die branden kunnen, en 's avonds zitten de mensen en kinderen om je heen en zingen heel mooie liederen.’

‘De mensen zeggen altijd dat een Kerstboom een prachtig gezicht is’, zei de tweede boom. ‘Daarom kiezen ze ons er ook voor uit.’

‘Ja, misschien is het wel mooi om een Kerstboom te worden’, zei het kleine denneboompje, ‘maar als je dat bent, kom je hier dan nooit meer terug?’

‘Nee’, zei de derde grote denneboom, ‘dat niet. Het schijnt zelfs dat de mensen je na een dag of tien weggooien of dat kinderen je verbranden op straat. Maar toch is 't een hele eer om als Kerstboom te worden gekozen.’

‘Ze nemen ons dit jaar vast’, zei de eerste boom. ‘Verleden jaar hebben ze ons laten staan, maar nu zijn we nog met weinig - en de mensen hebben ons tenslotte nodig.’

En zo was het ook. Een paar weken later kwamen er enkele mannen die tegen elkaar zeiden, dat die drie bomen nu toch maar als Kerstbomen gekapt moesten worden. Dat kleintje niet, na-

[pagina 182]
[p. 182]

tuurlijk, dat moest wachten tot het een heleboel groter was.



illustratie

De bomen werden gekapt, weggedragen en op een vrachtwagen gegooid, die hortend en stotend over de hei wegreed. En daar stond het kleine denneboompje nu moederziel alleen. Het voelde zich plotseling zo treurig worden, dat het begon te huilen.

Dat hoorde een ekster die daar toevallig wat rondvloog.

‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg de vogel aan het boompje.

‘Ik sta hier helemaal alleen’, snikte het boompje.

‘Ja, dat zie ik. Moet je daarom huilen?’

‘Ja’, snikte het boompje.

‘Heb je dan geen familie?’

‘Ja, drie grote broers, maar die zijn er niet meer.’

De ekster keek eens met zijn scherpe ogen rond, zag de drie boomstompen en knikte begrijpend.

‘Natuurlijk voor Kerstmis’, zei hij.

‘Ja, voor Kerstmis’, snikte het boompje. ‘Ik sta hier helemaal alleen en zij worden versierd en krijgen lichtjes en alle mensen en kinderen kijken naar ze en zingen prachtige liederen.’

‘Maar later worden ze weggegooid’, zei de ekster.

[pagina 183]
[p. 183]

‘Nouja’, snikte het boompje, ‘dan hebben ze toch nog iets in hun leven gehad.’

‘Ach, je bent wel een heel klein boompje om hier zo alleen te staan’, zei de ekster. ‘Hoe zou je 't vinden als jij ook eens Kerstmis kon vieren?’

‘Ik ben veel te klein om een Kerstboom te zijn.’

‘Ja, voor de mensen. Maar toch niet voor de dieren. Als ik er nu eens voor zorg, dat jij ook volgehangen wordt met versierselen. En dan roep ik wat andere vogels bij elkaar en nog een eekhoorntje of zo - en dan komen we bij jou Kerstmis vieren. Lijkt je dat niet aardig?’



illustratie

‘Maar hoe komt U dan aan die versieringen?’ vroeg het boompje. ‘O, ik ben een ekster. Alles wat glimt of schittert of er een beetje

[pagina 184]
[p. 184]

aardig uitziet, dat neem ik mee en verstop ik. Ik heb wel honderd bergplaatsen waar de gekste dingen inzitten. Ik geloof zelfs dat ik in één van mijn bergplaatsen echte Kerstboomversiering heb.’

‘Maar daar bent U dan toch niet eerlijk aangekomen?’

‘Daar weet ik niets van’, zei de ekster boos. ‘Ik ben een ekster en eksters doen nu eenmaal zo. Nu, wil je of wil je niet?’

‘Ja, graag dan’, zei het boompje.

‘En je hebt het voordeel dat je later niet weggegooid wordt’, zei de ekster en hij lachte krassend. Daarop vloog hij weg.

Maar de dag vóór Kerstmis kwam hij terug, met allerlei versierselen in zijn snavel. Engelenhaar en kerstklokjes en zelfs een aantal blikken knijpertjes met stukjes kaars erin.

‘O, bent U toch gekomen!’ riep het denneboompje. ‘Ik had al helemaal niet meer op U gerekend.’

‘Ik mag wel een oneerlijke ekster zijn, maar mijn woord dat houd ik’, zei de ekster. En hij begon het boompje te versieren, wat gauw gebeurd was, omdat zo'n klein boompje natuurlijk al snel was volgehangen.

‘Zo. En blijf nou rustig staan en laten we hopen dat 't niet gaat waaien. Tot ziens’, zei de ekster. En hij vloog weer weg.

Maar een paar uur later, vlak voor het donker werd, zag het boompje een hele stoet dieren naar zich toekomen. De ekster voorop en achter hem zijn hele eksterfamilie - en daarna andere vogels, bosduiven en winterkoninkjes en roodborstjes en nog veel meer soorten, en ook een paar eekhoorns en een egel, en zelfs wat kikkers uit een meertje dat lag waar de hei ophield.

De ekster stak met een blinkende sigarenaansteker de kaarsen aan en de dieren gingen rond het boompje staan of zitten, en keken naar de flakkerende vlammetjes. En ze floten en koerden

[pagina 185]
[p. 185]

en krasten en kwaakten een lied, wat wel niet erg mooi klonk, maar de bedoeling was goed.

De volgende avond - eerste Kerstavond dus - en ook de tweede Kerstavond kwamen ze met zelfs nog meer dieren terug - en het Kerstboompje voelde zich trots en gelukkig met zijn mooie versiering en zijn echt brandende kaarsjes. En de dieren zeiden tegen elkander:

‘Laten we zorgen dat we volgend jaar wéér zo'n mooie Kerst hebben want dit boompje zal altijd onze eigen kerstboom zijn.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken